Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wonderlijke toerekening

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wonderlijke toerekening

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

“En Die de harten doorzoekt, weet, welke de mening des Geestes zij, dewijl Hij naar God voor de heiligen bidt”

We worden hier geplaatst voor Gods alwetendheid. “Niets is, o Oppermajesteit, bedekt voor Uw alwetendheid”. Het binnenste van ons ligt voor God open en bloot. Hij weet precies wat daarin is. Graag willen we het bedekt houden en Gods aandacht meer op de buitenkant van ons leven richten. Evenwel - dat is onmogelijk. God doorzoekt het hart.

In het ziekenhuis gaan mensen door de scanner. Op het beeldscherm wordt alles zichtbaar. Zo is voor God heel ons binnenste zichtbaar. Dus hier baat niet een gedaante van godzaligheid, mooie woorden, uiterlijke rechtzinnigheid. Hier baat ook niet bedekking van zondelusten en zondebegeertes, van ongeloof en vijandschap. Het zegt ook dat de Heere afweet van zielsverlangen, van tranen over Godsgemis, over bedreven kwaad, van uw zuchten en van uw zorgen.

Toch is dat doorzoeken van de Heere gericht op iets speciaals. Allereerst moeten we zeggen: het doorzoeken heeft plaats in het hart van Gods kinderen. Deze worden heiligen genaamd. Dat niet omdat ze geen Adamskinderen zouden zijn. Door het licht van Gods Geest gaan ze zichzelf kennen als onheilig. Zij leren heen-vluchten naar Jezus Christus. Achter Jezus Christus dan ziet God geen zonde meer in Zijn Jakob en geen overtreding meer in Zijn Israel. Achter Christus is een goddeloze en een onheilige rechtvaardig en heilig, ‘t Gaat er dus om of u achter Christus bent, of u achter Hem en Zijn bloed leert schuilen, ‘t Gaat erom of u door het ware geloof aan Hem verbonden bent.

In zulke levens is de grote Doorzoeker bezig. Nog nader gezegd, meer in overeenstemming met het tekstverband, - hier worden zij bedoeld voor wie het Pinksteren is geworden, die de gave van de Heilige Geest hebben ontvangen, die wedergeboren zijn door de levendmakende Geest. Daar komt het altoos op aan. Zonder die Geest blijven wij midden in de dood. Door die Geest leven, eeuwig leven.

Wel - in de harten van dezulken is de Heere bezig met doorzoeken. Altijd weer. En daarom weet Hij. Hij weet het zo heel duidelijk. Zijn kinderen weten het soms niet meer. Temidden van bestrijding, aanvechting, benauwing door satan, als de boze lusten van het overgebleven vlees weer zo sterk zijn, als de onheiligheid zo ervaren wordt, wat kan dan al het weten overboord gaan. Echter de Heere weet! Vanwege Zijn doorzoeken. Dus op grond daarvan.

Waar zoekt de Heere naar? Speurt Hij naar uw zuchten, naar uw bidden? Hoe zou dat kunnen?

Paulus heeft gezegd: wij weten niet, wat wij bidden zullen, gelijk het behoort. De Heere zoekt naar het Geesteswerk, naar het bidden van de Geest in het hart van Zijn kind!

Och wat denkt dat kind vaak dat het van zijn bidden afhangt. Het moet dan nog leren dat zaligworden alleen maar Gods werk is, dat alles uit Hem is en door Hem en daarom tot Hem. Omdat het eenzijdig is daarom worden zondaars zalig.

Wat weet de Heere nu op grond van Zijn doorzoeken van het hart van Zijn kind? Wel - wat de mening van de Geest is daar in het hart. Met andere woorden: wat is de gedachte van de Heilige Geest, wat brengt Hij onder woorden, wat bedoelt Hij? Dit wordt duidelijk aangegeven in wat volgt: Hij bidt naar God voor de heiligen.

De Heilige Geest is dus de Voorbidder in Gods kind. Hij bidt ten behoeve van de heiligen. De rijkdom van de Pinkstergave treedt hier naar voren, komt hier in het volle licht: Zijn werk als Voorbidder. En dat werk is volmaakt. Daar zitten geen mankementen aan, geen defecten, geen gebreken. Want het is naar God. Dat wil zeggen precies overeenkomstig de wil van God, zoals het Hem alleen behagen kan. Een gebed zoals God het wil horen en daarom kan verhoren.

Wat dunkt u - zou de Geest bedoelen een halve oplossing, een halve bekering, een half leven uit Christus, een half leven tot eer van de Heere? Zou de Geest bedoelen dat er nog vlees tegenover Hem zou blijven? Zou de Geest bedoelen slechts een ogenblik proeven en smaken dat de Heere goed is? Een moment van de wondere nabijheid van de Heere in Christus van verwondering over de genade Gods, van Borgarmen, van de eeuwige liefde van Gods Vaderhart? Neen toch! De Geest bedoelt de volkomen zaligheid en heerlijkheid, omdat Hij bedoelt de volkomen heerlijkheid van Jezus Christus en de volkomen heerlijkheid van God.

Die mening, die bedoeling weet de Doorzoeker van het hart, en het gebed dat de Geest als Voorbidder doet dat hoort en verhoort God en omdat het Hem behagelijk is.

‘t Is diep beschamend: ik weet niet te bidden gelijk het behoort. Mijn bidden is niet naar, niet in overeenstemming met de wil van God, gaat soms dwars tegen die wil in. Er is ook rijke troost. De Geest leert bidden naar, in overeenstemming met de wil van God. Verder nog. God ziet het bidden van de Geest aan als mijn bidden. Hij rekent zonder enige verdienste mijnerzijds, uit louter genade, mij toe het bidden van Geest, alsof het mijn bidden is.

Waarlijk - hier is sprake van wonderlijke toerekening.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 september 1992

Bewaar het pand | 10 Pagina's

Wonderlijke toerekening

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 september 1992

Bewaar het pand | 10 Pagina's