Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nederlandse Geloofsbelijdenis (44)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederlandse Geloofsbelijdenis (44)

Schuldig zich bij de ware Kerk te voegen

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met artikel 28 hebben velen moeite. We kunnen dat begrijpen als we zien, waarom het in dit artikel gaat. Centraal staat hier de roeping van ieder om zich bij de ware Kerk te voegen.

Het opschrift is in dit opzicht niet onduidelijk: “dat een iegelijk schuldig is zich bij de ware Kerk te voegen”.

In een tijd van weinig waardering van de Kerk in het licht van Gods Woord spreekt dit niet aan. Er is vandaag een brede stroom van mensen, die zich meer verwant voelen met de opvatting, dat het niet om de Kerk gaat maar om het Rijk Gods en de wereld. De Kerk is er voor de wereld. Niet ieder zal zich even sterk uitdrukken maar toch wordt ook dan “de toewending van de Kerk naar de wereld” eenzijdig benadrukt, terwijl er weinig oog is voor de Kerk als de vergadering der gelovigen en als het lichaam van Christus. Soms gaat men nog verder en horen we dat de Kerk er niet alleen is, waar gelovigen samenkomen maar ook daar, waar mensen zich inzetten voor de gerechtigheid in deze wereld. Er zou behalve de Kerk, zoals wij die zien, ook nog een “verborgen kerk” zijn. Velen, die van deze theologische gedachten over de Kerk niets weten, laten in de praktijk dezelfde klanken horen. Het komt op het geloof aan, zegt men. Wat dan onder geloof verstaan wordt, blijft in het duister. Je kunt in ieder geval ook “buiten de kerk geloven”. Waarom zou je naar de kerk gaan en van de kerk lid worden?

We moeten eerlijk zeggen dat er ook anderen zijn, die achter dit artikel een vraagteken zetten. Dat vraagteken zet men dan eigenlijk niet achter de hier beleden waarheid, maar achter de mogelijkheid van beleving in deze tijd. Gelet wordt op de treurige toestand van de kerk. Het uiterlijk en innerlijk verval in de kerk is zo groot dat het niet mogelijk is om zich bij die kerk te voegen. Men stelt, dat de zichtbare openbaring van de kerk althans in eigen omgeving verdwenen is. Daarom leidt men een onkerkelijk leven zonder enige band aan de kerk. Nu behoeven wij niet te oordelen over allerlei plaatselijke omstandigheden, die voor hen, die Gods Woord beminnen, moeiten brengen. Het gaat echter om het gevaar dat de Kerk des Heeren niet gewaardeerd wordt naar Gods Woord. We kunnen er dan niet aan voorbijgaan dat het, óók onder ons, niet denkbeeldig is.

Daarom is het goed om naar dit artikel te luisteren, dat vanuit de betekenis van de Kerk de noodzaak om zich bij die Kerk te voegen onderstreept: “Wij geloven aangezien deze heilige vergadering is een verzameling dergenen, die zalig worden en dat er buiten haar geen zaligheid is, dat niemand van wat staat of kwaliteit hij zij, zich behoort op zichzelf te houden om op zijn eigen persoon te staan, maar dat zij allen schuldig zijn, zichzelf daarbij te voegen en daarmee te verenigen...”

Buiten haar geen zaligheid...

Buiten de Kerk geen zaligheid! Het staat werkelijk in onze Nederlandse Geloofsbelijdenis. Lijkt ons haast vreemd. We zijn geneigd zulke woorden te beschouwen als een uiting van kerkelijke hooghartigheid. We kunnen het nog begrijpen dat de Roomse kerk deze uitspraak hoog houdt, maar menen toch dat ze in het reformatorisch belijden niet thuis horen.... Zo wordt toch voor het besef van velen de Kerk een plaats gegeven, die haar niet toekomt. Eigenlijk een plaats naast Christus. Buiten Hem is er geen zaligheid. Dit mag toch niet van de Kerk gezegd worden!

