Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nederlandse Geloofsbelijdenis (52)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederlandse Geloofsbelijdenis (52)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van de tucht der Kerk

Over de tucht van de Kerk! Daarover zouden we apart handelen. We hebben het de vorige keer al gezegd. Dit onderwerp komt in de slotzin van artikel 32 aan de orde. Het is niet voor het eerst, dat onze belijdenis deze zaak noemt. U zult het zich herinneren, dat bij de behandeling van artikel 29 reeds van de tucht gesproken is. Het ging over de kenmerken van de ware Kerk. Als laatste kenmerk werd beleden: “zo de kerkelijke tucht gebruikt wordt om de zonden te straffen”. Daar werd de tucht dus verbonden aan de wettige gedaante van de Kerk. Even in het voorbijgaan werd ook de gerichtheid van de tucht beleden. Op het erf van de Kerk mag de zonde niet gedoogd worden.

Hier in ons artikel wordt de tucht verbonden aan de orde van de Kerk. Daarbij teken ik graag weer aan, dat het gaat om de orde tot welzijn, tot vrede van de Kerk. Ik behoef het niet te zeggen, dat al te veel tucht gezien wordt als een middel om orde te bewaren naar de wereldse maatstaf. Dan gaat het altijd fout. Het betekent in de praktijk dat men eindeloos doorgaat met allerlei maatregelen om iemand in het gareel te houden of dat men de tucht geheel terzijde schuift vanwege de ontsporingen. Daarom laat ik hier graag het verband spreken, zoals het in dit artikel gesteld wordt: “Zo nemen we dan alleen aan, hetgeen dienstig is om eendrachtigheid en enigheid te voeden en te bewaren en alles te onderhouden in de gehoorzaamheid Gods; waartoe geëist wordt de excommunicatie of de ban, die daar geschiedt naar het Woord Gods, met hetgeen daaraan hangt.”

Excommunicatie of ban

Artikel 32 gebruikt in de tekst de woorden “excommunicatie of ban”. Het gaat niet om een theoretische ver handeling over de tucht, maar om waartoe de tuchtoefening leidt bij volharding in de zonde. Zo is er ook de directe aansluiting aan de Heilige Schrift.

Excommunicatie betekent dat iemand buiten de gemeenschap gesloten wordt. We kunnen het woord communio ook gebruiken voor gemeente. Het wijst op de verklaring dat iemand uitgesloten is van de gemeente.

Het woord “ban” betekent eigenlijk hetzelfde. Oorspronkelijk had het niet enkel een negatieve betekenis. Een plechtige afkondiging van een goede of een kwade zaak werd “ban” genoemd. Maar in de loop van de tijd werd het gebruikt voor de rechterlijke uitspraak, dat iemand buiten de bescherming der wet werd geplaatst, een “verbannene” werd. Zo is het overgenomen door de kerk, als de rechten van de kerkelijke gemeenschap worden ontzegd.

Het formulier, dat onder ons over deze zaak gaat, spreekt van: “ban of afsnijding der gemeente”.

Kerkelijke tucht vereist

Hier wordt beleden dat de kerkelijke tucht vereist wordt. Het is niet zo, dat de Kerk des Heeren de vrijheid heeft deze al-of-niet te gebruiken, naar eigen believen en naar eigen willekeur. Ook mogen de omstandigheden niet bepalend zijn. De noodzakelijkheid van de tucht rust immers niet op de gedachten van een mens maar op de uitdrukkelijke bevelen van Gods Woord.

We vinden bevelen van verbanning in het Oude Testament. Twee voorbeelden kunnen we hier noemen: Exodus 22:20 “Wie de góden offert, behalve de Heere, die zal verbannen worden” en Leviticus 24:11-16, de geschiedenis van de Godslasteraar, die op Gods bevel buiten het leger geleid en gestenigd wordt. In het laatste geval

spreekt ook duidelijk, dat de gemeente van Israel in de tuchtoefening begrepen is: “daarna zal hem de gehele vergadering stenigen”. Het raakte de Kerk des Heeren van het Oude Verbond.

