Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Nederlandse Geloofsbelijdenis (55)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Nederlandse Geloofsbelijdenis (55)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Doop: verordening van Christus

Artikel 34 is aan de orde. Na de sacramenten in het algemeen komt de belijdenis met het eerste sacrament, dat in het leven spreekt: de doop. Daarmee zijn we toegekomen aan een zaak, waarover door de eeuwen heen veel te doen geweest is. Wat is er veel gesproken en geschreven over de doop! Er is een onafzienbare stroom van boeken en geschriften geweest, waarin de strijd rond dit sacrament uitkomt. In de vorige eeuw en de eerste helft van deze eeuw waren er de verschillende opvattingen over verbond en doop, die diep hebben ingegrepen in de kerkelijke verhoudingen. Vooral in de tijd daarna was - én is - er de tegenstelling over het dopen van de kleine kinderen, waaraan veel woorden besteed zijn.

In dit artikel kunnen we lezen, dat men in de tijd van de opstelling van onze belijdenis ook van strijd in dit opzicht wist. De naam van de Wederdopers wordt aan het eind genoemd.

De strijd werd niet geschuwd tegen een dwaling, die tekort doet aan het belijden naar de Schriften. Alleen: de strijd staat niet vóórop. Niet de tegenstelling geeft hier de toon aan, maar de wezenlijke inhoud van de doop naar Gods Woord. Het geloof vertolkt wat de Heilige Schrift openbaart. We kunnen het ook anders zeggen: hier is de weergave van het eerbiedig luisteren naar wat de Koning van de Kerk Zelf gezegd heeft en wat Hij in de doop gegeven heeft. Het valt op, hoe hier Zijn Naam telkens genoemd wordt. Zijn bevel, Zijn bloed, Zijn volbracht werk zijn bepalend. Daaraan ontleent de doop zijn betekenis en daardoor is er voor het levend geloof zoveel verborgen in dit sacrament.

Het is een lang artikel. Het lijkt daarom goed een zekere indeling te geven. Het gaat om: de instelling van de doop, de doop als teken en zegel, de blijvende betekenis van de doop en de doop van de kleine kinderen. Dus voor ditmaal: de instelling van de doop: “Wij geloven en belijden, dat Jezus Christus, Die het einde der wet is, door Zijn vergoten bloed een einde gemaakt heeft aan alle andere bloedstortingen, die men zou kunnen of willen doen tot verzoening en voldoening der zonden; en dat Hij, afgedaan hebbende de Besnijding, die met bloed geschiedde, in de plaats daarvan heeft verordend het Sacrament des Doops, door hetwelk wij in de Kerk Gods ontvangen en van alle andere volken en vreemde religiën afgezonderd worden, om geheel Hem toegeëigend te zijn, Zijn merk- en veldteken dragende; en het dient ons tot een getuigenis, dat Hij in eeuwigheid onze God zijn zal, ons zijnde een genadig Vader”.

..een einde gemaakt...

De inzet van artikel 34 is zo zeldzaam. In woorden, die zo sprekend zijn voor het ware geloof, wordt de verordening van de doop door Christus beleden. De instelling van de doop wordt direct verbonden aan het offer van Christus. Door dat offer alleen is de doop in de plaats der besnijdenis gekomen.

God had de besnijdenis ingezet als een teken en zegel van het Verbond der genade. Abraham kreeg het bevel, dat al het mannelijke zaad op de 8ste dag besneden moest worden, ’t Ging met bloedstorting gepaard. De voorhuid werd weggesneden. Het mes ging in het vlees en het bloed vloeide. Het was naar de aard van de oude bedeling. Telkens lezen we in de ceremoniële Wet van bloedstortingen. Denk aan het lam met het Pascha. Aan de bok op de Grote Verzoendag. Het boek Leviticus is vol van bloedstortingen. Het sprak ervan dat God het leven eist van de zondaar. Zo lezen we hier van “alle andere bloedstortingen, die men zou kunnen of willen doen tot verzoening en voldoening der zonden”. Nu is door de komst en openbaring van Christus aan die bloedstortingen een einde gemaakt. Opmerkelijk is hier het gebruik tot twee maal van het woord “einde”. “Christus is het einde van de Wet” en “Hij heeft een einde gemaakt”. Christus het einde van de Wet! Al de bloedige offeranden van de Wet zagen op Hem. Zonder Hem hebben ze geen betekenis, zijn ze een ledige huls. Ze waren schaduwen van Hem. Een schaduw kan er alleen maar zijn als er een persoon is. Hij is het doel. Ze worden in Hem vervuld. Als Hij het offer brengt en voldoet aan de eis des Vaders tot voldoening, dan is de schaduwendienst voorbijgegaan. Dan kan ook het bloedig teken van de besnijdenis niet blijven. Hij heeft Zich ook onder de Wet gesteld door Zijn besnijdenis ten achtsten dage. Nu komt het onbloedige teken van de doop. Hij verordineert het voor de nieuwe bedeling van het Verbond der genade.

