Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nederlandse Geloofsbelijdenis (58)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederlandse Geloofsbelijdenis (58)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

...ook de kinderen der gelovigen...

Na de bestrijding van de herdoop gaan we naar de verdediging van de kinderdoop. We behoeven het niet te zeggen, dat het dan over een actuele zaak gaat als die van de overdoop. We hebben vandaag te maken met de bezwaren tegen de kinderdoop van de zijde van Baptisten en allerlei evangelische stromingen, maar ze komen ook steeds meer binnen de gevestigde kerken. We kunnen hier wijzen op de invloed van Karl Barth. Al jaren had deze bekende theoloog moeite met de dooppraktijk, waarvan hij zich afvroeg of deze wel verantwoord was. In latere jaren kwamen zijn bezwaren scherper uit. Kort samengevat kunnen we zeggen dat hij de doop als sacrament verwerpt. Bij de doop gaat het om een menselijke daad. De doop is het menselijk antwoord op wat God in Christus heeft gedaan. Het zal duidelijk zijn dat dan niet meer gesproken kan worden van de doop aan de kinderen. In ieder geval is het mede door zijn kritiek zover gekomen, dat thans door niet weinigen de kinderdoop zo niet verworpen, dan toch als een twijfelachtige zaak wordt voorgesteld. Men wil niet meer spreken van de roeping om de kinderen te laten dopen, hoogstens moet het als recht gehandhaafd worden, waarvan ieder naar eigen believen gebruik kan maken. Dit standpunt zal ook wel een plaats krijgen in de kerkorde van de Verenigde Kerk, die men op het oog heeft als vrucht van het Samen-opweg proces. Althans in het kerkorde concept wordt de reserve tegenover de kinderdoop duidelijk gesteld.

Het is niet de bedoeling breed in te gaan op de bestrijding van de kinderdoop. We zouden dan ver buiten de eenvoudige behandeling van onze belijdenis komen. Het is ook eigenlijk niet nodig. De bezwaren van vandaag hebben ongetwijfeld nieuwe gezichtspunten, maar de wezenlijke achter gronden verschillen weer niet zoveel. Daarbij moet het ons ook nu treffen, dat artikel 34 zich niet uitput in het noemen van die bezwaren. Positief wordt hier gesproken over de fundering van de doop der kleine kinderen overeenkomstig Gods Woord. Zo gaan we onze belijdenis lezen en bezien! We nemen dan voor de duidelijkheid enkele woorden van het vorige gedeelte over: “Hierom verwerpen wij de dwaling der Wederdopers, die.... verdoemen de Doop der kinderkens der gelovigen; dewelke wij geloven, dat men behoort te dopen en met het merkteken des Verbonds te verzegelen, gelijk de kinderkens in Israel besneden werden op dezelfde beloften, die aan onze kinderen gedaan zijn. En voorwaar, Christus heeft Zijn bloed niet minder vergoten om de kinderkens der gelovigen te wassen, dan Hij gedaan heeft om de volwassenen. En daarom behoren zij het teken te ontvangen en het sacrament van hetgeen, dat Christus voor hen gedaan heeft, gelijk de Heere in de Wet beval hun mee te delen het sacrament des lijdens en stervens van Christus, kort nadat zij geboren waren, offerende voor hen een lammeke, hetwelk was een sacrament van Jezus Christus. Daarenboven, hetgeen de besnijdenis deed aan het Joodse volk, hetzelfde doet de Doop aan onze kinderen, welke de oorzaak is, waarom de Heilige Geest de Doop noemt de “Besnijdenis van Christus”. Kolossenzen 2:11.”

Op dezelfde beloften...

