Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nederlandse Geloofsbelijdenis (64)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederlandse Geloofsbelijdenis (64)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoe het Heilig Avondmaal gevierd

Langzamerhand zijn we toegekomen aan het laatste deel van artikel 35. Misschien hebt u bij de behandeling van de belijdenis over het Heilig Avondmaal wel gedacht: het duurt lang! Het kan dan gezegd worden, dat onze belijdenis die gedachte niet vreemd vindt. We lezen tenminste aan het begin van dit slotgedeelte de veelzeggende woorden: “ten laatste..”

Het gaat nu niet meer direct over instelling, doel en wezen van het Heilig Avondmaal. Er komen nog een aantal aspecten aan de orde, die vooral voor de praktijk van groot belang zijn. Te verstaan wat het Heilig Avondmaal betekent is van grote waarde. Toch kunnen we er niet aan voorbijgaan, hóe dit nu uitkomt in de rechte viering van dit sacrament. Graag geef ik eerst de aspecten weer, die hier genoemd worden:


hoe het Heilig Avondmaal gevierd moet worden
wie de ware Avondmaalgangers zijn
de vrucht van het Avondmaal
de verwerping van alle menselijke “vonden”.


Voor ditmaal zullen we het dus hebben over het “hoe” van de viering: “Ten laatste, wij ontvangen het Heilige Sacrament in de verzameling van het volk Gods, met ootmoedigheid en eerbied, onder ons houdende een heilige gedachtenis des doods van Christus, onze Zaligmaker, met dankzegging, en doen aldaar belijdenis van ons geloof en van de Christelijke religie”.

In de samenkomst der gemeente

Het Heilig Avondmaal wordt “ontvangen in de verzameling van Gods volk”. Daarmee wordt bedoeld de openbare samenkomst van de gemeente.

In het Heilig Avondmaal is er sprake van gemeenschap, gemeenschap tussen Christus en de Zijnen en gemeenschap van de Zijnen onder elkaar. Dat laatste wil niet zeggen, dat zo maar een aantal gelovigen het Avondmaal uitmaakt! De Heere heeft dit sacrament verbonden aan Zijn Kerk en zo ook aan de ambten, die Hij in die Kerk gegeven heeft.

Bij de instelling van het Heilig Avondmaal komt het uit, dat de sacramenten behoren bij de Kerk. Hij heeft ook de bediening ervan toebetrouwd aan de ambten. De dienaren van het Woord delen onder ons de tekenen uit. In dit opzicht is het bevestigingsformulier voor dienaren des Woords onderwijzend. Daar lezen we, dat het mede tot hun ambten behoort: “de sacramenten te bedienen, die de Heere heeft ingesteld”. Daarbij gaat het formulier er vanuit, dat het bevel aan de apostelen ook de herders geldt, die de gemeente weiden. Zo kan hier verwe zen worden naar Mattheüs 28:19, het doopsbevel en naar 1 Corinthe 11:23, waar de apostel Paulus spreekt van wat hij van de Heere ontvangen heeft ten aanzien van het Heilig Avondmaal.

We moeten ook denken aan een lijn in Gods Woord voor de samenkomsten der gemeente. Die spreekt van een band tussen de prediking en de viering van het Heilig Avondmaal. In de openbare samenkomsten staat de prediking voorop en komt daarna dit sacrament. Zo hoort de bediening van het sacrament daar te zijn, waar het Woord des Heeren verkondigd wordt. Terecht moet daarom bezwaar gemaakt worden tegen iedere bediening van het Heilig Avondmaal waarin niet op enige wijze de band aanwezig is tussen de openbare samenkomst van de gemeente en het Heilig Avondmaal. In de praktijk betekent dit, dat we in de regel geen medewerking kunnen geven aan een afzonderlijke bediening aan bijv. zieken. Ook zal bediening van dit sacrament in tehuizen en inrichtingen bij alle kerkelijke bepalingen, die een weg proberen te wijzen, vaak moeilijk zijn. Het deelnemen eraan wordt daarbij in de meeste gevallen nog door andere bezwaren gedrukt. Hetzelfde moet opgemerkt worden ten aanzien van avondmaalsvieringen tijdens conferenties, zoals die in onze tijd al meer gewoonte zijn geworden.

