Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de jeugd (8)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de jeugd (8)

Preken

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Predik het woord”

Beste vrienden,

Predik het woord. Het gaat dus over de Christus. Hij is de centrale inhoud van het woord. Hij moet verkondigd worden. Dat gebeurt ook. God heeft daar Zijn dienaren voor. Het zijn de herauten van de Koning. We schreven daar al eerder over. Zij moeten de boodschap van de Koning getrouw doorgeven. “Predik het evangelie alle creaturen”. Dat is de blijde boodschap voor arme zondaren. Dat zijn dan geen zondaren alleen in naam. Want dat zijn alle mensen. Daar is niemand die niet zondigt. Wie zegt dat hij geen zonde heeft, die is een leugenaar.

Doch al zijn alle mensen zondaren, het wordt daarom nog niet door alle mensen beleefd. En het moet beleefd worden. Dat is altijd vrucht van de bediening van de Heilige Geest. Het is de Geest Die in al de waarheid leidt. Hij geeft Godskennis, door het woord, als het zuiver verkondigd wordt, toe te passen. De zondaar krijgt dan ook zelfkennis. Hij wordt een schuldenaar, niet in naam, maar in werkelijkheid. En dan niet door allerhande tegenspoeden, zoals dat in het natuurlijke leven gebeuren kan, doch het is allemaal eigen schuld. Hij is door “vrij- en moedwillige ongehoorzaamheid” in een staat van ellende terecht gekomen. Hij kan zichzelf daaruit niet verlossen. Het moet door een ander gebeuren. De verlossing moet van Boven komen. Het moet bij God vandaan komen. En gelukkig is dat ook gebeurd. God heeft alzo lief de wereld gehad, dat Hij Zijn Eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verloren zou gaan, maar het eeuwige leven zou hebben. Hij is het alleen, Die verlossing geven kan. Hij moet daarom gepredikt worden. Hij heeft alles gedaan, wat tot de zaligheid van een verloren zondaar nodig is. Nu ik dit schrijf, verkeren we nog in de lijdensweken. Als jullie dit lezen, zijn de lijdensweken al weer voorbij. Doch het evangelie blijft. Wat is het rijk voor een “verloren zondaar” als hij horen mag, dat hij ook nog zalig worden kan. Voor een ander kon hij het nog wel geloven. Doch voor hemzelf leek dat een onmogelijke zaak. Het is echter geen zaak die hem koud laat. Zo in de geest van: Er is toch niets aan te doen. Ik ben nu eenmaal ten dode opgeschreven. Bidden helpt niet. Bidden kan ik ook niet. Ik ben dood. Wat wou je van een dode verwachten? Als ze desondanks toch aangespoord worden om de Heere te zoeken terwijl Hij te vinden is, om Hem aan te roepen, terwijl Hij nabij is, dan wordt men nog kwaad ook. Ik zou deze dingen zo niet schrijven, ware het niet dat ze in de praktijk niet voorkomen. Helaas, maar al te veel. Het is een dode rechtzinnigheid. Het is wel waar, wat men zegt, namelijk dat men er niets aan kan doen. Doch het is een bewijs van de dood. Want als men werkelijk wordt, wat men is, een zondaar, dan kan men alzo niet redeneren. Dan wordt er een roepen geboren, vanuit de nood, waarin men zich bevindt. Ik gebruik hier het woord “bevinding”. Dat begrijpen jullie wel. Je moet de zaken bevindelijk leren kennen. Zo wordt het wel eens gezegd. En terecht. Doch degenen die zich arm en ellendig bevinden, durven dat niet zo maar op de rekening van het “zaligmakende werk” te schrijven. En toch behoort het er bij. Want ze worden door de Heere in de nood gebracht, opdat zij uit de nood zouden gaan leren roepen. Want als de nood er niet zou zijn, men zou nooit tot de Heere roepen. Men kan het dan nog wel verstandelijk doen, doch er zit geen drang achter. Men bidt dan wel, doch ontvangt niet, omdat men kwalijk bidt.

Doch als het een van de Heere opgebonden zaak is, dan laat men niet af, hand en oog op te heffen naar omhoog. Totdat Hij ook hen genadig zij.

Men wil het van de Heere Zelf weten, het uit zijn mond horen: “Ziet, hier ben Ik, Ik ben uw heil alleen.”

God spreekt dan gewis tot elk, die voor Hem leeft, die het waarlijk om de Heere te doen is. Want Hij heeft nog nooit gezegd tot het huis van Jacob: Zoek Mij tevergeefs. Hij is nabij, al degenen die Hem aanroepen.

Dat doet Hij dan ook ervaren, al kan het soms wel eens lang duren, voor men het gewenste antwoord krijgt. De Heere beproeft dan de zodanigen. De voorbeelden daarvan staan in de bijbel. Dit te lezen, kan een bidder moed geven. Ik denk bijv. aan die Kananese vrouw. Zij riep de Heere na. En het leek alsof Hij haar helemaal niet hoorde. Ja, in eerste instantie werd zij zelfs afgewezen, toen de Heere tot haar zeide, dat Hij niet gekomen was, dan voor de verlorene schapen van het huis Israels. En dat het niet betamelijk was om het brood van de kinderen te nemen en het de “hondekens” voor te werpen.

