Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Heere regeert (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Heere regeert (5)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over alle gebeurtenissen gaat de Godsregering. Ook over het kwaad dat bedreven wordt. We zagen dat de Schrift dat duidelijk maakt in de geschiedenis van Jozef. We zien het ook in wat er gebeurd is met de Heere Jezus.

De dood van Jezus

Het zijn toch wel geladen woorden die Petrus gesproken heeft op de Pinksterdag en die betrekking hebben op de dood van de Heere Jezus. Enerzijds benadrukt hij ten volle de verantwoordelijkheid van de mensen, met name van de Joden, in alles wat de Heiland werd aangedaan. Anderzijds wijst hij echter ook aan dat God in dat alles de hand had. Luister maar: “Deze, door de bepaalde raad en voorkennis Gods overgeleverd zijnde, hebt gij genomen en door de handen der onrechtvaardigen aan het kruis gehecht en gedood” (Handelingen 2:23). “Gij hebt dat gedaan!” verwijt Petrus de Joden. Maar het is geschied overeenkomstig de raad en de voorkennis Gods. Het móest ook zo gebeuren.

Hetzelfde vinden we onder woorden gebracht in het gebed van de jonge kerk, dat ons overgeleverd is in Handelingen 4:24-29. De discipelen des Heeren hebben met vervolging te maken gekregen. Het is nog wel geen bloedige vervolging, maar Petrus en Johannes hebben toch al kennis gemaakt met de gevangenis. Ze zijn echter vrijgelaten en zijn nu in de kring van de gelovigen teruggekeerd. En dan, onder de indruk van de gebeurtenissen en zich ervan bewust dat er nog veel meer kan gaan komen, zoeken ze Gods aangezicht en storten hun hart uit in het gebed tot de Heere. In dat gebed komt ook aan de orde het thema van de Godsregering en hoe de dingen op aarde geschieden overeenkomstig de wil des Heeren. “Want in der waarheid zijn vergaderd tegen Uw heilig Kind Jezus, Welke Gij gezalfd hebt, beiden Herodes en Pontius Pilatus, met de heidenen en de volken Israels, om te doen al wat Uw hand en uw raad te voren bepaald had, dat geschieden zou”.

Ook hier wordt weer de volle verantwoordelijkheid gelegd op degenen die de hand hebben gehad in de kruisiging van de Heere Jezus. Herodes en Pilatus en de heidenen en de Joden -zij allemaal. Maar wat hebben zij eigenlijk gedaan? Gods raad uitgevoerd. Gedaan wat besloten was dat geschieden zou. Ze hebben gedaan wat Gods hand en Gods raad te voren bepaald had.

Dat zijn toch wel geweldige uitspraken! Is dat alles echter niet te kras uitgedrukt? Wordt zo God niet tot medeplichtige gemaakt? Draagt God dan niet de schuld van de dood van de Heere Jezus? Als Herodes en Pilatus en al de anderen dan alleen maar gedaan hebben wat volgens Gods besluit moest gebeuren, konden ze dan in feite wel anders? En kan het die mensen dan nog wel worden verweten dat ze deze zonde begaan hebben? Is in dit alles God niet de eigenlijke oorzaak van het kwaad?

Dat zijn geen gemakkelijke vragen. Zijn het trouwens eigenlijk wel geoorloofde vragen? Alleen de veronderstelling al, dat God de auteur van de zonde zou kunnen zijn, verraadt dat we geneigd zijn verkeerd over God te denken en dat we Hem willen onderwerpen aan onze normen. Maar, zo blijft het van binnen vragen, kunnen we het dan helpen dat deze vragen bij ons opkomen? Roept Gods Woord en de manier waarop daar over de dingen gesproken wordt - ik denk weer aan die teksten uit Handelingen 2 en Handelingen 4 - die vragen niet zelf op?

Aanvechtingen

Al denkend over de Schriftgegevens omtrent de Godsregering zijn we keer op keer al in aanraking gekomen met ingrijpende vragen waar we voor komen te staan bij dit onderwerp. Vragen, die gemakkelijk tot aanvechtingen kunnen worden, vooral als we er niet theoretisch over spreken, maar als de gang van de dingen in ons eigen leven ons met moeite en leed in aanraking brengt. Aanvechtingen omtrent de wijze waarop de Heere dingen leidt. Aanvechtingen met de vraag of het allemaal wel wijs en goed en rechtvaardig toegaat. Aanvechtingen van allerlei aard.

