Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Gezonde Gelovige (13)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Gezonde Gelovige (13)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het einde van het geloof

De ganse ziel komt tot Christus, om Christus en al Zijn weldaden en dit is het einde van het geloof of van het komen van een gelovige tot Christus. Niemand kan leven en weldadigheid hebben, zegt Shepard, van Christus, die niet eerst komt tot Christus om Christus.

God in Christus is het volmaakte voorwerp van het geloof onder een tweevoudige benaming.

Eerst, als algenoegzaam, door voor ons te zijn al wat ons ontbreekt en vervolgens als uitwerkende, door alles aan ons mede te delen, en alles voor ons te doen.

Het geloof komt tot Christus met tweeërlei doel: Allereerst om Christus Zelf te bezitten en dan om in al Zijn weldaden te delen. Immers de Heere belooft in het Verbond der Genade niet alleen een nieuw hart en vergeving der zonden met de andere geestelijke weldaden, maar juist Zichzelf; Ik zal hen tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn.

Zo komt het geloof eerst om datgene te mogen bezitten, wat de Heere voornamelijk belooft, namelijk God Zelf in Christus en dan om al die heerlijke hemelse goederen.

Shepard wil de harten in deze waarheid versterken en schrijft dat de gelovigen nu twee dingen moeten overwegen.

1. Wat drijft iemand uit tot Christus? Het gevoel van gebrek aan Christus en daarna aan al de weldaden van Christus, namelijk gerechtigheid, vrede, vergeving, genade en heerlijkheid, Joh. 16:9.

2. Wat biedt de Heere in het evangelie aan? Is het niet eerst Christus Zelf, en dan al de weldaden van Christus. Het geloof moet dan tot Christus komen, gelijk in een huwelijk de vrouw bewilligt de man te nemen en tegelijk te hebben alle andere goederen, die noodzakelijk daarbij behoren.

Zo bestaat de gelukzaligheid van al Gods kinderen in twee dingen: eerst in de vereniging met Christus, ten andere in de gemeenschap met Christus. Het geloof grijpt derhalve eerst Christus aan om vaste en zekere vereniging met Hem te hebben, want onze vereniging is niet met enige van de weldaden die tot ons van Christus afvloeien; wij worden niet verenigd met de vergeving der zonden, vrede van het geweten, heiligheid des levens etc., maar met de Persoon van de Zone Gods Zelf en dan komt het tot de gemeenschap met al Zijn weldaden, alleen ontstaand uit de vereniging met Christus.

Een zuivere beschrijving hiervan vinden wij in de brief van de apostel Paulus aan de gemeente van Filippi: Maar het geen mij gewin was, dat heb ik om Christus’ wil schade geacht en lees verder Fil. 3:8, 9 en 10. Alle dingen acht Paulus schade en drek te zijn en begeerde in Christus te worden gevonden om zo Zijn gerechtigheid te bezitten in rechtvaardigmaking en de kracht van Zijn dood en opstanding te gevoelen in heiligmaking.

Shepard schrijft dan ook, dat het de grote begeerte van Christus Zelf is, dat al de Zijnen bij Hem mogen wezen, om Zijn heerlijkheid te aanschouwen, Joh. 17:24 en het geloof wenst Hem eerst te hebben, voor eeuwig met Hem te zijn en zo deel te hebben aan Zijn heerlijkheid.

Het geloof bevredigt dan zichzelf eerst in Hem en dan zoekt het het leven in Hem. Het komt eerst om Christus en dan om al de weldaden van Christus.

Het grote onderscheid tussen het geloof der uitverkorenen en verworpenen

De uitverkorenen verenigen zich met Christus door het geloof, tot dat einde waartoe de Vader Hem aanbiedt, hetwelk is de Zoon te bezitten en al Zijn goederen, daarom komen armen en nieten schrijft Shepard om alles in Christus te mogen hebben.

De verworpenen komen niet om alles, maar om zoveel en niet meer, als hun te pas kan komen. In ellende begeren zij Christus om hem te verlossen, maar wat geven zij om geestelijke weldaden? Wanneer het geweten hen pijnigt, of nadat hun ziel in vuile lusten en zonden gevallen is, komen zij tot Christus om vergeving en vertroosting te hebben; maar welke zorg hebben zij voor de heiligheid en de nieuwe natuur? Zij wilden wel dat Christus hen van sommige zonden wilde verlossen, maar zij maken er geen werk van om van alle zonden verlost te worden.

Het was reeds de klacht van Augustinus over velen van zijn toehoorders dat Christus te hebben hun lief was, maar Christus te volgen viel hen te zwaar.

Shepard wijst dan op het volgende, dat zeer duidelijk het snode van het kostelijke onderscheidt: Met Christus’ Persoon te verenigen, is velen aangenaam; maar met Zijn wil te verenigen, en tot Hem te komen opdat Hij hun een hart geve, om onder Zijn wil te liggen, deze weldaad begeren zij niet. Iets van Christus te hebben is hun dierbaar. Geliefden, om des Heeren Jezus’ wil, wacht u voor deze bedriegerij ! De Heere nodigt u alles te bezitten of niets. Indien de Heere Jezus u aangeboden wordt tot vergeving van sommige zonden, maar niet van alle’, of tot vergeving van alle zonden, maar niet om ook uw natuur te genezen, of om enige afkering te genezen, maar niet elke, om uw geestelijke gebreken te vervullen, maar niet uw uitwendige, voor zoverre het best voor u is; om uw uitwendige te vervullen, maar niet uw inwendige en geestelijke; of zo Hij u aanbood goed te doen in dit leven, maar niet in de dood, of na de dood, gij mocht weigeren te komen. Maar daar alles aangeboden wordt, al die genade, die geen oog zag, om ontferming met u te hebben; al die liefde waarmee ook Abraham, David, Paulus etc. omhelsd zijn geworden; nu nog te weigeren te komen en die te bezitten, hoe kunt gij de gestrengste wraak van een ijverig god ontgaan, daar gij zo grote zaligheid verzuimt.

Ach Heere! in wat uiterste benauwdheid en bitterheid zult gij ten gene dage wezen, wanneer het verachten van deze genade, brandende op uw geweten, u drukken zal met deze gedachten: Nu lig ik hier onder al de ellenden, daar ik al Gods genade, al de heerlijkheid van Christus mocht gehad hebben; maar ongelukkige, die ik ben, ik wilde niet. Neen, gij behoort te zijn als Simeon: O Heere! laat nu uw dienstknecht gaan in vrede, want mijn ogen hebben gezien, en mijn ziel heeft nu geheel het bezit van uwe zaligheid! Zoudt gij niet bergen en zeeën, aarde en hemelen, heiligen en engelen bijeenroepen, om in heerlijke lofzangen uit te breken en deze God van volkomen zaligheid te prijzen?

(wordt vervolgd) Katwijk aan Zee,

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juli 1993

Bewaar het pand | 8 Pagina's

De Gezonde Gelovige (13)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juli 1993

Bewaar het pand | 8 Pagina's