Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nederlandse Geloofsbelijdenis (49)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederlandse Geloofsbelijdenis (49)

Wettige verkiezing en gezag (I)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In artikel 31 lezen we weer van de dienaren des Woords, de ouderlingen en diakenen. Het gebeurt in aansluiting van wat we vorige keer hebben gezien. Toen werden deze drie ambten al genoemd. Zij zijn naar Gods Woord gegeven tot de regering van de Kerk des Heeren.

De Heere regeert Zijn kerk Zelf. Hij heeft daar het hoogste gezag. Hij oefent dat uit door Zijn Woord. Hij doet dat echter niet onmiddellijk door Zijn zichtbare tegenwoordigheid of de Engelen. Hij gebruikt “een of ander mensje uit het stof opgerezen” (Calvijn). In Zijn goedheid mogen mensen dienen tot de geestelijke bouw van Zijn Huis. Die gerichtheid sprak door heel het laatste artikel heen.

Nu gaan we naar artikel 31. Dat handelt, als we het samen mogen vatten, over: hoe de dienaren des Woords, de ouderlingen en diakenen tot hun ambt komen en welk gezag zij hebben.

Ook hier blijkt het, hoezeer onze belijdenis in alles wil spreken naar Gods Woord. Ten aanzien van de weg tot de ambten en de waardering van de ambten mogen geen menselijke gedachten en inzettingen leiding geven. Het gaat ook daarin om de wil van Christus, zoals deze in de Heilige Schrift is geopenbaard. Het mag en kan niet anders. Onverminderd gaat het om de geestelijke bouw van het Huis des Heeren. Zou er dan niet geluisterd moeten worden naar wat de Heere van dat huis zegt? We horen het al gelijk doorklinken in het eerste gedeelte van dit artikel.

“Wij geloven, dat de Dienaars des Woords Gods, de ouderlingen en diakenen tot hun ambten horen verkoren te worden door wettige verkiezing der Kerk, met aanroeping van de naam Gods en goede orde, gelijk het Woord Gods leert”.

..door wettige verkiezing der Kerk...

Iemand mag alleen in de kerk tot het ambt komen door wettige verkiezing der Kerk. In het kort wordt dit hier beleden. De roeping van de ambtsdragers is principieel verbonden aan de verkiezing der gemeente.

In het boek Handelingen blijkt het, dat dit zo in de eerste Christelijke Kerk werd gezien. Telkens lezen we van de medewerking der gemeente: al vóór Pinksteren in Handelingen 1 bij verkiezing van een apostel in plaats van Judas, in Handelingen 6 bij de verkiezing der diakenen, in Handelingen 14 bij de verkiezing van de ouderlingen. Eveneens komt het in de genoemde schriftgedeelten uit, dat de medewerking der gemeente niet los staat van een bepaalde leiding. We kunnen ook zeggen, als hier dit artikel het heeft over de verkiezing der Kerk, dat we niet alleen moeten denken aan de leden der gemeente maar ook aan de ambten.

We kunnen toch moeilijk deze regel van artikel 31 anders lezen dan in verband met artikel 30 over de regering der Kerk. Het één is zonder het ander niet te denken. De leiding en het gezag van de kerkeraad zijn erin begrepen.

Dit artikel staat niet in een kerkorde met een meer uitgewerkte wijze van verkiezen. De praktijk in de tijd direct na de reformatie was verschillend. In de Franse kerken was het gebruikelijk, dat de kerkeraad de ambtsdragers aan wees, terwijl de gemeente alleen het recht van approbatie had, het recht van goedkeuring. In de kruiskerken in de Zuidelijke Nederlanden was een grotere inbreng der gemeente: de kerkeraad stelde een lijst op met dubbel zoveel namen als nodig, waaruit door de gemeente de helft gekozen werd. In de Hollandse vluchtelingenkerk in Londen werd door de gemeente bij vrije verkiezing een groslijst van namen opgesteld, waaruit dan door de kerkeraad de meest geschikte mannen gekozen werden. Hier zou wel veel over te zeggen zijn, maar telkens blijken in al die vormen van verkiezing: de leiding van de kerkeraad én de medewerking van de gemeente, zij het dat de accenten verschillend worden gelegd. Het is wel duidelijk dat verkiezing door de kerkeraad zonder enige medewerking van de gemeente én verkiezing door de leden der gemeente zonder leiding van de kerkeraad afgewezen worden. Dit zal ook zo zijn als een enkele approbatie van de gemeente in de praktijk tot een nietszeggende zaak geworden is en als de leiding van de kerkeraad het element van het gezag mist.

