Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Na honderd jaren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Na honderd jaren

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

5.

We willen nader ingaan op het vijfde bezwaar uit het bezwaarschrift dat op de synode van Amsterdam werd ingediend. Op dit vijfde bezwaar willen wij uitgebreider ingaan dan op de andere vier bezwaren. De reden is dat het hier gaat om ongereformeerde leringen en voorstellingen.

We geven dit vijfde bezwaar nog even weer: “En eigenlijk is het ons een overwegend bezwaar voor gereformeerd te erkennen, wat door voorgangers der dolerende kerken in de laatste tijd in het publiek is uitgesproken en geleerd omtrent wedergeboorte en de Heilige Doop. Wij achten het overbodig dit nader te ontwikkelen. Om zelfs de schijn te vermijden, dat het ons om personen te treffen te doen zou zijn, noemen wij geen namen. Er is in ’t publiek genoeg over geschreven, dat u niet onbekend kan zijn.”

Zo is door Abr. Kuyper gesteld dat de wedergeboorte, dat is de aanvang van alle geestelijke leven, buiten de kerk als instituut om gaat. De kring van wedergeboren mensen strekt zich volgens Abr. Kuyper zo ver uit dat zelfs de heidenen, die nog nooit de naam van Christus hebben horen noemen, ook daartoe gerekend kunnen worden. In zijn catechismusverklaring komen wij deze gedachte tegen. De vraag wordt daarin aan de orde gesteld of de aanvang van het nieuwe leven ook daar aanwezig kan zijn, waar alle prediking van het Evangelie nog geheel ontbreekt. Abr. Kuyper schrijft (deel 2 pag. 290 en 291): “Van meer dan een zijde werd na lezing van het bovenstaande ons de vraag voorgelegd, in wat zin we bedoelden, dat we geen volstrekt recht bezaten, om alle heidenen die God niet kennen, als stellig en onherroepelijk verloren te beschouwen. Nu eist de Heilige Schrift wel, dat we een iegelijk als verloren zullen beschouwen, die onder het geklank des Evangelies geboren, dit Evangelie verworpen heeft. Dan is het hem een reuke des doods. Maar hierin ligt nog niet stellig, dat zo ook zonder onderscheid te oordelen is, waar alle prediking van het Evangelie nog geheel en ten enen male ontbrak.” Kuyper verwijst dan naar de Leerregels van Dordt, die ons aanraden niet te klein te denken van de barmhartigheden Gods. Vervolgens schrijft hij: “En met het oog hierop blijft het nu een open vraag, of er niet ook wel onder de heidenen zulk een daad Gods bij de een of de ander kan plaats grijpen.” Van deze zinsnede kunnen we zeggen dat het nog een voorzichtige formulering is. Maar in de volgende zin gaat Kuyper verder: “Hierop nu moet geantwoord, dat dit metterdaad geschiedt, want als de zending onder de heidenen uitgaat, kan niet een hunner geloven, tenzij God de Heere hem vooraf het vermogen daartoe verleent.” Deze zienswijze van Kuyper druist in tegen wat onze geloofsbelijdenis zegt in art. 24. Dat artikel zegt ondermeer: “Wij geloven dat dit waarachtig geloof in den mens gewrocht zijnde door het gehoor van het Woord Gods en de werking des Heiligen Geestes, hem wederbaart en maakt tot een nieuwen mens, en doet hem leven in een nieuw leven, en maakt hem vrij van de slavernij der zonde.”

In dezelfde lijn is in later dagen door dr. H.H. Kuyper geschreven: “de mogelijkheid, dat de Heilige Geest ook in de heidenwereld dit werk Zijner goddelijke genade bij de kinderen kan doen, wordt daarom door ons nier ontkent.” Hij stelt dat de wedergeboorte door de Heilige Geest zonder het Woord ook tot stand wordt gebracht.

