Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Engelendienst terwille van de Kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Engelendienst terwille van de Kerk

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

’t Is nog niet zo lang geleden, dat jongeren mij iets vroegen over de dienst der engelen. Eigenlijk ging het over de dienst der engelen terwille van Gods kinderen. Dat vragen had een bepaalde achtergrond. Ik zal proberen die weer te geven, zoals ik die zelf heb aangevoeld.

In Gods Woord wordt in dit verband van de engelen gesproken. Bijzondere beloften heeft de Heere gegeven aangaande de engelen voor die Hem vrezen. We kennen ze wel: Psalm 34:8 “De engel des Heeren legert Zich rondom degenen, die Hem vrezen” en dan: Psalm 91:11 en 12 “Want Hij zal Zijn engelen van u bevelen, dat zij u bewaren in al uw wegen. Zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot”.

De vraag is in wezen: hoe is dat? Je hoort nooit of bijna nooit Gods kinderen spreken, over de dienst der engelen. Leeft de Kerk des Heeren vandaag daar wel bij?

Het gaat dus niet over het bestaan van de engelen. Het is bekend, dat velen daar vandaag een groot vraagteken achter zetten. In deze wereld van techniek, wetenschap en verzakelijking van heel het leven passen - meent men - geen engelen. Het is eigenaardig: men fantaseert over aparte wezens buiten de aarde op andere planeten en gelooft niet aan de engelen, waar Gods Woord zo onomwonden van getuigt. En binnen het erf van de kerk weet men het te versieren: de engelen zouden geleefd hebben in de voorstelling van die tijd. Daar zou Christus Zich bij hebben aangesloten! Hier moet alleen maar gezegd worden: intreurig!

Maar nu gaat het over hen, die het bestaan der engelen overeenkomstig Gods Woord zonder meer aannemen. De beleving komt echter niet uit.

’t Is mogelijk dat iemand zegt: kan dat? Gaat het niet over onzichtbare, geestelijke wezens? Weten we er eigenlijk wel zovéél van? Er is zoveel verborgen als het over de engelen, hun dienst, gaat. Het is me opgevallen dat Brakel in de Redelijke Godsdienst het ook laat doorklinken dat al in zijn tijd er veel aan voorbij gegaan wordt, wat de Heere ten aanzien van de dienst der engelen te zeggen heeft. Hij wekt op om op te merken tot welke grote zaken God de engelen gebruikt. Hij stelt het dat er meer van geweten zou worden als dat beoefend werd. Laat het daarbij duidelijk zijn, dat het Brakel niet gaat om een uiterlijk weten zonder vrucht.

Een wonder...

Deze dienst der engelen is een wonder. Het is Gods wond’re zorg voor Zijn kerk geweest, dat Hij de engelen daartoe gegeven heeft. We kunnen dat zien als we de tekst overdenken die er zo direkt van spreekt. Het gaat om Hebreeën 1:14 “Zijn zij niet allen gedienstige geesten, die tot dienst uitgezonden worden, om dergenen wil, die de zaligheid beërven zullen?”

Die tekst staat in een sprekend verband. Hier worden niet de engelen geprezen maar Christus. In Hebreeën 1 wordt immers van de grootheid van Christus getuigd boven de engelen. Christus zit en regeert op Zijn troon, terwijl de engelen als dienende geesten worden uitgezonden. Ondertussen komt juist zo de wond’re gave van de dienst der engelen terwille van de Zijnen uit. Die gave wordt bepaald door de Christus! Aan Hem is het te danken, dat de engelen ten goede dienen van degenen, die de zaligheid beërven zullen.

Het is met name Calvijn geweest die niet moede geworden is te betuigen dat deze dienst van de engelen geheel afhangt van Christus en Zijn werk. Hij ziet dat in het gezicht van Jacob in de nacht van Beth-El (Genesis 28:12) “Want wat beschreven wordt in het gezicht van Jacob moet diep in onze harten ingegrift zijn, namelijk dat de engelen naar de aarde tot de mensen afdalen en van de mensen naar de hemel opklimmen langs de ladder op welke de Heere der heirscharen gezeten is. Daardoor wordt aangewezen, dat alleen door Christus’ tussenkomst de dienst der engelen tot ons komt, zoals Hij Zelf verzekert (Joh. 1:52: “Van nu aan zult gij de hemel zien geopend en de engelen neerdalende op de Zoon des mensen”.

Alleen door de tussenkomst van Christus zijn de engelen gedienstige geesten terwille van de Zijnen!

Zo komt het ook uit in Hebreeën 1. Christus is de Heere der engelen. Hij heeft het over hen te zeggen. Dat is echter niet los te denken van Zijn Middelaarsarbeid. Het gaat om Hem Die de reinigmaking der zonden door Zichzelf teweeggebracht heeft.

Wij hebben ervoor gezorgd dat de engelen tegen ons waren. De eerste keer dat we in de Bijbel van engelen lezen is Genesis 3. De mens is van God afgevallen. Hij heeft tegen Hem gezondigd, het verbond verbroken. God stuurt de mens weg uit de hof van Eden. Hij stelt een engelenbewaking bij de ingang van die hof, cherubijnen met een vlammend zwaard om de weg te bewaren van de boom des levens. Het spreekt van de onmogelijkheid om van-de-mens-uit ooit weer met God verzoend te worden en tot het eeuwige leven te komen. Het vlammend zwaard getuigt tegen de gevallen mens. Maar nu om Christus zijn de engelen gedienstige geesten tot hulp en ondersteuning van hen, die de zaligheid beërven. Het predikt Hem, Die in Zijn schuldverzoenende arbeid de toom Gods gedragen heeft en de weg weer geopend heeft voor schuldige zondaren. Nu zijn de engelen tot dienst geworden van degenen, die de zaligheid beërven zullen. Wie zijn zij in zichzelf? Zij hebben nergens recht op. Zij beërven alleen door de verdienste van Christus. Het is alleen een wonder dat ze binnenkomen. Dan is ook de dienst der engelen een wonder: de legerscharen der engelen hen gesteld tot knechten en dienaren om hun zaligheid te verzorgen!

