Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De tucht in de Kerk des Heeren (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De tucht in de Kerk des Heeren (1)

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

De tucht in de Kerk van de Heere. Dit onderwerp “tucht in de kerk” kan de meest uiteenlopende reacties oproepen. “Tucht”, zal de één zeggen, “praat me er niet van, want die is vandaag de dag helemaal zoek binnen de kerk. Alles kan tegenwoordig. Als twee jonge mensen ongehuwd samenwonen wordt daar niets of maar heel weinig aan gedaan. En moetje zien hoe sommige belijdende leden gekleed zijn tijdens de kerkdienst of aan de Avondmaalstafel zitten. Neen, tucht is er tegenwoordig niet veel meer binnen de kerk.”

Dat is mogelijk de ene reactie. Voor een ander liggen de dingen totaal verschillend. Woorden als “tucht” en wellicht ook het veel bredere begrip “kerkrecht” wekken bij hem alleen maar een stille afkeer. Zulke woorden roepen namelijk in zijn herinnering allerlei beelden op van ketterjacht en kerkelijke rechtbanken. “Hoeveel mensen”, zo zegt hij, “zijn door kerkelijke tuchtmaatregelen niet mishandeld? Hoeveel predikanten zijn er na tuchtprocedures niet ten onrechte afgezet? En bovendien”, stelt hij heel beslist, “is de tucht eigenlijk niet een hopeloos verouderd geval dat eigenlijk niet meer in onze moderne tijd past? Onze tijd is die van de mondige, geëmancipeerde mens, die zich op geen enkele manier laat bevoogden. Hij laat zich in leer en leven beslist de wet niet meer voorschrijven. En als de kerken dan nog uit een zeker besef van traditie weigeren afwijkende opvattingen te tolereren, dan riekt dat vandaag bedenkelijk naar discriminatie. Neen, tucht is een verouderd woord wat in een kerk van deze tijd niet meer past.” U begrijpt wel, dat dit zomaar een greep is uit de gedachten die we van-daag kunnen tegenkomen. We komen ze tegen over de volle breedte van het kerkelijke erf, en waarschijnlijk ook wel binnen onze eigen kerken. In dit soort reacties komt meteen wèl naar voren voor welke vragen het onderwerp ons plaatst. Daarbij zal duidelijk zijn, dat ik alle vragen beslist niet kan behandelen. Ik wil alleen maar enkele opmerkingen maken over de tucht, en dat doen onder drie gezichtspunten. Namelijk de tucht allereerst in principieel perspectief, in de tweede plaats in pastoraal perspectief en in de derde plaats in praktisch perspectief.

De tucht in principieel perspectief

Allereerst dus iets over de principiële kant van de zaak. We beginnen maar heel eenvoudig. Wat bedoelen we met het woord “tucht”? De oorspronkelijke betekenis van dit woord kan ons hier op het rechte spoor brengen. Tucht is namelijk afgeleid van de oude Nederlandse woordstam “tie-ën”, die “trekken” en waarschijnlijk ook “opvoeden” betekent. Misschien kunnen we dat nog wat helderder maken wanneer we het Duitse woord er naast zetten. “Trekken” is in het Duits “zie-hen” en daarvan is het woord “Zucht” (tucht) afgeleid. Precies zo is het met het oud-Nederlandse “tie-en” (trekken), waaruit het woord “tucht” is gevormd. Eigenlijk heeft deze oude woordstam twee betekenissen. In de eerste plaats betekent hij zoiets als “opvoeden”, “terecht wijzen” en daarom ook “tuchtigen”. Anderzijds betekent hij ook “trekken”. En daarmee komen we bij een heel belangrijk punt, want de kerkelijke tucht heeft als diepste bedoeling om zondaren te trekken tot vernieuwing, tot bekering. Prachtig komt dat uit in een ander Duits woord voor tucht: “Busszucht”. Busszucht wil zeggen: de mensen tot boete, tot bekering trekken. En dat is de bedoeling van de kerkelijke tucht: mensen tot bekering brengen.

Als we deze opmerkingen samenvatten krijgen we dit beeld. Bij de tucht behoren de volgende aspecten: opvoeding, handhaving van de orde, bestraffing van de zonde en tenslotte het dringen of trekken tot bekering. Hoe functioneert die kerkelijke tucht nu in de Christelijke gemeente? Wel, daar is vooral in de tijd van de Reformatie heel diep over nagedacht. De kerk van de Reformatie heeft zich daarbij vooral laten leiden door wat de Heere Jezus Zelf gezegd heeft in Mattheüs 18. De principes die door Hem in dat hoofdstuk verwoord worden, zijn onder anderen door Calvijn uitgewerkt en via hem hebben zij gestalte gekregen in onze Dordtse Kerkorde, met name in de artikelen 71 t/m 81. Boven dat deel van de Kerkorde staat namelijk “van de censuur en de kerkelijke vermaning”. Het is wellicht goed om de gang van de tucht, zoals die in dit gedeelte van de Kerkorde beschreven wordt, kort te schetsen. Dan weten we elke geval van elkaar waar we het over hebben.

