Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederlandse Geloofsbelijdenis

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

38.

Van het afdoen der ceremoniële wet In een apart artikel wordt gesproken over het afdoen der ceremoniële wet.

We kunnen dus zeggen: dat is de inhoud van artikel 25. Toch zal het ieder niet gelijk duidelijk zijn, waarom het hier eigenlijk gaat. Daarbij zal ook de vraag op kunnen komen, waarom juist op déze plaats in onze belijdenis hiervan gewaagd wordt. Het zal daarom goed zijn om aan deze twee “waaroms” enige aandacht te geven.

Allereerst dus: “waarom gaat het hier eigenlijk? Wel, hier wordt in het opschrift de ceremoniële wet genoemd. Daar hebben we op de catechisatie al van gehoord. Het behoorde tot de geëigende vragen, welke onderscheiden wetten de Heere aan Israel gegeven had. We zullen ons ook nog het antwoord herinneren. Het gaat om drie soorten wetten: 1. de wet der zeden of de tien geboden; 2. de burgelijke wet tot regeling van het staatsbestel en de samenleving in Israel; 3. de wet der ceremoniën, al de verordeningen voor de eredienst van Israel.

Het is nu van belang het onderscheid te zien tussen de wet der zeden en de ceremoniële wet. We kunnen het ook anders zeggen: tussen de tien geboden en de ceremoniën der Wet, waarbij we ons wat meer bij het spraakgebruik van de tekst in artikel 25 en die van de tijd der reformatie aansluiten. Zakelijk maakt het voor ons weinig verschil. Welnu: de tien geboden bevatten de regels voor het leven naar Gods wil en zijn voor alle tijden gegeven. Door de komst van Christus is daar principieel geen verandering in gekomen. Ten aanzien van de ceremoniën der wet is het anders. Zij zijn door Christus vervuld en zijn “ten aanzien van hun gebruik” (Calvijn) afgeschaft.

Dáárom gaat het nu in artikel 25: de ceremoniën der wet gelden, wat het gebruik betreft, niet meer in de Nieuw-Testamentische bedeling. Ondertussen wordt wel beleden, welke betekenis ze nu nog hebben.

Dan hier nog de vraag: waarom op déze plaats in de belijdenis? Het gaat hier nog steeds om Christus, Zijn Persoon, Zijn werk, Zijn weldaden hebben we al gezien. Nu wordt hier de eer van Christus onderstreept. Tegenover hen die vast willen houden aan de ceremoniën der wet wordt eigenlijk weer goed van Hem gesproken, zoals ook tegenover hen, die door elke betekenis van die ceremoniën een schrap hebben gegeven.

Zo is het een goede zaak om naar dit artikel te luisteren: “Wij geloven, dat de ceremoniën en figuren der Wet opgehouden hebben met de komst van Christus, en dat alle schaduwen een einde genomen hebben; alzo dat het gebruik daarvan onder de Christenen weggenomen moet worden; nochtans blijft ons de waarheid en substantie daarvan in Christus Jezus, in Dewelke zij haar vervulling hebben. Intussen gebruiken wij nog de getuigenissen, genomen uit de Wet en de Profeten om ons in het Evangelie te bevestigen, en ook om ons leven te reguleren, in alle eerbaarheid, tot Gods eer, volgens Zijn wil.”

Schaduwdienst

Er wordt hier iets gezegd van de schaduwendienst onder Israel. Woorden als “ceremoniën en figuren” herinneren daaraan. Bij “ceremoniën” zullen we hier te denken hebben aan de heilige handelingen naar de wet Gods: besnijdenis, Pascha, reinigingen, offeranden, vasten. Met “figuren” worden bedoeld de heilige voorwerpen, die in de tempel stonden: brandofferen reukofferaltaar, de gouden kandelaar, de tafel der toonbroden, de ark. Uiteindelijk gaat het om alles en om allen, waarvoor en voor wie God een plaats bepaald heeft in Israels eredienst. We kunnen ook niet voorbijgaan aan de heilige plaatsen (tabernakel, tempel) en de heilige personen (levieten, priesters en hogepriester).

Heel de Oud-Testamentische eredienst was gericht op Christus. De heilige handelingen, plaatsen, personen en tijden waren een schaduw van Christus. Waar de schaduw is, moet ook een persoon zijn. Zo was Christus in de plechtigheden en offeranden der Wet. Zonder Hem is alles in de eredienst ijdel. God had die dienst gegeven om Hem te prediken opdat het volk naar Hem zou uitzien. Zij waren als “kinderen” die door de ceremoniën en figuren onderwezen moesten worden. Helaas verstond het volk uit zichzelf van die prediking in onbekeerlijkheid en blindheid niets. Zij meenden vaak dat het uitwendig waarnemen van de dienst genoeg was zonder het onderwijs des Heeren in de noodzaak van verzoenende genade te verstaan. Niettemin deed dit niets af van de rijke prediking die er van de ceremoniële dienst uitging. We kunnen bijv. denken aan de ark des Verbonds. Die ark boodschapte Gods tegenwoordigheid in en om Christus. Het volk verstond die prediking niet en gebruikte die ark buiten de bekering van het hart en het ware geloof om in de strijd tegen de Filistijnen. Hoe vreselijk kwam het uit dat de Heere hen in die weg tegenkwam. Nochtans bleek het later, dat de Heere dat teken liet spreken bij de wederkeer van de ark.

Onze belijdenis doet niet mee aan het verachten van het Oude Testament. Zo wordt hier in dit gedeelte de ceremoniële dienst verbonden aan de komst van Christus. Er is maar één Verbond der genade, maar één Middelaar Gods en der mensen, maar één weg tot zaligheid, die onder het Oude- en Nieuwe Testament geboodschapt en gekend wordt. Alleen voor Israel was de vervulling er nog niet. Er was nog niet de rijke bedeling van de gekomen Christus en het volbrachte werk. Het was er alles in de schaduwen, waardoor het ware geloof mocht uitzien naar de vervulling.

