Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Intrede Ds. J. Veenendaal

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Intrede Ds. J. Veenendaal

Geliefde gemeente van Elburg:

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wijsheid zonder eind noch paal zijn Gods wegen al temaak In een weg van het wonder heeft de Heere onze weg naar uw gemeente geleid. De roeping van uw gemeente kwam in een periode van ons leven, dat wij in geen enkel opzicht aan een beroep dachten. Immers daar denkt een dominee van tijd tot tijd wel eens aan. Neen ons gebed tot de Heere was dat wij mochten herstellen van onze ziekte om ons werk in de gemeente van Katwijk aan Zee weer volledig te kunnen hervatten. Geheel ongedacht en onverwacht kwam toen het beroep uit de gemeente van Elburg. In een periode waarin wij uitgeschakeld waren.

Daar is veel over gesproken in en buiten de gemeente en wij kunnen dat wel begrijpen. Alleen wat veel belangrijker is en was is de vraag: Heere wat is Uw wil en weg? En de Heere heeft overduidelijk daarin gesproken en dan moet alles zwijgen en Zijn knecht gehoorzamen. De Heere wees de weg naar Elburg. De Heere sprak drie keer tot mij uit Jona 3:1 en 2 met de volle nadruk op het laatste gedeelte van het tweede vers: En het woord des Heeren geschiedde ten anderen male tot Jona zeggende: Maak u op, ga naar de grote stad Nivevé; en predik tegen haar de prediking die Ik tot u spreek.

De Heere verbond in liefde door Zijn Woord en Geest aan de gemeente van Elburg en gaf losmaking van de gemeente Katwijk aan Zee, waar wij zeer verbonden waren aan de kern van de gemeente. Waar wij zoveel liefde en medeleven ondervonden in zeer moeilijke tijden. Waar zoveel gebed is opgezonden tot de troon der genade door Gods kinderen uit de verschillende kerkverbanden, waar wij zeer aan verbonden waren.

En hoewel wij nimmer een beroep kunnen aannemen omdat Gods kinderen daar geloof voor hebben, immers de Heere moet zelf Zijn dienaar de weg duidelijk maken, nochtans is het een onuitsprekelijk voorrecht als de Heere getuigenis geeft aan Zijn volk, dat Zijn dienaar die weg mag en moet gaan en dan in verschillende kerkverbanden. Wij geloven de gemeenschap der heiligen over de kerkmuren heen.

Maar het gaat nu om de opdracht die de Heere Zijn knechten in elke gemeente geeft waarheen zij worden gezonden: Predik het Woord tijdig en ontijdig in Naam van de Koning van de Kerk en de Zender van Zijn dienaren. Zo bepaalde de Heere ons om in uw midden intrede te doen met de woorden uit 1 Korinthe 1:23 en 24.

“Doch wij prediken Christus, den Gekruisigde, den Joden wel een ergernis, en den Grieken een dwaasheid; Maar hun die geroepen zijn, beiden Joden en Grieken, prediken wij Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods”.

Het thema van de prediking luidt:

De prediking van Christus, den Gekruisigde.

Wij willen u bepalen bij een drietal gedachten. Deze prediking is 1) Een ergernis voor de Jood, 2) Een dwaasheid voor de Griek, 3) De zaligheid voor Jood en Griek beiden.

Een ergernis voor de Jood

Gemeente, het gaat de apostel Paulus bij het noemen van Joden en Grieken om de karakterisering van twee groepen niet alleen in Paulus dagen, maar ook heden. Wij komen de Jood en de Griek tegen in elk mens van nature als het gaat om de weerstand tegen de prediking van Christus, den Gekruisigde. Het Woord des kruises is de Joden een ergernis. Waarom eigenlijk? Wel gemeente, vanwege Zijn geringe en verachte staat in de wereld. Immers zij verwachten een machtige Koning in de wereld, die hen als kleine koningen over anderen zou doen heersen. Dat was het teken, dat de Joden begeerden, overmits de Joden een teken begeerden, vrs. 22. De Heere Jezus heeft daarvan gezegd: Het overspelig geslacht verzoekt een teken, maar hen zal geen ander teken gegeven worden dan van Jona den profeet. De Joden zeiden: Wanneer iemand de Messias, de van God gezonden Koning wil zijn, dan moet Hij eerst maar eens recht door een teken van de hemel Zijn aanspraak daarop bewijzen, eer wij Hem geloven. Een Messias, een Zoon van God, Die onmachtig en verlaten als een zondaar, een misdadiger zijn leven aan een schandpaal beëindigd is voor de Jood een ergernis. Een skandolon in het Grieks. Een steen waarover een blinde valt. Een strik waarin een vogel wordt gevangen. De Jood ergert zich aan een vernederde Jezus, aan een gekruisigde Christus, die geen aards koninkrijk sticht, maar Koning is van een geestelijk koninkrijk van verloren zondaren en zondaressen in zichzelf, die al hun heil en zaligheid verwachten van het bloed en de gerechtigheid, die Christus verwierf juist in een weg van bitter lijden en sterven. Zijn bloed was het offer voor hun zonden en Zijn gerechtigheid redde van de eeuwige dood.

