Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd

De Samaritaanse vrouw (17)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Onze vaders hebben op deze berg aangebeden, en gijlieden zegt, dat te Jeruzalem de plaats is, waar men moet aanbidden. Jezus zeide tot haar: Vrouw, geloof Mij......”

Beste jongelui,

We hebben de vraag besproken van de Samaritaanse vrouw, waar de Heere moet aangebeden worden: Te Jeruzalem of op de berg Gerizim.

Het is een oude vraag, die nog steeds actueel is. Waar moet men naar de kerk? Er zijn er zoveel. Allemaal “Gereformeerd”. Allemaal verschillend. Waar moet ik nu eigenlijk wezen? Velen stellen die vraag helemaal niet meer. Zij keren de kerk de rug toe. Het argument is niet zelden, dat de kerken zelf eigenlijk het antwoord niet weten. Want een ieder erkent wel gebreken en weet op zijn manier ook nog wel weer pluspunten op te noemen. Ik ga daar maar niet op in. De kerkelijke leiders zijn menigmaal te wijs. Zij weten met moeilijke woorden hun standpunt wel te verdedigen. Het kerkpubliek is vaak te onkundig, om een juist oordeel te kunnen vormen. Een niet onvermaard prediker zei eens: De onkunde is onze grootste vijand. Hij had niet helemaal ongelijk. De praktijk leert het ons. Als er op de catechisatie geen wezenlijke belangstelling naar de zuivere leer der godzaligheid is, dan moet men er niet op rekenen dat dit zich in de toekomst niet wreekt. Wat men jong niet leert, haalt men, als men oud geworden is, niet meer in. Ik zou zeggen: Beste vrienden, neem hier nota van. Gedenk aan uw Schepper in de dagen van je jongelingschap, voor de kwade dagen komen, en de jaren naderen, van dewelke men zeggen zal: ik heb geen

lust in dezelve. Zie Pred. 12:1.

Waar moet men aanbidden? Waar moet men naar de kerk? In het antwoord op deze vraag, spelen vaal menselijke factoren een rol. Is de dominee een aardige man, dan is hij ook meestal goed, in de ogen van hen die hem aardig vinden. Gaat de aardigheid op de een of andere manier er af, dan gaat daarmede ook zijn “deugdzaamheid” verloren. Je hebt dan zo ongeveer dezelfde situatie, als die er eenmaal heerste in de gemeente te Corinthe. De één was van Paulus en de ander van Apollos en een derde was weer meer voor Cefas. Doch het was allemaal vleselijk. Dat is niet geestelijk.

Het kerkvraagstuk is overigens geen eenvoudig vraagstuk. Het houdt de gemoederen danig in beweging. Te meer dat er tegenwoordig nog al naar eenheid wordt gestreefd. Persoonlijk heb ik daar niet zo’n moeite mee. “Ik geloof een heilige algemene Christelijke kerk.” Wat is dat voor een kerk? Zo vraagt misschien deze of gene. Een ander zal het een onnozele vraag vinden, denkende dat iedereen dat toch wel weet. Vergis je niet. Want je zou er versteld van staan, als je ontdekte hoevelen het antwoord je zouden schuldig blijven. Over “onkunde” gesproken.

Het antwoord staat in de Heidelbergse Catechismus: “Dat de Zone Gods uit het ganse menselijke geslacht Zich een gemeente, tot het eeuwige leven uitverkoren, door Zijn Geest en Woord, in enigheid des waren geloofs, van den beginne der wereld tot aan het einde, vergadert, beschermt en onderhoudt; en dat ik daarvan een levend lidmaat ben, en eeuwig zal blijven.”

Dat is een kerk zonder muren. Althans “stenen muren”. Want er staat toch een muur omheen. Het is een muur van vuur. De HEERE toch is een “vurige muur” rondom degenen die Hem vrezen.

Ik heb mij eens verstout en gezegd, dat een “ieder die lid is van de Christelijke Gereformeerde Kerk, naar de hemel gaat”. Toen deze zin er uit was, voelde je de spanning rijzen. Want niemand geloofde dat eigenlijk. En dat dit dan uit mijn mond kwam, was de meesten helemaal een raadsel. Mogelijk begint menige lezer hier ook vraagtekens te zetten. Ik heb er echter een nadere uitleg aan gegeven. Voorop staat, dat niemand het mij kwalijk zal nemen, dat ik lid ben van de Christelijke Gereformeerde Kerk. Die heb ik lief. Ik ben daarin geboren, gedoopt, opgevoed en ik mag er nu een dienaar van zijn. Doch daarmee is natuurlijk het raadsel niet opgelost. Het zit zo: Het woord “kerk” komt van een woord dat eigenlijk betekent: “Wat des Heeren is”. De kerk is dus het eigendom des Heeren. En als je het eigendom des Heeren bent, dan ben je ook “gereformeerd”. Dat wil zeggen dat je opnieuw geformeerd bent, dat is wederom geboren. En degenen die wederom geboren zijn, zijn door een levend geloof Christus ingelijfd. Die zijn één met Hem. Want die de Heere aanhangt, die is één geest met Hem. Die zijn dus echt “Christelijk”.