Waar gaat het bij de tucht ten diepste om? Wel, het gaat bij de tucht om de vraag hoe de kerk moet handelen met de dwaling en met de zonde. Met andere woorden: wanneer er gedwaald wordt in de leer, of in het leven, treedt als het goed is de kerkelijke tucht in werking. Nu moeten we meteen heel duidelijk zeggen dat niet iedere zonde of dwaling in leer of leven tuchtwaar-dig is. Wij zijn er ons, hoop ik, van bewust dat ieder mens in veel dingen struikelt. Dat betekent dat wij allen geneigd zijn te zondigen in woord en wandel, in leer en leven. Nu zijn deze zonden zeker aanleiding dat de Kerk in de prediking, op de catechisatie en op het huisbezoek telkens weer tot zelfonderzoek of zelftucht moet aansporen. Maar onze zonden worden pas tuchtwaardige zonden - in de zin van: zonden die ons in aanraking brengen met de kerkelijke tucht - als ze een heel bepaald karakter dragen! Verborgen zonden bijvoorbeeld die alleen bij de Heere en bij onszelf bekend zijn, maar die verder niemand weet, vallen niet onder de kerkelijke tucht. Of, om iets anders te noemen, als een kind iets doet wat tegen de regels ingaat die in het gezin gelden, dan treedt de tucht niet onmiddellijk in werking. Neen, het zijn toch wat aparte zonden, die ons met de kerkelijke tucht in aanraking brengen. Voetius formuleerde het zo: “Tuchtwaardige zonden worden door drie dingen gekenmerkt; het gaat om zonden, échte zonden die een mens schuldig stellen in het licht van het Woord van God. Vervolgens dienen het zonden te zijn die ergernis geven. En in de derde plaats moet ermee gepaard gaan een verwerping van de vermaningen en hardnekkige volharding in het kwaad”. In één woord: bij de kerkelijke tucht gaat het over ergerlijke, openlijke zonden, waarbij sprake is van volharding in die zondige weg. Hoe moet de kerk nu met dergelijke openlijk en ergerlijke zonde handelen? Wel, het opmerkelijke is dat onze kerkorde hier allereerst een taak ziet voor de gemeente. Daarmee sluit de kerkorde zich overigens direkt aan bij Mattheüs 18. Als er sprake is van een heimelijke zonde - en daarmee bedoelt onze kerkorde een zonde die nog niet publiekelijk bekend is, maar waar iemand uit de gemeente wèl van af weet - dient deze broeder of zuster degene die deze zonde begaan heeft in liefde te vermanen. Wanneer hij toch in die zonde blijft volharden, volgt er opnieuw een vermaning onder twee of drie getuigen. En wanneer dan nog geen berouw optreedt, dan dient de zaak bij de kerkeraad gebracht te worden. Op dat moment komt de tucht van de gemeentelijke in de ambtelijke fase, als ik dat zo zeggen mag. Wanneer de kerkeraad is ingelicht, moet de zonde ambtelijk behandeld worden. Er volgen bezoeken, waarbij vermaand wordt en wordt aangedrongen op bekering. En wanneer er voldoende vermaand is en geen bekering volgt, wordt de eerste stap van de kerkelijke censuur van kracht. Deze houdt in dat degene die in die bepaalde zonde leeft wordt afgehouden van het Heilig Avondmaal. Dit wordt vanaf de kansel meegedeeld, waarbij de naam van degene die onder de tucht geplaatst is niet genoemd wordt en waarbij de gemeente aangespoord wordt om voor deze broeder of zuster, die in zonde gevallen is en in zonde leeft, te bidden. Wanneer hij of zij de vermaning ook na de eerste trap van de kerkelijke tucht niet ter harte neemt, is er vervolgens een tweede trap. Nu wordt ook de naam openlijk afgelezen van de kansel, nadat eerst de classis om advies en goedkeuring gevraagd is. En wanneer de zondaar dan nog volhardt in het kwaad, volgt tenslotte de derde trap.

Dat is de afsnijding of uitbanning, met een oud woord: de excommunicatie. Laten we daarbij wel met nadruk zeggen dat deze uiterste vorm van kerkelijke tucht, de excommunicatie (uitbanning) uit de gemeente van Christus, volgens onze belijdenis ook betekent dat men vanwege deze zonde buiten het Koninkrijk van God gesloten is (Vgl. Zondag 31 Heidelberger Catechismus vr. 85).