Daarbij kwam, dat de Heere Jezus Zijn heerlijkheid reeds op zovele wijzen had geopenbaard in de wonderen die Hij reeds op aarde deed. Maar zij weigerden in Hem te geloven bij alles wat zij hoorden uit Zijn mond en zagen van Zijn machtige daden.

Bovendien, en daar zat de angel bij de eigengerechtige Jood en ook bij ons. Zij meenden door aangeleerde geboden en het onderhouden daarvan, dus door een uitwendige godsdienst en uitwendige voorrechten zich verzekerd te weten van Gods genade. De Jood in onze tekst, gemeente is de mens van nature, de hoogmoedige, de eigengerechtige mens, die uit genade zonder de werken der wet niet zalig wil worden. Hij beroemt zich op alles en nog wat, op de afstamming van Abraham, maar is blind voor zijn zonde en schuld, voor wie God is en wie wij zijn. Hij wil de zaligheid verdienen. Paulus had zelf heel diep kennis aan deze ergernis om uit genade zonder de werken der wet zalig te worden. Doch Paulus heeft alles schade en drek mogen achten om de uitnemendheid van de kennis van Christus Jezus de Heere. Ach gemeente, wij werken ons in onze godsdienst liever dood om de zaligheid te verdienen, dan om uit genade zalig te worden door de verlossing, die in Christus is, en door Hem volkomen verworven. Een ergernis is het voor u en mij om als een uitgewerkt verloren, helwaardig zondaar, die de eeuwige dood heeft verdiend, zalig te worden om Christus wil. Alle gronden buiten het volbrachte werk van Christus tot zaligheid moeten wij verliezen, en dat kost een heel mens. Wij willen ons waardig maken voor Christus met onze werken, onze tranen, onze vernedering, ons strijden tegen de zonden, dit doen en dat nalaten om zo de gunst van God te verwerven, maar het zal niet gaan gemeente. De grond van onze zaligheid is het volbrachte werk van Christus, door Gods Geest, verklaard en geopenbaard aan het hart. Christus krijgt alleen waarde voor een verloren en afgesneden zondaar, die alle verwachting van en uit de mens heeft verloren en het alleen van vrije genade kan verwachten. Christus heeft alleen waarde voor een zondaar en zondares, die op al zijn of haar werken de dood heeft leren schrijven. Christus heeft alleen waarde voor iemand, die geestelijk bankroet is gegaan. Voor hem en haar is Christus boven alles dierbaar, gepast, algenoegzaam en een volkomen Zaligmaker. God de Heilige Geest maakt plaats voor Christus in een weg van het verliezen van ons leven om het in Christus te mogen vinden. Wij moeten leren de zaligheid en het leven, buiten ons te zoeken in Christus alleen.

Een dwaasheid voor de Griek

De Griek was de man van wijsheid en wetenschap. De man van belezenheid en filosofie. Griekenland het middelpunt van geleerdheid en kennis. Ik ga u niet verder vermoeien met de specifieke achtergrond van de Griekse filosofie, maar voor een Griek was het grote onzin, dat een Gekruisigde, de Redder van de wereld zou zijn. Het was dwaasheid in de ogen van een Griek. De Griek geloofde dat de mens een deel van de godheid was en het lichaam was de kerker van de ziel.