We moeten hier denken aan de bezwaren tegen de benoeming van de geestelijken in de Roomse Kerk. Het recht van aanstelling was geheel in handen van de “hogere curie”. De gemeente werd geheel uitgeschakeld. Daarbij kwamen ook allerlei treurige praktijken voor. Sommige jonge mannen van adellijke afkomst hadden allerlei baantjes, waarvoor ze goed werden betaald en in de praktijk niets voor deden. Het is daarom ook zo’n zegen, dat de Kerk der reformatie terugkeerde tot de eenvoudige beginselen van Gods Woord. Hier kunnen we wijzen op wat Calvijn schrijft: “We zien dus, dat dit naar Gods Woord de wettige roeping van een dienaar is, wanneer door de eenstemmigheid en goedkeuring van het volk diegenen gekozen worden, die geschikt bevonden zijn. En dat de andere herders de verkiezing moeten leiden, opdat niet door lichtvaardigheid of door partijschap, of door oproerigheid door de menigte wordt gezondigd.” Ook is het duidelijk dat hier alle inmenging van de Overheid in het beroepingswerk, zoals in de tijd na de reformatie, afgewezen wordt.

..met aanroeping van de naam Gods...

Een onmisbaar element van de wettige verkiezing wordt apart genoemd namelijk het aanroepen van de naam des Heeren. We zullen het begrijpen dat het gaat om het gebed. Geen verkiezing zal er gehouden worden zonder gebed. Dat gebed is al nodig, als door de kerkeraad over de verkiezing gesproken wordt. Het moet er zijn in de eredienst vóór de verkiezing. En zeker bij de vergadering van de verkiezing zelf. Het gebeurde wel in het verleden, dat er een speciale samenkomst der gemeente was bij een nieuwe verkiezing, in vasten en bidden.

In dat gebed is er de belijdenis, dat er bij ons geen voldoende inzicht en wijsheid is om de rechte keuze te doen. Ook is dit gebed nodig om de gaven, die de verkozen ambtsdragers behoeven. We kunnen ook zeggen, dat dit gebed bidt om de Heilige Geest: de Geest van wijsheid en onderscheid, de Geest, Die de gaven schenkt.

Moeten we het ook niet zeggen, dat het aanroepen van de naam des Heeren zo bijzonder in onze tijd moet spreken? Er is vaak zoveel omzien naar een man, die aan onze kant staat zonder dat er gelet wordt op de schriftuurlijke vereisten voor het ambt. Het is goed Titus te lezen over de ambtsbediening van de ouderlingen! Daar staat ook dat het gaat om iemand “die vasthoudt aan het getrouwe Woord dat naar de leer is, opdat hij machtig zij beide om te vermanen door de gezonde leer, en om de tegensprekers te wederleggen. “Dan gaat het om ambtsdragers, die geestelijk verbonden zijn aan dat getrouwe Woord. Daarom te bidden is een goede zaak!”

..schuldig de tijd te verwachten...

Alleen die van de Heere geroepen is mag in de Kerk des Heeren dienen. Gods Woord laat daar niet in het onzekere: “En niemand neemt zichzelf die eer aan, maar die van God geroepen wordt, gelijkerwijs Aaron” (Hebreeën 5:4). Daarom legt artikel 31 van onze belijdenis ook de nadruk op de wettige verkiezing der Kerk, waarbij de goede orde in acht genomen wordt. Dat laatste - de goede orde - wordt hier gesteld tegenover het onordelijk handelen van verschillende Doperse richtingen, die er in de tijd der reformatie waren. Men beriep zich op een innerlijke roeping om te gaan preken en verzamelde een aantal mensen om zich heen zonder de wettige verkiezing in de ordelijke weg.

Onze belijdenis werkt het element van de goede orde nader uit als er gesproken wordt van degenen die zichzelf door onbehoorlijke middelen indringen: “Zo moet zich dan een iegelijk wel wachten, door onbehoorlijke middelen zich in te dringen, maar is schuldig de tijd te verwachten, dat hij van God beroepen wordt, opdat hij getuigenis hebbe van zijn beroeping, om van haar verzekerd en gewis te zijn, dat zij van de Heere is”.