Bij alles wat in de kerkorde en de belijdenis over de kerkelijke tucht gezegd wordt is uitbanning of excommunicatie toch ook weer niet het allerlaatste! Na schuldbelijdenis is het weer mogelijk om terug te keren tot de gemeente en tot het Koninkrijk van God. U kunt dat ook duidelijk zien in de formulieren die achterin ons kerkboek staan. Na het formulier voor de ban (of excommunicatie) volgt het formulier voor de wederopneming binnen de gemeente van degenen die buiten de gemeente gestoten zijn door de kerkelijke tucht.

Als we dit alles zo overzien, moeten we wel tot de conclusie komen dat we met de kerkelijke tucht een diep-ern-stig thema hebben aangesneden. Tijdens deze lange procedure van een gesprek onder vier ogen, naar de kerkelijke vermaning via afhouding van het Avondmaal, tot de excommunicatie uit de gemeente; tijdens deze héle lange weg, gaan de deuren van het Koninkrijk der hemelen voor degene die in de zonde volhardt dicht. En als hij zich niet bekeert, blijven die deuren ook voorgoed gesloten. Uitbanning uit de kerk, uitsluiting van de sacramenten, het zijn geweldige ernstige dingen en wij kunnen er slechts met een zekere schroom over spreken.

Toch blijft de vraag dringen: “Wat is eigenlijk de bedoeling van de kerkelijke tucht? Waarom is die lange weg met al die ingrijpende stappen nodig?” Wel, ik wil niet minder dan zes redenen noemen waarom de kerkelijke tucht noodzakelijk is. Daarbij sluit ik me nogal nauw aan bij een artikel uit de beroemde belijdenis van Westmin-ster uit 1643. Hierin staat een heel belangrijk artikel over de tucht te lezen. Daar wordt in een aantal punten aangegeven, waarom de kerkelijke tucht nodig is. Ik noem ze:

In de eerste plaats is de kerkelijke tucht nodig om de zondigende broeders en zusters te behouden en terug te winnen. De kerkelijke tucht wil dus in wezen “medisch”, dat wil zeggen “genezend” werken. Zij zoekt de zondaar te behouden van zijn dwaalweg. Daarom is het een ernstige misvatting om te denken dat het er bij de kerkelijke tucht vooral om zou gaan moeilijke mensen uit de kerk te werken. Neen, het eerste doel van de kerkelijke tucht is om de zondaar bij de zonde vandaan te krijgen! Het gaat erom die zondaar te overtuigen van het kwaad waarin hij leeft of van de verkeerde leer die hij aanhangt. Op deze wijze zoekt de kerkelijke tucht te genezen. Zo staat het ook in Mattheüs 18, wanneer er over de vermaning gesproken wordt tussen de broeders. De Heere Jezus zegt dan: “En zo uw broeder hoort naar de vermaning, zo hebt gij uw broeder gewonnen.”

Dan is hij gewonnen voor de zaak van Christus en voor de gemeente van Christus en gewonnen om te leven overeenkomstig de wetten van Christus. Dat het de bedoeling van de tucht is om de zondaar te trekken tot bekering is ook duidelijk in onze eigen belijdenis. In onze Heidelberger Catechismus wordt over de tucht gesproken als één van de Sleutelen van het hemelrijk. U leest in vraag 83: “Wat zijn de Sleutelen des hemelrijks?” “De verkondiging van het Heilig Evangelie”, zo luidt het antwoord, “en de Christelijke ban of uitsluiting uit de Christelijke gemeente door welke twee stukken het hemelrijk aan de gelovigen wordt opengedaan en de ongelovigen wordt toegesloten.” Wat is dus de bedoeling van de prediking? Het toesluiten van het Koninkrijk van God voor degenen die onbekeerlijk en ongelovig blijven en het openen van het Koninkrijk voor allen die zich door de genade van God tot Hem bekeren. Zo is het ook met de tucht. De tucht bedoelt de bekering van de zondaar die zich verhardt in de weg van het kwaad. En de vele trappen van de kerkelijke tucht zijn het bewijs van het geduld en de genade van God waarmee Hij zegt: “Ik heb geen lust in de dood van de zondaar, maar daarin dat hij zich bekeert en leeft.” Het eerste doel van de tucht is dus de zondaar tot bekering te brengen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 september 1994

Bewaar het pand | 10 Pagina's

De tucht in de Kerk des Heeren (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 september 1994

Bewaar het pand | 10 Pagina's