Duidelijk blijkt het uit het Nieuwe Testament dat ook de Christelijke Kerk de roeping heeft de tucht te gebruiken over allen, die een onchristelijke leer drijven of een onchristelijk leven leiden en daarin volharden. Christus heeft de sleutelmacht gegeven aan Petrus, aan de apostelen en aan de Kerk. Het gaat dan ook over de sleutel van de christelijke ban. We moeten hier denken aan Mattheüs 18:18: “Voorwaar zeg Ik u: al wat gij op de aarde binden zult, zal in de hemel gebonden wezen; en al wat gij op de aarde ontbinden zult, zal in de hemel ontbonden wezen”. Uit het verband met het voorgaande blijkt het dat het niet om Petrus alleen ging, maar ook om de discipelen in het algemeen. Daarbij tekent dr. H. Ridderbos aan (Korte Verklaring 1970) “hetgeen., ook niet slechts de twaalf discipelen in hun bijzondere positie zal raken, maar ook de gemeente. Zij ontvangt van Jezus de opdracht en bevoegdheid in Zijn naam uitspraken te doen, allereerst met betrekking tot hetgeen al dan niet geoorloofd moet worden geacht in de gemeente, maar voorts in aansluiting daaraan, ook met betrekking tot de ingang in het Koninkrijk der hemelen. Hier ligt het grote beginsel der kerkelijke tucht”. We kunnen ook wijzen op vele plaatsen in de brieven van de apostelen, waaruit de noodzaak van de kerkelijke tucht blijkt. We noemen maar één tekst nml. 1 Corinthe 5:1 en 2: “Men hoort ganselijk dat er hoererij onder u is, en zodanige hoererij, die ook onder de heidenen niet genoemd wordt, alzo dat er een zijns vaders huisvrouw heeft. En zijt gij nog opgeblazen, en hebt niet veel meer leed gedragen, opdat hij uit het midden van u weggedaan worde, die de daad begaan heeft?” Wie de Nieuw-Testamentische teksten, gedeelten, leest over de noodzaak van de tucht, zal ook ontdekken dat het gaat om een zaak, die de Kerk als lichaam raakt. De tucht der Kerk is niet zoals in de Roomse Kerk een zaak van enkelingen. Ook niet, zoals velen denken onder ons een zaak alleen van een dominee of kerkeraad, maar van de gemeente. In de kerkelijke tucht is én wordt de gemeente betrokken. Uiteraard heeft daarin de kerkeraad een bepaalde plaats, maar toch: de tucht is taak van de gemeente!

Karakter van de tucht

Het verband, waarin hier van de kerkelijke tucht gesproken wordt, laat zien dat het hier om een geestelijke zaak gaat. De tucht is geestelijk van aard. Daarin is de tucht anders dan de rechtspraak in het burgerlijke leven. De overheid is van God geroepen het kwaad te straffen. Rechtvaardigen straffen dienen misdadigers te ontvangen. Het is helaas maar al te waar dat we er vandaag vaak weinig van merken. Maar de macht, waarmee de overheid het geschonden recht tegengaat is anders van aard als de macht, waarmee de Kerk des Heeren de zonde tegenstaat. De Kerk des Heeren heeft een geestelijke macht, die haar van Christus geschonken is. Zo gaat ook de Kerk met geestelijke wapenen tegen de zonde in. Dat karakter van de kerkelijke tucht moet uitkomen in de wijze, waarop met de zondaar gesproken en gehandeld wordt, in de vermaningen die met zachtmoedigheid en lankmoedigheid gegeven worden. Het gaat om het behoud van de zondaar.