Dienen en dienen

Onderwijzend is het voor het verstaan van deze Engelendienst te zien, hoe in Hebreeën 1:14 tweemaal het woord “dienen” gebruikt wordt in onderscheiden betekenis. Eerst lezen we van “gedienstige engelen” en dan van “die tot dienst uitgezonden worden”. Het is dan goed te weten, dat er in het oorspronkelijk twee verschillende woorden worden gebruikt.

Allereerst staat er een woord, dat weergegeven kan worden met: in de dienst van het heiligdom. Wij gebruiken het woord ook dat er eigenlijk staat: liturgie. Daar bedoelen we de dienst in de kerk mee. Welnu, de engelen zijn liturgische geesten. Ze staan in de dienst van het heiligdom in de hemel, in de dienst van God.

In die dienst gaat het om de grootma-king van God. Dat is de lust van de engelen, om God in Zijn deugden te verheerlijken. Dat hebben ze gedaan bij de schepping van hemel en aarde. Zij zongen vrolijk tot de eer van de Schepper, verheerlijkten Hem in Zijn eigen werk. Zij hebben het weer gedaan bij de geboorte van Christus, bij de komst van Gods Zoon in het vlees. Toen kwam de dienst van God uit in de Engelenzang boven de velden van Efratha.

Zij dienen God in alles, waartoe ze geroepen worden. Maar nu komt hier hun taak in een bijzonder licht te staan als ook dat andere woord “dienen” eraan verbonden wordt: tot dienst uitgezonden om dergenen wil die de zaligheid beërven. Dat woord heeft een ander accent. We kunnen het weergeven. Ons woord diakonie zit er in. Dan gaat het over de dienst, die ten goede van een ander is, tot ondersteuning, tot hulpbetoon. Ziet, tot zo’n dienst worden de engelen uitgezonden. Tot hulpbetoon van de Kerk des Heeren. Van allen die de zaligheid beërven.

Zo vinden we ook daarin de rijke genade, die God in de dienst der engelen aan de Zijnen gegeven heeft, uitgedrukt. De dienst van de engelen aan God heeft die bijzondere gerichtheid, dat deze tot hulp en ondersteuning is in de noden en belemmeringen, die de Kerk des Heeren moet ondervinden.

Uitgezonden

De engelen worden uitgezonden. Het woord “uitzenden” behoort bij de engelen. We lezen er veel van in Gods Woord. De engelen, die het oordeel Gods over Sodom en Gomorra moesten uitvoeren zeggen tot Lot, dat de Heere hen “uitgezonden heeft om haar te verderven”. We horen de engel Gabriël spreken tot Zacharias in de tempel: “Ik ben Gabriël, die voor God sta, en ben uitgezonden om tot u te spreken en u deze dingen te verkondigen”. En - om nog maar één voorbeeld te noemen - in de gelijkenis van het onkruid onder de tarwe lezen we er ook van: “De Zoon des mensen zal Zijn engelen uitzenden, en zij zullen uit Zijn Koninkrijk vergaderen al de ergernissen en degenen, die de ongerechtigheid doen”.

Uitzenden zegt allereerst dat de engelen niet op eigen initiatief handelen. Zij wórden uitgezonden. Zij gaan op het bevel van God. Een wenk van Gods almacht is genoeg om de engelen te bewegen daarheen te gaan, waar God wil.

We kunnen hier in de tweede plaats zeggen: Gód zendt de engelen uit. We kunnen ook zeggen, Christus, de Heere, Die zo bijzonder uitkomt in dit eerste hoofdstuk van de Hebreeënbrief. Hém is gegeven alle macht in hemel en op aarde. De engelen staan in Zijn bijzondere dienst terwille van Zijn kerk. Hem zijn ze gehoorzaamheid verschuldigd. Tenslotte: hier wordt het gedurige van dat uitgezonden worden benadrukt. We zouden kunnen zeggen: ze worden geregeld uitgezonden, telkens weer. Wat bijzonder is dat. Telkens allen die de zaligheid zullen beërven, telkens in alle noden, zijn de engelen gereed en worden zij naar Gods vrijmacht uitgezonden.

Tot vertroosting

Deze gerichtheid van de dienst der engelen is tot troost van Gods kinderen. Het wordt door Calvijn in de Institutie zo sprekend vertolkt. Hij gaat in op de vraag, waarom God liever door hen, dan door ZichZelf zonder hun dienst, gewoon is Zijn macht te vertonen, te zorgen voor het heil der gelovigen. En dan volgt dit: “Hij doet dit zeker niet uit noodzaak, alsof Hij hen niet kon missen, want zo dikwijls als het Hem lust, gaat Hij hen voorbij, en volbrengt Zijn werk, zelfs alleen door een wenk. Zover is het er vandaan dat zij Hem tot hulp zouden zijn tot verlichting van enige moeilijkheid. Hij doet dit dus tot vertroosting onzer zwakheid, opdat wij in ’t geheel niets zouden ontberen, wat dienstig is om onze zielen op te beuren tot goede hoop, of ze te versterken in gerustheid”.

PS. Dit is een weergave, hier en daar een nadere uitwerking van een zgn. winteravondlezing in Urk. Het zal nog een vervolg hebben.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1994

Bewaar het pand | 8 Pagina's

Engelendienst terwille van de Kerk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 1994

Bewaar het pand | 8 Pagina's