We weten uit de Schrift dat deze aanvechtingen de kinderen Gods uit vroeger tijd niet vreemd zijn geweest. Een vorige keer hebben we al even Jozef genoemd en de worstelingen die hij kende, totdat “de rede des Heeren hem doorlouterd had”. We denken natuurlijk ook aan Asaf, die zijn problemen met de Godsregering onder woorden heeft gebracht in Psalm 73 en in Psalm 77. “Nochtans heb ik met al mijn kracht, de Godsregering overdacht; maar ’t was een stuk dat in mijn oog mij moeilijk viel en veel te hoog”, zo is de berijmde vertolking van Asafs klacht.

Asaf zag de voorspoed van de goddelozen. Daartegenover beleefde hij elke dag zijn eigen ellende. “Mijn bestraffing is er elke morgen”. Afgedacht nog van het feit, dat Asaf verdriet moest verwerken en dat zoiets bepaald niet gemakkelijk is, zat hij vooral met de moeite, dat Gods beloften niet waar bleken. Hoe kan een goddeloze voorspoed hebben, als God toch gezegd heeft dat Hij een gram gezicht slaat op bozen die Hem tegenstaan? Hoe kan een rechtvaardige slag op slag krijgen als God toch gezegd heeft dat in het onderhouden van Gods geboden een groot loon gelegen is. Is God dan wel betrouwbaar? Is Zijn Woord wel waar?

Er komen nog andere aanvechtingen voor. We voelden er al wat van toen we die teksten uit Handelingen 2 en Handelingen 4 een moment overdachten. Aanvechtingen ten aanzien van hoe God het kwaad kan toestaan en zelfs laten geschieden, en er toch Zelf vrij van blijven. Vragen ook ten aanzien van de verantwoordelijkheid van de mens: Kan hij eigenlijk wel verantwoordelijk gesteld worden als hij alleen maar doet wat God van te voren bepaald heeft dat geschieden zou? Hoe verhouden zich dan onze verantwoordelijkheid en Gods soevereiniteit?

En dan is er ook nog de aanvechting die ons kan overvallen als we in aanraking komen met de ingrijpende vragen omtrent het lijden dat er in deze wereld is. Dat gaat ook niet buiten God om, zo belijden we. Maar wil God dat lijden dan ook? Al die verminkingen tengevolge van verkeersongelukken en oorlogshandelingen? Die ontluistering van de menselijke waardigheid tengevolge van een ziekte die het lichaam helemaal sloopt? We lopen er allemaal tegenaan, nietwaar? Nu eens door wat je leest in de krant; dan weer door wat je tegenkomt in je werkkring; en ook door wat we meemaken in ons gezin; ja, het komt wellicht ook heel persoonlijk op ons aan, als we er zelf ten nauwste bij betrokken zijn.

Hoe komen we uit die vragen en aanvechtingen? Komen we er wel ooit uit? Is dit alles wel op te lossen? Men heeft pogingen gedaan om tot een oplossing te komen. H.A. Wiersinga -een theoloog waar al heel wat om te doen geweest is in de Gereformeerde Kerken - ontkent dat God de hand in het lijden heeft. Hij zegt, dat God nog meer lijdt onder het lijden dan mensen doen. God legt Zich ook niet bij het lijden neer, maar Hij strijdt ertegen.

En als Hij lijdt, dan lijdt Hij als onze partner. Hij lijdt met ons mee. Alleen houdt Hij het langer vol dan wij, omdat Hij een langere adem heeft. Wiersinga wil dan ook eigenlijk niet meer spreken van de Godsregering. Hij houdt niets anders over dan een sympathiserende God, die echter ook op bepaalde momenten niets meer voor ons doen kan, omdat Hij er ook niet tegen opgewassen is.

Ik noemde al eens de naam van A. van de Beek. Hij heeft ook een oplossing voorgesteld voor het probleem van God en het lijden. Hij verdedigt de opvatting dat er veranderingen in God zijn. Telkens weer vertoont het beleid van God onverwachte wendingen. Nu eens openbaart God Zich zus, dan weer zo.