Doel van de tucht

Karakter en doel van de tucht zijn aan elkaar verbonden. We kunnen, als het over het doel gaat, eenvoudig drie dingen noemen: Allereerst dient de tucht tot eer van Gods Naam. De zonden, die bedreven zijn en openbaar zijn geworden onteren Gods Naam. Daardoor wordt, als zij getolereerd worden binnen en door de gemeente, een smaad op Gods Naam geworpen, alsof de Kerk zou bestaan uit boze mensen. In de tweede plaats dient de tucht tot bewaring van de gemeente. Wanneer men de zonde in zijn openbaring rustig zijn gang laat gaan en zulke zondaars niet straft, dan worden de anderen in de gemeente gemakkelijker meegenomen. Hier past toch wel het woord van Calvijn (Institutie boek IV, hoofdstuk XII, 5): “want gezien onze neiging om af te dwalen, is niets gemakkelijker dan dat wij door slechte voorbeelden van de rechte loop des levens worden afgeleid”. In de derde plaats gaat het om - wat we al gezegd hebben - het behoud van de zondaar. Zelfs de ban spreekt het “laatste” nog niet uit. In het gebed aan het eind van het formulier van de ban of afsnijding staat ook: “en aangezien Gij geen lust hebt in de dood des zondaars, maar daarin dat hij zich bekere en leve, en de schoot Uwer Kerk altijd openstaat voor degenen, die wederkeren; zo ontsteek ons toch met goede ijver, dat wij met goede Christelijke vermaningen en voorbeelden zoeken wederom terecht te brengen deze afgesneden persoon, mitsgaders al degenen die door ongeloof of roekeloosheid des levens afwijken..”. Dat is de taal van hen, die de christelijke tucht verstaan in de gerichtheid of de wederbrenging van de zondaar. Zij hebben die van zichzelf uit óók verdiend!

Dicht over leer én leven

Onze belijdenis spreekt zich niet direct uit over de vraag of het hier enkel gaat over de tucht over het zondige leven of ook over de afwijkende leer. Toch ligt het in het geheel van de belijdenis verborgen en niet het minst in de voorafgaande woorden over “het voeden en onderhouden van de eendrachtigheid en eenheid van de Kerk”, dat die vraag hier niet eens gesteld behoeft te worden! Het is ook opmerkelijk dat in de kerkorden van reformatorische oorsprong zowel de tucht over de afwijking in de leer doorklinkt als over die in het leven. Zelfs wordt daar vaak inderdaad met die van de leer begonnen. De leer raakt toch wel bijzonder het welzijn van de Kerk des Heeren. De gemeente moet pilaar en vastigheid der waarheid zijn. Hoe krachtig spreekt de apostel Paulus tegen hen, die een ander Evangelie verkondigen, dat het fundament van vrije genade alleen in Christus tracht te ondergraven. Denk aan de brief aan de Galaten.

De praktijk

We kunnen hier niet op veel facetten van de kerkelijke tucht ingaan. We behandelen uiteraard ook een gedeelte van de belijdenis, dat heel kort er over spreekt. Wel moeten we zeggen dat het er met de betrachting van onze belijdenis op dit punt in onze tijd maar treurig voorstaat.

’t Gaat me niet om de moderne theologen, die óf de tucht voor de Nieuw - Testamentische gemeente ontkennen, óf er zó over spreken dat je eerlijk moet zeggen: wat blijft er van over? Je moet zo voorzichtig zijn in het hanteren van de tucht, dat het gewoon geen tucht meer is. Nee, ’t gaat om de praktijk onder degenen, die deze belijdenis onderschrijven. Wat wordt de tucht vaak misbruikt om mensen kwijt te raken, die niet precies passen! Wat noemt men tucht, als er grote woorden op de kansel gebruikt worden zonder enige gevolgen! Hoe durft men de tucht niet aan om bepaalde mensen als lid te houden! Hoe wordt de kracht van de tucht ondermijnd door de kerkelijke verdeeldheid! Ik zou nog wel door kunnen gaan. Is het niet omdat de ernst van de zonde en de diepte van de genade Gods zo weinig worden verstaan?

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juni 1993

Bewaar het pand | 10 Pagina's

Nederlandse Geloofsbelijdenis (52)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juni 1993

Bewaar het pand | 10 Pagina's