Onze belijdenis komt met enkele schriftuurlijke overwegingen, waarom ook de kinderen der gelovigen het sacrament van de doop behoren te ontvangen. De diepe overtuiging is er: Gods Woord staat er achter! De eerste overweging is, dat de kinderen in Israel op dezelfde beloften besneden worden als aan de kinderen in de Nieuw-Testamentische bedeling gedaan. De grond van de doop ligt in Gods Verbond en de beloften daarvan. Dat is het Verbond, dat God met Abraham en zijn zaad heeft opgericht en waarbij de besnijdenis als teken en zegel gegeven is. Dat Verbond is niet opgehouden met de Nieuw-Testamentische bedeling en de besnijdenis is niet afgeschaft. Er kwam wel vervulling met de komst van Christus. Dat betekent dat het tot de volle gestalte en ontplooiing kwam. Zo wordt de besnijdenis vervuld in de doop. De beloften zijn dan niet wezenlijk anders maar spreken wel met meer kracht. Daar hadden de wederdopers geen oog voor net zo min als het merendeel van de bestrijders van de kinderdoop. De grond van de doop wordt gelegd in de wedergeboorte, het persoonlijke geloof, de belijdenis van het geloof. Er is geen erkenning van de waarde van het Verbond Gods en de beloften, zoals van de wezenlijke eenheid van dat verbond. Men wijst graag op enkele teksten, zoals Marcus 16:16: “die geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn, zal zalig worden.” Staat het er niet: éérst geloof en dán doop..? Het wordt haast eindeloos herhaald en men gaat voorbij aan het verband: de opdracht om te prediken onder de volkeren. Daarbij staat het onderwijs vóórop en zal pas gedoopt worden nadat tot het geloof gekomen is. Helaas laat men het gehéél van de Schrift niet spreken. Daarbij wordt er een breuk aangenomen tussen het Oude en Nieuwe Testament. Men wijst dan op Jeremia 31:31: “Ziet, de dagen komen dat Ik met het huis van Israel en met het huis van Juda een nieuw verbond zal maken”. We kunnen hier aantekenen wat Calvijn ervan schrijft: “Nu moeten wij zien, waarom Hij aan dat volk een nieuw verbond belooft. Zonder twijfel heeft dat betrekking op de vorm..Deze vorm is niet alleen in de woorden gelegen, maar allereerst in Christus; verder in de genade van de Heilige Geest en de gehele uitwendige manier van onderricht: het wezen blijft altijd hetzelfde.” En Guido de Brès schrijft ervan: “Het verbond met Abraham is inderdaad hetzelfde, dat nu nieuw genoemd wordt, omdat het in Christus bevestigd en vernieuwd is..” Dezelfde beloften! De kinderen van Israel mochten op die beloften de besnijdenis ontvangen. De Heere noemde hen Zijn volk. Dat betekende niet dat iedere Israeliet persoonlijk deelde in het heil des Heeren. Wezenlijk was ook onder het Oude Verbond de noodzaak van de besnijdenis van het hart. Die beloften zijn niet veranderd. Zij betekenen en verzegelen wezenlijk hetzelfde heil. Bekering en geloof zijn nodig om dat heil persoonlijk te bezitten.

Als de beloften hetzelfde zijn, zullen toch de kinderen van de gelovigen in de Nieuw-Testamentische bedeling niet buitengesloten mogen worden van het ontvangen van het teken en zegel van de doop!

Niet minder dan de volwassenen..

De tweede overweging is ontleend aan de wezenlijke inhoud van Gods beloften. Hier moeten we denken aan de reiniging der zonden door het bloed van Christus. Die wordt in de doop gepredikt, zoals we al eerder hebben gezien. Christus is niet alleen voor de volwassenen gekomen, ook voor de kinderen. Hij is Zelf Kind geworden. Hij is ontvangen van de Heilige Geest, opdat Hij door Zijn heilige ontvangenis en geboorte de zonde, waarin wij ontvangen en geboren worden, voor Gods Aangezicht zou bedekken. Hier klinkt in artikel 34 hetzelfde door wat we ook kunnen lezen in Zondag 27 “dat hun door Christus’ bloed, de verlossing van de zonden en de Heilige Geest, Die het geloof werkt, niet minder dan de volwassenen toegezegd wordt”. Het zal duidelijk zijn, wat onze belijdenis hier wil zeggen: de doop betekent en verzegelt de reiniging der zonden door het bloed van Christus. Welmenend klinkt die toezegging tot volwassenen en kinderen. Christus heeft Zelf gezegd: “Laat de kinderkens tot Mij komen en verhindert ze niet, want derzulken is het Koninkrijk der hemelen”. Dan heeft Hij het gewild, dat de doop ook bediend zou worden aan de kleine kinderen.

Gelijk de Heere in de wet beval....

Bij deze tweede overweging spreekt in dit artikel een voorbeeld uit het Oude Testament in de ceremoniële wet. Een vrouw moest in Israel na de geboorte van een kind het reinigend offer brengen. Zij mocht 40 dagen niets heiligs aanroeren en tot het heiligdom niet komen als het een jongetje was. Was het een meisje dan was het 80 dagen. Zij was in die tijd onrein naar de wet. Zij moest dan aan het einde “als de dagen harer reiniging vervuld waren” een eenjarig lam ten brandoffer en een jonge duif ten zondoffer brengen voor de deur van de tent der samenkomst tot de priester. We kunnen het lezen in Leviticus 12.