Zo wordt hier de instelling van de doop verklaard vanuit Christus, vanuit Zijn verdienste. Tevoren kende Israel de doop van de proselieten. Het was de doop van de heidenen, die overgingen in de Joodse gemeente. Met het komen van Christus lezen we in de evangelieën van de doop van Johannes de Doper. Zijn doop is wezenlijk gelijk aan de Christelijke doop. Er is onderscheid. Johannes doopte alleen Israelieten. De christelijke doop komt tot alle volkeren. Teken en betekende zaak zijn echter hetzelfde. Johannes doopt met water en zijn doop sprak ook van vergeving der zonden. Johannes doopt ook niet op eigen initiatief, maar op Gods bevel. Hij spreekt van God, “Die mij gezonden heeft om te dopen met water..”. Christus is ook door Johannes gedoopt. Na Zijn Opstanding, kort voor Zijn Hemelvaart geeft Christus het bevel om te dopen, Mattheüs 28:19: “Gaat den henen, onderwijst al de volken, dezelve dopen in de Naam des Vaders, en des Zoons en des Heiligen Geestes”.

Besnijdenis en Doop

Het is goed nog even iets op te merken over het verband tussen besnijdenis en doop. Het is duidelijk, dat onze belijdenis in dit artikel de eenheid tussen die beide op de voorgrond stelt: “afgedaan hebben de Besnijding., in plaats daarvan heeft verordend het Sacrament des Doops..”. Aan het eind van dit artikel wordt dit nog eens benadrukt, als het gaat om de doop van de kleine kinderen. Onze belijdenis onderstreept zo de overeenkomst tussen besnijdenis en doop als teken en zegel van hetzelfde Verbond der genade. Er is alleen verschil in vorm. We vinden dit haast nog duidelijker terug in ons Doopformulier: “dewijl dan nu de Doop in de plaats der Besnijdenis gekomen is”.

Er is van bepaalde zijde veel kritiek geuit op deze gedachte. We zullen begrijpen dat vooral de Pinkstergroepen zich verzetten tegen deze gedachte. Men is tegen de kinderdoop en eigenlijk helemaal tegen de doop als teken en zegel van het Verbond der genade. Er wordt gewezen op het gemis van deze gedachte in het Nieuwe Testament.

Nu moeten we eerlijk zeggen dat het nog niet zo gemakkelijk is om die kritiek te benaderen. Het staat niet letterlijk zo in Gods Woord. Dat wil echter niet zeggen, dat we daarom de zakelijke inhoud van de uitdrukking in het Doopsformulier er niet vinden! We kunnen hier denken aan Colossenzen 2:11 en 12: “in Welke gij ook besneden zijt met een besnijdenis, die zonder handen geschiedt in de uittrekking van het lichaam der zonden des vieses door de besnijdenis van Christus; zijnde met Hem begraven in de doop, in welke gij ook met Hem opgewekt zijt, door het geloof der werking Gods, Die Hem uit de doden opgewekt heeft..”.

Van belang is hier: de besnijdenis van Christus. We kunnen hier aanhalen wat de opsteller van onze belijdenis Guido de Brés van dit gedeelte schrijft: “De apostel Paulus, schrijvende aan de Colossenzen, stelt ons deze vergelijking van de besnijdenis met de doop klaarlij voor ogen, zeggende dat de Christenen besneden zijn met de besnijdenis, die zonder handen geschiedt door de aflegging des lichaams der zonden des vieses, welke hij een besnijdenis van Christus noemt..... Dit verklaart hij nader in het volgende vers: zijnde met Hem begraven in de doop. Wat wil toch deze spreuk anders zeggen, dan dat de vervulling van de doop de volbrenging der besnijdenis is, doordat zij beide één ding betekenen en afbeelden? De apostel zegt en bewijst hier, dat de christenen in hun doop de waarheid en de kracht der besnijdenis hebben. Het doopsel is de besnijdenis in Christus, hetwelk de apostel niet gezegd zou hebben zo de doop niet in de plaats der besnijdenis gekomen was..”.