Nu hebben jullie allemaal wel eens van een “jaarboekje” gehoord. Elke kerk heeft er een. Dat zijn in verschillende opzichten nuttige dingen. Je kunt daaruit omtrent elke kerk heel veel te weten komen. Daar staan in die jaarboekjes twee soorten leden. Dat zijn doopleden en belijdende leden. Doch daar is ook nog een derde soort, en dat zijn de “belevende leden”. Die staan niet allemaal met name genoemd in een jaarboekje, van welke kerk ook. De “belevende leden” staan geschreven in het “Boek des levens en des Lams”. En dat wordt door God bijgehouden. Alleen de Heere kent degenen die de Zijnen zijn. Dat zijn de “ware” leden van de “Christelijke Gereformeerde Kerk”. En die gaan allemaal naar de hemel. Een zodanig lid te zijn, zoals hierboven omschreven, wens ik al mijn lezers toe. Ik weet zeker, dat als men meer op deze dingen bedacht was, er minder strijd zou zijn, omtrent allerhande zaken, die het “wezen der zaak” niet raken. Men zou dan wel strijden. Namelijk de goede strijd des geloofs. Dat is de geestelijke strijd, in de geestelijke wapenrusting, tegen de geestelijke boosheden in de lucht. Dat is de strijd tegen de duivel, de wereld en niet in het minst tegen onszelf. Als er over de wereld gesproken wordt, dan wordt daar natuurlijk niet mee bedoeld “de wereld als schepping van God”, doch dan wordt er de boze, goddeloze wereld mee bedoeld, waarvan de “duivel” de overste genoemd wordt.

Kennen wij deze strijd? Dat is een zeer belangrijke vraag. “Deze strijd”! Dat is dus die geestelijke strijd. Dat is geen vleselijke strijd. Die is er genoeg. Doch daarin bedoelt men altijd zichzelf. Doch in de geestelijke strijd leert men God bedoelen. Zijn eer! Daar gaat het om. Daar is ook een rijke belofte aan verbonden. Want die Mij eren, zegt de HEERE, die zal Ik eren. Doch die Mij versmaden (dat is het tegendeel van eren), die zullen ligt geacht worden. Die wettiglijk strijden, dat is met een vrije en goede consciëntie strijden, die zullen ook wettig worden gekroond.


Wij steken het hoofd omhoog, en
zullen d’eerkroon dragen;
Door U, door U alleen, om
’t eeuwig welbehagen.


Geweldig! Als dat waar mag zijn in jullie jonge leven. Je bent er ook trouwens nooit te oud voor, hoewel de jeugd de beste tijd is.

Ik ontmoette eens een oude vrouw, die mij vertelde dat ze om de wereld niets meer gaf. Ik zei dit gaarne te geloven. Want als je oud bent, dan geeft de wereld ook niet zo veel meer om je. Dan kom je aan de kant te staan. De duivel heeft graag jonge mensen. God ook!!! Daarom staat er zo menigmaal in de Bijbel: “Mijn zoon, geef Mij uw hart”. Wie vroeg bekeerd wordt, wordt voor veel kwaad bewaard. Al zullen juist degenen die vroeg bekeerd worden, veel kwaad bij zichzelf gaan ontdekken. Want als door genade de “goede keus” mag worden gedaan, dan krijg je in het leven alles tegen. Dan kan de strijd niet uitblijven. Dan kom je er achter dat lichamelijke oefening (gymnastiek) staat er letterlijk, tot weinig nut is. Terwijl de Godzaligheid tot alle dingen nut is. Want daar is de belofte aan verbonden, voor dit en voor het toekomende leven. Paulus zegt daarom tegen zijn jeugdige zoon (geestelijk) Timotheüs: Oefen uzelf (weer dat woord gymnastiek), tot Godzaligheid. Dat houdt dus in dat je als een geestelijke strijder elke dag oefenen moet, om de geestelijke wapenrusting te hanteren. Zoek hem maar op in het wapenarsenaal: Galaten 6. Alleen dan zul je staande kunnen blijven in deze “boze tijd”. De overwinning is dan verzekerd door Hem, die gezegd heeft: “Vreest niet, want Ik ben met u, al de dagen, tot aan de voleinding der wereld.”

Ik wens jullie veel sterkte in de strijd. Jullie vriend

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juni 1993

Bewaar het pand | 10 Pagina's

Voor de jeugd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 juni 1993

Bewaar het pand | 10 Pagina's