Onze belijdenis betrekt dit offer niet alleen op de moeder maar ook op het kind, als haar nakomeling. De opsteller van onze belijdenis heeft daar zelf over geschreven: Guido de Brés. Hij zag dit bevestigd in Lucas 2, de ons zo bekende geschiedenis, waar gesproken wordt over de dagen “hunner” reiniging (meervoud!). Daar werd niet het offer van een lam en een duif gebracht, maar het offer der armen, twee “tortelduiven of twee jonge duiven”, zoals in Leviticus 12 werd toegestaan.

Het gaat er vooral om, dat dit offer hier als heenwijzend naar Christus wordt voorgesteld. Het spreekt van het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt. Zo is het offer er al voor de jonge kinderen, zo kort na hun geboorte. Toen sprak al een teken en zegel.

Besnijdenis en Doop

De laatste overweging in dit artikel:“ wat de besnijdenis deed aan het Joodse volk, hetzelfde doet de doop aan onze kinderen”, behoeven we hier niet verder te bespreken. Het is al aan het begin gebeurd. Ik mag verwijzen naar de eerste keer, dat artikel 34 aan de orde kwam.

’t Heeft echter wel wat te zeggen dat er hier aan het eind wéér gewezen wordt op het verband tussen besnijdenis en doop. Het laat zien hoe onze belijdenis ingaat op de bezwaren tegen de doop van de kleine kinderen. We zouden hier bijv. verwachten, dat dit artikel in zou gaan op de vraag, waarom er in heel het Nieuwe Testament geen apart bevel staat om de kinderen te dopen. Het zou op zichzelf niet vreemd geweest zijn als deze vraag aan de orde was gekomen! Die vraag, of liever de vaststelling dat zo’n apart bevel in het Nieuwe Testament niet gevonden wordt, werd heus wel gehoord van de kant van de wederdopers. Het was hun gedurig verwijt, dat men nààst Gods Woord de kinderdoop verdedigd had. En dat nog wel door hen, die leerden, dat alle geboden en inzettingen van mensen moesten wijken voor het Woord van God!

Hier mogen we zeggen: onze belijdenis behoeft niet op die vraag in te gaan. De instelling van de doop is al beleden aan het begin. En dat zó dat de betekenis van de doop naar het geheel van de Schriften zo bijzonder is voorgesteld. Het gaat om de geestelijke benadering. We kunnen ook zeggen: de benadering, die eigen is aan het ware geloof. De vraag of de kinderen gedoopt moeten worden moet vanuit de betekenis van de doop, zoals die naar Gods Woord door het ware geloof verstaan wordt, beantwoordt worden. Waar dit voorbijgegaan wordt, zijn alle beschouwingen en gesprekken over dit onderwerp in wezen waardeloos.

Hoe beleefd?

Als het voor ons geen vraag is of de kleine kinderen gedoopt moeten worden, dan moet wel de vraag dringen: hoe lééft deze belijdenis vandaag in de kerk en bij ons persoonlijk? Helaas moeten we constateren, dat er een grote behendigheid is om met deze belijdenis eigen standpunt te verdedigen.

De één verdedigt er de veronderstelde wedergeboorte-theorie mee. De ánder gebruikt het om te zeggen: een gedoopte mag de vraag niet gesteld worden of hij er wel persoonlijk in deelt. Wéér een ander stelt: ’t gaat hier alleen om de uitverkoren kinderen...

Onder ons wordt de beleving van deze belijdenis zo schaars gevonden. De doop is voor velen niet meer dan een uiterlijke plechtigheid. Dat het “vooral hangt aan de belofte en aan de geestelijke verborgenheden” wordt zo weinig verstaan. Daardoor wordt tekort gedaan aan Gods goedheid betoond in de gave van dit sacrament en tegelijk betekent dit een grote verschraling binnen de kerk.

De doorwerkende kracht van de Heilige Geest is zeker niet het minst hierin noodzakelijk. Dan wordt de rechte beleving gezocht van de betekenis van de doop naar Gods Woord. Dat komt uit in de opvoeding van onze kinderen. Dan hebben we ze niet over voor de wereld of voor het schijn-christendom, maar zal er onderwijs zijn in wat dit teken en zegel inhoudt. Dan is er een geestelijk zoeken dat de verborgenheden, die in de doop worden voorgesteld, waar worden in eigen leven en dat van onze kinderen. Dan wordt het wonder zo groot: o God, Gij hebt mij geleerd van mijn jeugd aan...

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 januari 1994

Bewaar het pand | 8 Pagina's

Nederlandse Geloofsbelijdenis (58)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 januari 1994

Bewaar het pand | 8 Pagina's