Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Apeldoornse Dogmatiek (7)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Apeldoornse Dogmatiek (7)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Algemene openbaring

De gereformeerde theologie van het verleden maakte onderscheid tussen algemene en bijzondere openbaring. Dat wil zeggen dat men er op bijbelse gronden vanuit ging dat er naast de heilsopenbaring van God in Christus (de bijzondere openbaring) ook nog een openbaring van God was in de schepping, de geschiedenis en het geweten (de algemene openbaring).

Zo vanzelfsprekend dit onderscheid voor de gereformeerde theologie altijd was, is het voor velen nu niet meer. De A.D. sluit aan bij H. Bavinck die bijbelse en theologische gronden aanwezig achtte voor het spreken van een “algemene openbaring”. De schepping is dan de eerste openbaring Gods. Door de schepping heeft God Zich voor het eerst naar buiten toe geopenbaard. Op die schepping volgt dan de onderhouding en regering van alle dingen. Ook deze zijn openbaring.

De afkeer van Barth

Het was met name de Duitser Karl Barth die van “algemene openbaring” niet wilde spreken. De aversie van

Barth tegen het begrip algemene openbaring had te maken met zijn afkeer van wat men noemt de natuurlijke theologie. Een Godskennis buiten de Schrift om.

Barth erkent ten diepste maar een vorm van openbaring en dat is de openbaring van God in Jezus Christus. Volgens Barth is Hij, zoals Hij ons in de Heilige Schrift betuigd wordt, het ene Woord Gods, dat wij horen, dat wij in leven en sterven te vertrouwen en te gehoorzamen hebben. In zekere zin erkent Barth wel dat de schepping een taal kan spreken en God loven. Maar dat is dan de weerspiegeling van heerlijkheid van Christus, door een schepping die in Hem gegrond is. Alle dingen bestaan immers in en door Christus.

De A.D. meent dat op bijbelse gronden gesproken mag worden van algemene openbaring, en neemt daarom stelling tegen de (nu voor velen alweer achterhaalde) theologie van Barth. De sprekendste “bewijsplaatsen” van de algemene openbaring zijn Psalm 19:2, De hemelen vertellen Gods eer en het uitspansel verkondigt het werk Zijner handen en Romeinen 1:20, waar Paulus zegt dat Gods “onzienlijke dingen”, Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid, van de schepping der wereld af, uit de schepselen worden verstaan en doorzien.

Paulus zegt hier dus dat Gods eeuwige kracht en goddelijkheid vanaf de schepping van de wereld uit Zijn scheppingswerk met het verstand doorzien kunnen worden. Maar wat doen de mensen? Zij houden de waarheid in ongerechtigheid ten onder! Daar staat zelfs in Romeinen 1:21 dat de heidenen buiten Christus in zekere zin ook God kennen! Toch hebben zij Hem niet als God verheerlijkt of gedankt.

Dit “kennen” van God in Romeinen 1 slaat duidelijk niet op de ware kennis van God. Immers deze algemene kennis, als vrucht van de algemene openbaring, leidt niet tot verheerlijking van God als God. De algemene kennis Gods leidt niet tot Zijn erkenning en is daarom, bijbels gezien, geen zaligmakende kennis van God. Ondanks die algemene openbaring c.q. algemene Godskennis handhaaft de mens zich tegenover God. De waarheid Gods wordt bewust of onbewust verdrongen, zelfs vervangen door de leugen. Dan wordt het schepsel geëerd en gediend in plaats van de Schepper, volgens Romeinen 1:25. De heidenen vergoddelijken de natuurmachten! Wanneer de mens zich zodoende afkeert van God, die Zich aan hem in Zijn scheppingswerk bekend maakt, is hij niet te verontschuldigen. Hij haalt door zijn zelfhandhaving tegenover God Zijn oordeel over zich. Want de toom Gods openbaart zich van de hemel over alle goddeloosheid en ongerechtigheid van de mensen.

In Romeinen 2:14-16 zegt Paulus dat heidenen “van nature” doen wat de wet gebiedt. Het werk der wet is in hun hart geschreven (Hoewel ze de wet van Mozes en het Evangelie van Christus niet eens kennen!). Die heidenen hebben ook normen. Zij worden er innerlijk toe gedrongen om te doen wat de wet gebiedt. Heidenen hebben ook een geweten!

In Handelingen 17:27 beklemtoont Paulus in zijn rede tot de geleerde Grieken op de Aereopagus “dat God niet ver is van een ieder van ons”. Dat besef had zich dus blijkbaar ook aan deze heidense Grieken opgedrongen. Aldus worden in het Nieuwe Testament de lijnen van het Oude Testament door getrokken. Vooral in de natuurpsalmen wordt Gods heerlijkheid in Zijn “algemene openbaring”, de schepping, bezongen! Psalm 19:2, De hemelen vertellen Gods eer en het uitspansel verkondigt het werk Zijner handen. Die Psalmen zeggen ons dus dat God Zich openbaart in

Zijn werken. De aversie van Barth tegen de algemene openbaring snijdt bijbels gezien dus geen hout.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 mei 1993

Bewaar het pand | 10 Pagina's

Apeldoornse Dogmatiek (7)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 mei 1993

Bewaar het pand | 10 Pagina's