Ik zou geneigd zijn om deze pogingen sympathiek te vinden. Het lijkt alsof ze inderdaad een handreiking willen doen aan de aangevochten mens. Laten we het er ook maar op houden, dat deze pogingen om God te rechtvaardigen goed bedoeld zijn. Maar de vraag is niet of ze goed bedoeld zijn; de vraag is of dit naar de Schrift is. Daar valt immers de beslissing - bij de Schrift. Hoe spreekt God er zelf over?

Soevereiniteit

Voordat we proberen de vragen op te lossen moeten we iets anders onder ogen zien. Hoe zou het komen, dat wij juist met de leer van de Godsregering vaak vast lopen? Waarom hebben we daar zoveel moeite mee? Ik geloof dat dit zo is omdat we erg veel moeite hebben om te geloven en te belijden dat God soeverein is. De absolute Soeverein is Hij. Hij is - Paulus gebruikt dit beeld in Romeinen 9 - de Pottenbakker en wij zijn het leem. De vraag uit Romeinen 9:21 is ook in dit verband uiterst actueel: “Of heeft de pottenbakker geen macht over het leem?” Daar gaat het om! Mag God doen wat Hij wil? Of moet Hij van ons eerst goedkeuring ontvangen? En mogen wij Hem achteraf tot verantwoording roepen? Daar ligt het grondprobleem.

Als de soevereiniteit Gods niet op de rechte wijze gezien en aanvaard wordt krijgen we ook moeite met het feit, dat God het recht heeft om te toornen en in Zijn toom Zijn oordelen te brengen. Dan komt de gedachte in ons op dat God wreed en onbarmhartig is als in rampgebieden ook zoveel onschuldigen moeten lijden. U herkent wel wat ook in uw binnenste wel eens opgeklommen is aan gedachten, die u misschien niet eens wilde denken en waar u van schrok toen u het zich ineens bewust werd dat ze er toch zijn.

Hebben we geen grote moeite met de leer van de soevereiniteit Gods? Het is waarlijk geen wonder dat deze kant van het Woord - want het is natuurlijk onmiskenbaar dat het Woord zo over God spreekt - door velen wordt voorbij gezien en dat in veler prediking deze zaak nooit ter sprake komt. De mens botst op deze leer en zo komt hier de vijandschap tegen het Woord en tegen God openbaar. Hier blijkt ook dat het Evangelie niet is naar de mens.

Stellen wij onszelf de vraag of we wel echt God God kunnen laten? Zijn we als we eerlijk zijn niet veel te veel met onszelf bezig en op onszelf en op onze vragen betrokken? Vergeten we niet veel te spoedig dat we maar mensen zijn; zondige mensen, met een boos hart en met een verdorven en bovendien zeer beperkt verstand.

De plaats die ons past is die in het stof, in aanbidding van de grote God. Laten we de hand op de mond leggen en zwijgen. God is Gód. “Laat af en weet dat Ik God ben”, zegt Hij Zelf (Psalm 46:11). En Paulus stelt de vraag: “Maar toch, o mens, wie zijt gij, die tegen God antwoordt? Zal ook het maaksel tot degene, die het gemaakt heeft, zeggen: Waarom hebt gij mij alzo gemaakt?” (Romeinen 9:20).

Maar, zulke antwoorden bevredigen niet! Dat is waar. God heeft ons echter nergens beloofd, dat Hij ons verstand altijd tevreden zal stellen. Hij vraagt wel van ons, dat we Hem vertrouwen. Zo vertrouwen, dat we het met de dichter van Psalm 92 durven zeggen: “In Hem, mijn vaste Rots, is ’t onrecht nooit gevonden”.

En zou het misschien ook niet nuttig zijn als we eens een poging deden om naar Gods vragen te luisteren? Vragen zoals we die vinden in bijvoorbeeld Micha 6:3: “O Mijn volk, wat heb Ik u gedaan en waarmede heb Ik u vermoeid? Betuig tegen Mij”. We kunnen wel altijd vragen hoe God al dat lijden en al dat onrecht kan toelaten en gedogen. Maar moeten we ons ook niet eens afvragen hoe het kan bestaan dat God temidden van zoveel gruwelen en ongerechtigheden, die dagelijks in deze wereld bedreven worden en waar we zelf ook schuldig aan staan, deze wereld toch nog spaart en ons leven toch nog draagt? Is dat niet iets onbegrijpelijks?

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 november 1993

Bewaar het pand | 12 Pagina's

De Heere regeert (5)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 november 1993

Bewaar het pand | 12 Pagina's