We moeten geen al te gemakkelijke oplossing zoeken om deze woorden te verstaan. Men zegt bijv. wel: het gaat hier om de onzichtbare Kerk. Buiten die Kerk is geen zaligheid. Dat is in strijd met dit artikel zelf. Dan spreekt trouwens de noodzaak om zich bij de ware Kerk te voegen, in het geheel niet meer. Het doet ook geen recht aan het verstaan van deze woorden in de tijd der reformatie. Dat deze woorden hier opgenomen zijn getuigt ervan, dat in die tijd de Kerk des heeren naar Gods Woord beleden werd: als de vergadering der gelovigen maar ook als de plaats waarbinnen God de zaligheid door Woord en Geest wil schenken.

De uitspraak “buiten de Kerk geen zaligheid” is verbonden aan de kerkvader Cyprianus. Het was er hem niet om te doen de zaligheid te verbinden aan het uiterlijk lidmaatschap van de Kerk. Zo zou de kerk het instituut worden, waarin vanzelfsprekend de zaligheid werkelijkheid is. Cyprianus benadrukte de band van de Kerk aan Christus en het heil, dat in Hem geopenbaard is. Binnen die Kerk wil de Heere Zijn heil schenken. Hij wees op de ark van Noach. Het was de beslissende zaak binnen of buiten die ark te zijn. Aan die ark had God de belofte van behoud verbonden. Bij Cyprianus zijn “buiten Christus geen zaligheid” en “buiten de Kerk geen zaligheid” aan elkaar verbonden. De Kerk des Heeren is de gemeenschap, waarbinnen de Heere door Zijn Woord en Geest de gemeenschap met Christus werkt en schenkt.

In die zin mogen we deze woorden verstaan. Niet in de Roomse zin van: buiten ons kerkelijk instituut, buiten de paus geen zaligheid. Niet in de kerkistische zin: buiten onze kerk geen zaligheid. Hoe vaak komt het niet voor dat een kind van God buiten de grenzen van eigen kerk als niets geacht wordt! Het kan soms “goed gaan” in een gesprek en ineens: o, ben je., en dan volgt de naam van de kerk, waarbinnen het toch eigenlijk onmogelijk is bekeerd te worden. We kunnen wel zeggen dat dit niet gezegd wordt in artikel 28. Er staat niet: buiten de Kerk geen zalige. Er zijn wolven binnen de kerk en schapen buiten de kerk. Hier spreekt de achting voor de Kerk des Heeren. We kunnen denken aan de woorden van Brakel in de Redelijke Godsdienst: “De kerk is de eer van Christus, daar wordt Christus beleden en uitgeroepen over de gehele wereld; die is als een Banier op een berg om daarhenen te verzamelen; die is een Stad op een berg, het licht schijnende in de duisternis; het middel, waardoor de waarheid wordt bekendgemaakt en bewaard; het middel van de bekering der zielen; daarom is een ieder verplicht hiertoe te helpen, door zich tot de Kerk te voegen”.

De bijzondere betekenis van de Kerk verplicht. Het is in dat licht naar Gods Woord erg de Kerk des Heeren te verachten. Het is het verachten van de Kerk als het Lichaam van Christus en van Kerk als het middel, dat God gebruikt om door Woord en Geest Zijn genade te schenken.

We kunnen hier de woorden van Calvijn citeren uit de Institutie, die licht geven over deze uitspraak: “Maar aangezien nu ons voornemen is te handelen over de zichtbare kerk, zo laat ons reeds alleen uit de naam “moeder” leren, hoe nuttig, ja noodzakelijk de kennis omtrent haar voor ons is; dewijl er geen andere ingang is tot het leven, indien zij ons niet in haar schoot ontvangt, baart, ons voedt aan haar borsten, en eindelijk onder haar hoede en leiding neemt, totdat wij, na het sterfelijke vlees afgelegd te hebben, gelijk zullen zijn aan de engelen”, Hier gaat het niet om kerkelijke hoogheid, maar om de erkenning van wat wezenlijk tot de Kerk des Heeren behoort!

Onderhoudende de enigheid

Artikel 28 werkt op een aparte manier uit, hoe men zich tot de ware Kerk moet voegen en zich met haar verenigen: “onderhoudende de enigheid der Kerk, zich onderwerpende aan haar onderwijzing en tucht, de hals buigende onder het juk van Jezus Christus, en dienende de opbouwing der broederen naar de gaven die hun God verleend heeft, als onderlinge lidmaten eenszelfden lichaams”.