Niettemin gaat het hier nadrukkelijk positief om de band tussen de openbare samenkomst van Gods gemeente en het Heilig Avondmaal. Wat een grote betekenis en waarde krijgt in dit verband de dag, waarop de gemeente mag samenkomen. Dan wil de Heere Zijn Woord laten horen en dat Woord bevestigen in de sacramenten. We kunnen hier denken aan Zondag 38 in onze Catechismus, over het vierde gebod “..en dat ik inzonderheid op de Sabbath, dat is op de rustdag, tot de gemeente Gods naarstiglijk kome om Gods Woord te horen, de Sacramenten te gebruiken..”. Dan gaat het om een band tussen de openbare samenkomst en het Heilig Avondmaal, die leeft in het hart van die de Heere vrezen. Dan worden die twee zaken allebei echt geestelijk gewaardeerd. Het ware geloof kan niet buiten het één en het ander. Ik herinner me nog zo goed een man, die de Heere kende, in één van onze gemeenten. Hij leed aan een kwaal, waardoor hij handen en voeten niet meer kon gebruiken. Voor een tijd nam hij geen deel aan het Heilig Avondmaal. Hij meende beter niet aan te kunnen zitten, omdat hij door anderen geholpen moest worden. Het duurde niet lang dat hij niet aanzat. Hij miste voor zichzelf de bediening van dit sacrament en ging voortaan met hulp van anderen aan. Vaak mocht hij getuigen van wat de Heere door middel van de tafel des Heeren aan hem geschonken had.

Is er werkelijk geen mogelijkheid om deel te nemen aan het Heilig Avondmaal, dan mag gezegd worden dat de Heere door Zijn Woord en Geest ook daarbuiten Zijn gemeenschap wil schenken. Artikel 35 belijdt hier echter de weg, die de Heere gewoonlijk gaat: gezegend te worden aan Zijn tafel in Zijn Huis.

Met ootmoed en eerbied

Die woorden staan er echter niet voor niets bij. ’t Gaat in het Heilig Avondmaal om de ontmoeting met God. Die God is de Heilige, Die het behaagt Zijn heilige tafel aan te richten voor in zichzelf verloren zondaren. Tegenover die God kan niemand bestaan zonder het offer van Zijn eigen Zoon. Onverdiend zijn de zegeningen, die Hij aan de Dis wil schenken. Die dat doorleeft, kan niet in hoogmoed naderen, maar in ootmoed. Die ootmoed is vrucht van het werk van Gods Geest. Dan kennen we onszelf voor Gods Aangezicht. Dan krijgen we kleine gedachten van onszelf. Dan zijn wij het onwaardig.

Ootmoed en eerbied gaan samen. Echte ootmoed doet eerbiedig naderen en aanzitten. Gemaakte ootmoed kan misschien nog wel eerbiedig lijken, maar dan is het de eerbied voor zichzelf en niet voor de Heere. Eerbied past al in Gods Huis, toch zeker aan de tafel van de grote Koning. Wat een hoge eer is het, dat de Heere het vergunt aan nietige en onwaardige mensenkinderen om tot Hem te naderen en met Hem gemeenschap te hebben! ’t Kan alleen om én in het offer van de Heere Jezus Christus. Zou dan het hart niet met eerbied vervuld moeten zijn tegenover die God en vanwege dat offer? Zou die eerbied niet uit moeten komen in de houding, de kleding waarin tot de tafel des Heeren genaderd wordt? ’t Gaat dan niet om een enkel-vormelijke godsdienst. Die is er. Dan zoekt men in de vorm het leven. Toch is het leven niet zonder vorm! In de beleving van de vreze des Heeren komt de eerbied voor de Heere en Zijn dienst uit in eenvoud en soberheid. Dan zal ook ons kleed overeenkomstig de gang zijn, die gemaakt wordt.