De leer van de veronderstelde wedergeboorte, door Abr. Kuyper voorgestaan, heeft tot volstrekt onjuiste stellingnames geleid in de verenigde kerken. Zo heeft dr. A. Kuyper jr. geleerd dat al was Paulus jarenlang een Saulus, en al heeft hij de gemeente des levenden Gods uitnemend zeer vervolgd, toch moet gelden, dat hij de levend makende roeping ontving reeds bij zijn geboorte, en dat hij wedergeboren was van moeders schoot af. Hieruit moeten wij dus concluderen dat Saulus een wedergeboren vervolger was. U voelt de innerlijke tegenstrijdigheid. Hoe is het immers mogelijk dat een wedergeborene geen enkele vrucht des Geestes vertoont, maar wel blaakt van vijandschap tegen het werk en de Kerk des Heeren. Art. 24 van de geloofsbelijdenis zegt wel andere dingen aangaande de wedergeboren mens: “Zo is het dan onmogelijk dat dit heilig geloof ledig zij in den mens; aangezien wij niet spreken van een ijdel geloof, maar van zulk een, hetwelk de Schrift noemt een geloof, dat door de liefde werkt, dat den mens beweegt om zich te oefenen in de werken, die God in Zijn Woord geboden heeft.”

Wat zou van deze ver doorgevoerde leer van de veronderstelde wedergeboorte het gevolg zijn? Wie consequent is zou moeten zeggen tot wereldse catechisanten, die in allerlei opzicht tegen Gods Woord en Wet handelen: Ik veronderstel dat jullie wedergeboren zijt van je geboorte af. Dan zijn zij immers te vergelijken met Saulus die de gemeente van Christus vervolgde en die toen toch al wederom geboren zou zijn. Er moet dan niet tot de catechisanten gezegd worden dat zij wederom geboren moeten worden. De uiterste consequentie zou zijn dat predikanten, onderwijzers en ouders het aandurven en zeggen: Kinderen, jullie moeten onderstellen, dat je zonden vergeven zijn en dat je Christus bent ingeplant. Zou niet ieder voor zo’n redenering terug moeten schrikken? Wat is immers het gevolg van zo’n stellingname? Dat er velen rustig, maar onvernieuwd voortleven op weg naar het moment dat zij voor God gesteld zullen worden.

We hebben dit vrij uitgebreid weergegeven omdat deze zaken al volop aanwezig waren voor 1892. Hier hebben zij die bezwaar maakten tegen de vereniging van 1892 open oog voor gehad. Het gevaarlijke van de leer van de veronderstelde wedergeboorte was hen duidelijk.

Wat valt er voor ons uit te leren? Ik meen dat we vandaag niet zozeer de strijd hebben te voeren tegen de leer van de veronderstelde wedergeboorte. Maar zou er vandaag niet het levensgrote gevaar zijn van het veronderstelde geloof? Niet alleen dat het geloof verondersteld wordt in hen die keurig en onberispelijk leven, op wie uitwendig niets valt aan te merken, die trouw naar de kerk gaan, geen grove dingen doen en waar leer en leven uitwendig geen tegenstelling met elkaar vormen.

Het gaat in onze dagen nog verder. Er wordt blijkbaar ook geloof verondersteld bij hen die ontrouw zijn in de kerkgang. Op wie uitwendig echt wel het een en ander valt aan te merken. Bij wie leer en leven uitwendig helemaal niet vlekkeloos op elkaar aansluiten. Het komt voor in onze dagen dat men ’s morgens aangaat aan de bediening van het sacrament van het heilig Avondmaal en dat men ’s middags of ’s avonds geen behoefte heeft om naar de kerk te gaan. Dan blijkt het soms een open vraag te zijn wat men van zulken denken moet. Alsof de boom niet aan de vruchten wordt gekend. Alsof men zelf door zo’n handelwijze niet duidelijk aangeeft hoe het van binnen is gesteld.

Het klinke ook vandaag door in prediking en pastoraat wat de Zaligmaker heeft gezegd tot Nicodemus: “Voorwaar, voorwaar zeg Ik u, tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.” Dit geldt ook hen op wie uitwendig niets valt aan te merken. Laten we ertegen mogen waken ons te verheffen boven anderen die er blijk van geven in hun handel en wandel geen ernst te maken met de dingen der eeuwigheid. Want al leven we stipt, al valt er uitwendig geen vinger op een mens te leggen, dat wonder van de wedergeboorte blijft noodzakelijk. Er zij gebed voor hen die uitgaan van een verondersteld geloof. De Heere opene de ogen aleer het voor eeuwig te laat is. Hij werke nog wonderen in onze dagen. Zolang de zon en de maan er zullen zijn, zal Zijn werk immers voortgaan. “Zij zullen u vrezen, zolang de zon en de maan zullen zijn, van geslacht tot geslacht.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 1992

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Na honderd jaren

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 mei 1992

Bewaar het pand | 12 Pagina's