Het eerste hier is: het onderhouden van de eenheid van de Kerk. De eenheid is een wezenskenmerk van de Kerk des Heeren. De ware gelovigen vormen samen het lichaam van Christus. Dat lichaam is één. Door dat lichaam stroomt hetzelfde bloed. Eén Geest leidt hen. Eén geloof verbindt aan Christus en elkaar. Zij dienen één Heere. Het is de roeping van de gelovige om die eenheid te onderhouden.

Het tweede is: het zich onderwerpen aan haar onderwijzing en tucht. De Kerk is tot onderwijs geroepen. In de kerkdienst komt dat uit. Daar wordt het Woord Gods gepredikt in verklaring en toepassing. Daar is het onderwijs in de weg tot de zaligheid en in de verborgenheden der genade. Daar wordt ook onderwezen de wandel vanuit Christus naar Gods geboden. Daar is ook de tucht van het Woord. De zonden worden daar ontdekt. Gewaarschuwd wordt voor de straf op het leven in de zonde. Daar wordt de tucht toegepast.

Onze belijdenis spreekt van een onderwerpen aan onderwijzing en tucht. Het is roeping. Toch: hoe goed is die onderwerping voor het ware geloof! Als de kerkdienst gebruikt wordt tot ontdekking van eigen ongerechtigheden, als het onderwijs uitdrijft tot God in Christus... Dan is het Woord dat onderwijst goed en geeft het door Gods Geest vrucht in het leven.

Het derde is: buigend onder het juk van Christus. Hij heeft bevelen gegeven aan Zijn Kerk. Eigenlijk zijn al de inzettingen des Heeren het juk van Christus. Denk eens aan de kerkdienst zelf, aan de sacramenten van Doop en Avondmaal, aan het onderhouden van Gods dag. Het is een heilige roeping om onder Zijn bevelen te buigen. Maar dan juist als “onder het juk van Christus”. Hoe wordt dat in de beleving van de dienst des Heeren als een goede zaak ondervonden. Het is geen zwaar en knellend juk voor het ware geloof. Zijn juk is zacht en Zijn last is licht! Zijn bevelen zijn bevelen Zijner liefde.

Het vierde is: dienend de opbouw der broederen... Hier spreekt de roeping tot de beoefening van de gemeenschap der heiligen. God heeft ieder persoonlijk gaven gegeven en eist die tot welzijn van elkaar aan te wenden. Ieder moet “zich schuldig weten zijn gaven ten nut en ter zaligheid der andere lidmaten gewilliglijk en met vreugde aan te wenden”. Zo openbaart zich het levend geloof in het onderwijs aan elkaar, in het daadwerkelijk hulp bieden bij de noden van de andere leden.

Hoe is het?

Als we dit eerste gedeelte van artikel 28 lezen dan kunnen we niet voorbijgaan aan de ingezonken toestand van de Kerk des Heeren van vandaag. Terecht wordt hier beleden dat ieder schuldig is zich bij de ware kerk te voegen. Daar mag niets van af gedaan worden.

Maar dan is deze belijdenis ook tot onderzoek van de Kerk van vandaag! Moeten we dan niet zeggen dat de zaken, die hier ondersteld worden, vandaag zo weinig uitkomen in de

Kerk des Heeren? We kunnen noemen: de eenheid, het onderwijs, de tucht, de gemeenschap der heiligen. Hoe verbroken is de eenheid onder die God vrezen. Wat is in het onderwijs door de prediking weinig de kracht van het Woord Gods en van het leven der genade. Wat worden de zonden weinig bestraft. Hoe weinig komt de liefde onder elkaar uit. De roeping tot ieder om zich bij de Kerk te voegen bevat een roeping tot wederkeer voor de Kerk. Tot ontwaking. Om door de Heilige Geest in verootmoediging voor God weer openbaar te komen in de beleving van het waarachtig kerkzijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 oktober 1992

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Nederlandse Geloofsbelijdenis (44)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 oktober 1992

Bewaar het pand | 12 Pagina's