Gedachtenis van de dood van Christus

We hebben hier al een en ander van gezegd in een voorgaand artikel. Graag wijs ik hier nog op het Avondmaalsformulier, waarin zo bijzonder dat gedenken spreekt in de bekende passage over het borgtochtelijke van Christus’ lijden en sterven: “ten andere laat ons nu ook overdenken, waartoe ons de Heere Zijn Avondmaal heeft ingezet, namelijk dat wij zulks doen zouden tot Zijne gedachtenis..”. Het is een gedeelte dat tot gedurige ontdekking en onderwijzing is van al de Zijnen. We proeven hier het geloof, dat bekent: Hij heeft ZichZelf overgegeven in plaats van mij die eeuwig de toom van God verdiend heeft. Hier is geen plaats voor een afstandelijke beschouwing, maar wordt de troost gekend door de Heilige Geest in zo’n Zaligmaker.

Met dankzegging

’t Is weer geen overbodige toevoeging! Dat is het ook niet als we in het formulier na het Avondmaal de bekende woorden horen “..dewijl de Heere nu aan Zijn tafel onze zielen gespijzigd heeft, zo laat ons tezamen Zijn Naam met dankzegging prijzen..”.

De Heere versterkt aan Zijn tafel het leven van de Zijnen. Het wonder van zijn borgtochtelijk lijden en sterven heeft daar gesproken. In dat offer ligt het leven van arme zondaren. Door de Heilige Geest wordt daar de vrucht van dat offer gekend. Het wonder van de liefde vervult het hart van de Zijnen. Dan worden hart en tong losgemaakt tot de ware dankbaarheid. Dankzegging en lofprijzing behoren bij elkaar. Zij zijn allebei vruchten van het werk van de Heilige Geest. In beleefde dankbaarheid wordt God grootgemaakt. Hoe komt dat na iedere viering van dit sacrament uit, als Psalm 103 gelezen wordt. “Loof de Heere, mijn ziel en vergeet geen van Zijn weldaden...”!

Die dankzegging is roeping. De ware dankbaarheid is geen aanhangsel, dat er wezenlijk niet bijhoort. Zonder die blijft de enige troost in leven en sterven vreemd.

’t Gaat bovenal om de eer des Heeren. Die dankbaarheid is evenzeer Gods werk. De Heilige Geest werkt die als vrucht van de verlossing van Christus. Dan blijft er een aanbiddend en verlegen volk over. “Wat zal ik de Heere vergelden voor al Zijn weldaden, aan mij bewezen? Dit volk heb ik Mij geformeerd, zij zullen Mijn lof vertellen!”

Doen aldaar belijdenis...

Het gaat hier om de belijdenis, die in de Avondmaalsviering zelf spreekt. Vóór de avondmaalsgang is er de belijdenis. Niemand zal tot de tafel des Heeren worden toegelaten dan na belijdenis des geloofs. Daarbij is de echtheid van het geloof in geding. We hopen dat nader te zien, als we D.V. de volgende keer over de zelfbeproeving handelen. Telkens echter als het Avondmaal wordt gevierd, is er een hernieuwde belijdenis.

Die belijdenis bestaat in het verkondigen van de dood van Christus. Door de avondmaalsgang en het aanzitten daaraan belijdt ieder van Gods kinderen, dat hij midden in de dood ligt en zijn leven alleen ligt in de offerdood van Christus. Dat belijden gebeurt in de gemeenschap met allen, die door dezelfde Geest aanzitten. Calvijn spreekt van “het openlijk en als met één mond belijden”. Het is de éne Kerk, die alleen in het offer van Christus het leven kent en verwachting heeft voor de toekomst.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juni 1994

Bewaar het pand | 8 Pagina's

Nederlandse Geloofsbelijdenis (64)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 juni 1994

Bewaar het pand | 8 Pagina's