Zo iets te moeten horen, dat is, menselijk gesproken, toch wel genoeg om alle moed benomen te worden.

Doch het was bij deze vrouw wáár werk. Zij begint met te zeggen: “Ja Heere.” Zij geeft de Heere gelijk. Het komt haar niet toe, waar zij om vraagt. Zij heeft nergens recht op. Doch uit het antwoord dat Jezus haar gaf, ontleent zij de nodige vrijmoedigheid, om aan te houden. Want zij zegt: “Ook de hondekens eten van de kruimkens die er van de tafel huns heren vallen.” Zij was met een kruimel tevree. En zij kreeg een heel brood. De Heere heeft haar geloof als “groot” geprezen. De Heere schenkt altijd mild en overvloedig.

Zo gaat het nog. Wie zich, met eerbied gezegd, door de Heere niet laat wegsturen, die zal Hij Zijn heil doen zien.

Wat is het groot voor een arme zondaar, als hij eens een kruimel genade van de Heere mag ontvangen. Dat geeft grote en goede gedachten van de Heere. Dat geeft ook vrijmoedigheid, om nog meer te vragen. Daar is immers bij de Heere een eeuwige volheid van genade. Zalig wie er bediening uit mag ontvangen. Want Hij wil Zich aan een arme zondaar steeds nader openbaren. Zij moeten opwassen en toenemen in de kennis en in de genade van de Heere Jezus Christus. Die vrouw, die zich in haar geloof niet beschaamd zag, wist natuurlijk door deze ene daad, nog lang niet alles. Doch als men vast maar op school mag zitten. Dan is er iedere keer nog meer te leren. Namelijk hoe noodzakelijk het is Hem onder alle omstandigheden te benodigen. Dat geeft een nauw leven. Dan kan men zonder Hem niets. Hij komt dan als zeer gepast voor, als die dierbare Zaligmaker, voor zo’n gans verloren zondaar.

“Predik het woord”. Als men Hem dan in Zijn borgtochtelijke schoonheid voor ogen gesteld krijgt, en het behaagt de Heilige Geest er in mee te komen, dan wordt het iedere keer weer herhaald: “Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk”. Men kan dan van Hem niet genoeg krijgen. Dan zijn er geen aangenamere ogenblikken dan met Hem in geloofsgemeenschap te mogen verkeren. Het wordt dan iedere keer weer als een wonder beleefd, dat de Heere het met die zondaar nog niet zat wordt. Wat is het dan een wonder dat we met een onveranderlijk God te doen hebben, voor een onverbeterlijk mens. Want zo krijgt men zichzelf toch steeds weer waar te nemen.

“Predik het woord”. Het zijn maar drie woorden. Doch de inhoud is onuitputtelijk. Wie zal ooit de volle inhoud van genade kunnen vertolken, die er in de Heere is aan te treffen.

“Alles wat aan Hem is, is gans begeerlijk”. Als zodanig dient Hij ook geprezen te worden. Dat is nog iets anders dan “aangepraat”. Want dat komt ook voor. Doch dat heeft geen waarde voor de eeuwigheid. Dat leidt alleen maar tot zelfbedrog. Doch Hem aan te prijzen, is een aangename zaak voor hen die dat mogen doen. En het is ook een aangename zaak voor hen die het mogen aanhoren.

De aangenaamheid vindt zijn wortel in de liefde. De liefde denkt geen kwaad. Die denkt alleen maar goed. Dat is in natuurlijk opzicht reeds zo. En in geestelijk opzicht is dat nog meer zo.

De liefde is niet uit ons. De liefde is uit God. God is liefde. Hij heeft liefde en geeft ook liefde. De liefde die Hij geeft, openbaart zich in wederliefde. En die is hierin openbaar, dat wij Zijn geboden bewaren. En Zijn geboden zijn niet zwaar. Want Zijn juk is zacht, en Zijn last is licht.

God geve een ieder daar veel van in de beoefening te hebben.

Helaas moet wel gezegd worden, dat de ware liefde een schaars artikel is. Het komt uit de natuur des mensen niet voort. Want we zijn van nature geneigd om God en de naaste te haten. Dat zijn de vruchten van het vlees.

Dat we daarom ons vlees zullen mogen leren kruisigen, om door de geest Hem welbehagelijk te leven.

Als jullie dit artikel te lezen krijgen, is de Panddag te Sliedrecht zeer nabij. Laten we hopen elkander daar te mogen ontmoeten. God geve ons een goede en gezegende dag.

Jullie aller vriend

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1995

Bewaar het pand | 10 Pagina's

Voor de jeugd (8)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 april 1995

Bewaar het pand | 10 Pagina's