Teken van inlijving en onderscheid

Artikel 34 spreekt aan het eind van de eerst zin van het doel van de doop. Allereerst dient de doop als teken van inlijving en onderscheid: “door hetwelk wij in de Kerk Gods ontvangen worden en van alle andere volken en vreemde religiën afgezonderd worden om geheel Hem toegeëigend te zijn, Zijn merk- en veldteken dragende..”. De doop is een teken van de inlijving in de Kerk. Calvijn spreekt van “een teken van inwijding, waardoor wij tot de gemeenschap der Kerk worden aangenomen.” Tegelijk betekent dat ook de afzondering van de wereld. Zo was de besnijdenis ook een teken van afzondering van de andere volkeren. Israel stond apart en moest ook zo uitkomen om de levende God te dienen. Hier spreekt het voorrecht van de gelovigen met hun zaad. Dat wil niet zeggen dat alle gedoopten levende leden van de Kerk zijn. We zijn dat alleen door wedergeboorte en levend geloof. Wel tekent het de grote verantwoordelijkheid voor eigen persoonlijk leven om met ernst dit te zoeken. Daarin komt de Heere tot ons in de doop met Zijn Goddelijke beloften, die waarachtig zijn. Het levend geloof, dat het hier belijdt, kent het wonder en de kracht van wat hier vertolkt wordt. Dat weet van de genade wat het is een onderscheiden volk te zijn, het eigendom van God en Christus. De rechte beleving daarvan maakt niet hoogmoedig, alsof zij beter zijn dan anderen. Neen het geloof kent de kracht van het bloed van Christus, waardoor dit alleen zo is. Het doet ook de boodschap brengen aan allen die hier vreemd van zijn.

De doop is Zijn merk- en veldteken. Er is ook een andere lezing: “Zijn stempel en vaandel”. Het eerste spreekt voor zichzelf. Door de doop worden Gods kinderen getekend. Zij behoren een ander toe. Slaven droegen vaak de naam van hun meester in hun lichaam. Het was een teken, dat zij het eigendom van hem waren. Zo dragen de Zijnen het merkteken van hun Koning. Maar dat is het ook Zijn veldteken of vaandel. Hier is het beeld van een leger. Onder het veldteken dient de soldaat, die lust heeft om de strijd te strijden voor de goede zaak. De roeping tot die strijd gaat van de doop uit. Daar kan de Heere niet van af. Gelukkig die door het levend geloof die strijd kent. ’t Gaat om de dienst des Heeren. Wie in dat leger ingelijfd is, komt niet beschaamd uit!

Tot een getuigenis

Hoe blijkt het dat de doop voor het geloof geen ijdele zaak is. De doop dient ook tot een getuigenis, Wie God is voor Zijn volk. In rijke woorden wordt het hier gezegd: “en het dient ons tot een getuigenis, dat Hij in eeuwigheid onze God zijn zal, ons zijnde een genadig Vader”.

Hier is de diepste inhoud van het verbond der genade, dat Hij de God van Zijn volk is. Wat buigt de Heere diep neer in het sacrament van de heilige doop. Hij spreekt Zijn beloften tot een volk, dat van zichzelf zover is afgeweken. De profeet Hosea tekent het hoe erg of het wel is. Israel is geworden door eigen ongerechtigheden tot Lo-Ammi: niet-Mijn-volk. En nu zoekt de Heere het weer op in Zijn ontfermende genade. Hij maakt het weer tot Zijn volk en het krijgt in Hem zijn God: “en Ik zal zeggen tot Lo-Ammi: Gij zijt Mijn volk en dat zal zeggen: o, mijn God!” Die belofte getuigt Hij met kracht in de doop. Hij geeft er Zelf getuigenis in, dat Hij zo’n God is. Een genadig Vader! Zo bijzonder kunnen we dat horen in het Doopsformulier: “zo betuigt en verzegelt ons God de Vader, dat Hij met ons een eeuwig Verbond der genade opricht, ons tot Zijn kinderen en erfgenamen aanneemt..”.

Laten we er ons niet van afmaken hoe de Heere spreekt, dat Hij zo diep neerbuigt in Christus. Er is een geslacht dat zichzelf dit toeëigent zonder de bekering des harten en de vernedering onder God. Maar er is ook een geslacht dat geen ernst maakt met wat de Heere zo welmenend laat prediken. Wat moest het ons alleen uitdrijven tot die God, Die dit uit genade in Christus waar wil maken voor die van zichzelf kinderen des toorns zijn!

Wat gaat er dan een rijk getuigenis uit van de doop door de Heilige Geest in het hart en leven van de Zijnen. Hij werkt het geloof en doet in de vereniging met Christus delen in deze weldaad van ontfermende genade. Om in deze God alles te bezitten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 september 1993

Bewaar het pand | 12 Pagina's

De Nederlandse Geloofsbelijdenis (55)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 september 1993

Bewaar het pand | 12 Pagina's