Opgehouden

De ceremoniën en figuren hebben opgehouden met de komst van Christus. Toen Christus verschenen is en Zijn werk heeft volbracht, kon én moest de schaduwendienst verdwijnen. Wat ging er van het gescheurde voorhangsel een sprake uit tot het eigengerechtige Israel. Vanuit de hemel werd de dood van de Hogepriester naar de ordening van Melchtizedek verkondigd in dat gescheurde voorhangsel. zijn enig en volkomen offer als de weg voor een verloren zondaar om met God verzoend te worden werd daar luid geboodschapt. Nu niet meer de tempel, de priesters, de offeranden, maar alléén Christus, Zijn werk en Zijn offer kunnen God behagen.

Voor een tijd had God die dienst der ceremoniën gegeven om heen te leiden naar die vervulling. Doch als de vervulling er is dan is die dienst voorbij!

Het gebruik weggenomen

Een van de achtergronden van artikel 25 was ongetwijfeld de Roomse eredienst, die vooral Calvijn als een groot gevaar beschouwde. Meer dan Luther doorzag hij het tekort doen aan het werk van Christus en het tegemoetkomen aan de eigengerechtige godsdienst in de Roomse liturgie. Hij schrijft er uitvoerig over in de Institutie boek IV, hoofdstuk X: “Zo wordt tegenwoordig door het schouwspel van de ceremoniën niet alleen het ongeleerde volk, maar ook ieder ander, hoe meer hij door menselijke wijsheid opgeblazen is, op wonderlijke wijze gevangen. En de huichelaars en dwaze vrouwtjes menen, dat niets schitterender en beters bedacht kan worden. Maar zij, die dieper onderzoeken en meer naar waarheid, naar de regel der vroomheid overwegen, wat zovele en zodanige ceremoniën waard zijn, begrijpen in de eerste plaats, dat het beuzelingen zijn omdat ze geen nut hebben, en verder dat het begoochelingen zijn, omdat ze de ogen der toeschouwers met ijdele praal bedriegen”. De Roomse kerk leert schijnbaar ook dat de dienst der ceremoniën in de Nieuw-Testamentische bedeling vervuld is. Alleen: die vervulling heeft volgens Rome niet alleen plaats gekregen in Christus maar ook in Zijn Kerk. In de kerk worden de ceremoniën “in vervulling” onderhouden. Zo is het kerkgebouw met het misoffer de vervulling van de tempel te Jeruzalem. Het onbloedige offer van de mis de vervulling van de offeranden enz.

Duidelijk stelt onze belijdenis daartegenover dat het gebruik daarvan onder de christenen weggenomen moet worden. Onze vaderen hebben het geweten dat zo’n eredienst niet van God bevolen is in het Nieuwe Testament. Zij voelden, hoe daardoor de neiging naar de verdienstelijkheid der goede werken versterkt werd. Zij waren bevreesd voor een uiterlijke godsdienst in allerlei vormendienst, die ook zo gemakkelijk door zo’n eredienst bevorderd heeft.

Laten ook wij vrezen voor een liturgie in de kerk, die in deze richting gaat. Het is hier niet de plaats om daar uitvoerig op in te gaan. We willen graag pleiten voor een eredienst waarin alles met orde en ere gebeurt. In de liturgische vormen moet ook de eerbied betracht worden. Dat zijn geen onverschillige zaken al zal er in de kerk naar bepaalde gewoonten verschil zijn. Maar we moeten vrezen voor een verdringing van de sobere liturgie. Heel vaak betekent dat ook verdringing van de prediking van zonde en genade.

Ik mag hier aanhalen woorden van wijlen prof.dr. K. Schilder tijdens college naar aanleiding van dit artikel: “houdt het liturgisch streven in de gaten! Zo’n beetje poespas gaat er altijd in. Waarom? Omdat een gebaar zo’n gemakkelijk ding is; daar kan iedereen ’t mee vinden, maar het Woord maakt tegenstellingen!”

Blijvende betekenis

Onze belijdenis wil aan het eind de blijvende betekenis van het Oude Testament, ook in de openbaring rond de ceremoniële dienst, onderstrepen. Het gaat om de openbaring van Christus. Hij was in die dienst. Hij is de wezenlijke inhoud daarvan. Nu de vorm er voor ons niet meer is, blijft het wezen. Het bevat toch ook de vermaning om zo de schriften van het Oude Testament, ook die van de ceremoniën zó te verstaan en zó te bespreken. Niet blijven staan bij de vorm, maar door het onderwijs van Gods Geest door te dringen tot de wezenlijke betekenis. Het is een verarming als die schriften gesloten blijven in de bediening van Gods Woord, zoals trouwens ook als er op allerlei manier uitgehaald wordt wat er niet in zit.

Zo blijft het getuigenis uit de Wet, uit het gehele Oude Testament een bijzondere betekenis houden. De Heere wil ze gebruiken om Christus er door te leren kennen. Het geloof ontvangt bevestiging ook uit die gedeelten door de Heilige Geest. Zo wordt ook het werk van Christus verklaard voor het hart mede door deze getuigenissen. Om ook vanuit dat Woord Gods wil te verstaan en daarnaar te leven. Zo blijft ook dit gedeelte het onfeilbare Woord van God, dat tot zaligheid onderwijst.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juni 1992

Bewaar het pand | 10 Pagina's

Nederlandse Geloofsbelijdenis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 juni 1992

Bewaar het pand | 10 Pagina's