Er kan hier allereerst gewezen worden op allen, die om allerlei bij-oorzaken of uit verkeerde motieven tot het ambt willen komen. Gedacht moet dan vooral worden aan eerzucht en geldzucht. Zulke motieven zijn niet zelden oorzaak tot het gebruik van ongeoorloofde middelen waardoor een bepaalde bediening verkregen wordt. In het verleden werd er wel koophandel gedreven met de ambtelijke bedieningen. Moeten we niet zeggen dat er ook vandaag gewaakt moet worden om bijv. in het beroepingswerk wegen te bewandelen of middelen te gebruiken, die strijden met het rechte inzicht in de roeping tot het ambt.

We moeten hier echter niet alleen denken aan hen, die door zulke verkeerde motieven worden geleid. Het gaat er vooral om dat buiten de ordelijke weg, eigenlijk daartegen in, het ambt gezocht wordt. Zo kan iemand in zijn hart de roeping gevoelen om predikant te worden en de boodschap van Gods woord te verkondigen. Dan moet hij niet proberen via een achterdeur daartoe te komen en allerlei wegen bewandelen tegen de orde, die

God heeft ingesteld. Die werkelijk van God geroepen is zoekt door de voordeur binnen te gaan! Zo iemand begeert zich te houden aan de regel, dat God roept door middel van de Kerk.

’t Kan moeilijk zijn voor iemand die zich voor Gods Aangezicht geroepen voelt. Een tijd van beproeving kan langer of korter werkelijkheid zijn. Maar dan wordt hier toch de weg gewezen “schuldig de tijd te verwachten, dat hij van God geroepen wordt”. Dan baant God de weg tot het ambt. Zo kunnen we lezen bij de opsteller van onze belijdenis, Guido de Brés, in zijn werk over de Wederdopers: “Zo is dan hedendaags van node, dat allen, die de Goddelijke dienst bedienen, van de gemeenten van Christus wettiglijk geroepen en verkoren moeten wezen. Ja, al ware het schoon alzo, dat zij in zichzelf inwendig van God gevoelden geroepen te zijn, zo moeten zij nochtans zolang stilstaan, totdat zij van de voorgeschreven gemeenten ordentelijk geroepen en besteld zijn”.

Hoe met de inwendige roeping?

Eén vraag kan bij sommigen achtergebleven zijn: waarom wordt hier niet gesproken van de inwendige roeping? Ze zullen daarbij opmerken, dat je toch maar niet zó predikant kunt worden, eigenlijk ook niet zó maar ouderling of diaken...

Laten we de noodzaak van de persoonlijke roeping vasthouden! Hoe zal een blinde een blinde leiden? Hoe kan een predikant het Woord bedienen zonder de innerlijke aandrang van het hart? We zij gewoon te onderscheiden tussen de inwendige en uitwendige roeping tot het ambt.

Van zo’n onderscheiding zal wel heel wat te zeggen zijn. Ik ben echter banger voor die in ’t geheel niet meer onderscheiden. We geloven dat er een innerlijke overtuiging nodig is dat we in het ambt zijn gesteld. Nu zegt Calvijn dit ook: “zij is het goede getuigenis van ons hart, dat wij het aangeboden ambt aannemen niet uit eerzucht, noch uit hebzucht noch uit enige andere begeerte, maar uit de oprechte vreze Gods en uit lust om de kerk te bouwen”. Ik meen ook te kunnen zeggen, dat wie goed artikel 31 leest, tussen de regels door deze inwendige roeping ontdekt: “opdat hij getuigenis hebbe van zijn beroeping om van haar verzekerd en gewis te zijn”.

Onze vaderen waren er van overtuigd dat we zonder die innerlijke overtuiging niet recht in het ambt kunnen dienen. Belangrijker is het dat Gods Woord dit zo stelt., denk alleen maar aan Handelingen 15:26: “Mensen die hun zielen overgegeven hebben voor de Naam van onze Heere Jezus Christus”.

Die zo inwendig geroepen zijn krijgen in de roeping door de gemeente het zegel en waarmerk. Dat zegt artikel 31 zeker!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 1993

Bewaar het pand | 10 Pagina's

Nederlandse Geloofsbelijdenis (49)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 maart 1993

Bewaar het pand | 10 Pagina's