Daarom was niet alleen de Gekruisigde, Die de Redder van de wereld zou moeten zijn voor de Griek een dwaasheid, maar hij kon ook onmogelijk geloven in een opstanding uit de doden, krachtens zijn wijsgerig denken. Dat was nog groter dwaasheid. Het zalige leven verworven door de dood en opstanding van een Gekruisigde was dwaasheid. Echter door het Woord des kruises, geliefde gemeente, wordt alle “wijsheid” al het denken van de mens over zichzelf en de wereld en God doorkruist. De mens die alle dingen met zijn verstand wil begrijpen is van zichzelf zeker. Hij denkt met zijn wijsheid alle problemen te doorgronden ook de Godsvraag. Geen wijsheid gemeente, geen wijsbegeerte, geen diepe gedachten over een eventueel bestaan van God en Wie Hij zou zijn, niet de oplossing van denkproblemen heeft de mens nodig, maar redding, redding van Zijn arme ziel op weg naar dood, graf en eeuwigheid. De mens is een verloren zondaar door zijn diepe val in Adam, die gered moet worden van de toekomende toom en met God verzoend. Dat is voor de zelfverzekerde mens dwaasheid, verachtelijk en verwerpelijk. De Grieken begeren wijsheid, maar de wijsheid der wereld heeft God niet gekend en zal God nooit kennen. Dat bevestigt de Heere Zelf in Zijn Woord: Want nademaal, in de wijsheid Gods, de wereld God niet heeft gekend door de wijsheid, zo heeft het Gode behaagd door de dwaasheid der prediking, zalig te maken, die geloven, vvs. 21.

Gemeente, alle wegen van menselijke wijsheid heeft niet één mens tot de kennis van God gebracht, maar zij hebben van God afgeleid. De wereld is er vol van en ons hart is er vol van. Als God niet beantwoordt aan ons denken, aan onze wensen, ach dan... Als God zich niet verantwoordt voor de rechterstoel van ons denken en van onze vragen dan... Als God niet in onze denksystemen past dan.... Ons beeld van de Heere is, als Grieken dat Hij al onze problemen en vragen moet oplossen. Elk kind van God leert de Griek in zijn of haar hart kennen. Denk maar aan Asaf in Psalm 73. Hij vond geen oplossing voor de vragen en de strijd van zijn leven in het licht van hoe God met hem en met de goddelozen handelde. De wijsheid van Asaf moest eerst dwaasheid voor God worden. De vrouw van Job laat ons de Griek zien, die leeft in uw en mijn hart. Zolang de zon schijnt in ons leven, ach dan willen wij God nog wel dienen, maar als de zon achter de wolken verdwijnt. Als kruis, rouw, smart, moeite en raadsels ons levenspad doorkruist en God Zich verbergt en geen rekenschap van Zijn daden geeft dan zeggen wij met de vrouw van Job, als God het niet verhoed: Zegen God en sterf, er staat eigenlijk vloek God en sterf. De vrouw van Job zegt eigenlijk, nu man als je zo’n God moet dienen dan begrijp ik er niets meer van, die al je kinderen wegneemt, je slaat in have en goed en zelfs je lichaam aantast tot stervens toe. Voor mij hoeft zulk een God niet. Verstaat u er iets van, gemeente? Of denkt u beter te zijn dan de vrouw van Job, als Asaf en zo zouden wij nog wel meer voorbeelden kunnen noemen. Maar onze wijsheid is dwaasheid bij God. Wij moeten leem worden in de hand van de grote Pottenbakker. God slaat een andere weg in. Hij slaat de weg in van de dwaasheid der prediking om zalig te maken, die geloven. Welk een genade, zo mogen wij het verwachten van de prediking van Christus, den Gekruisigde, dat God door die prediking ook Grieken tot gelooft brengt in Hem Die gekomen is om te zoeken en zalig te maken dat verloren is, ook in de wijsheid der wereld. Als God een mens bekeert wordt zijn wijsheid tot dwaasheid en moet hij/zij zich verantwoorden voor Gods rechterstoel, en dan is het voor de Griek voor eeuwig verloren, gemeente. Want dan kunnen u en ik op duizend vragen van de Heere geen enkel antwoord geven. Goed en naar Gods evenbeeld geschapen, maar door onze zonde van God afgevallen, de wereld, de duivel toegevallen, een vijand van God en de naaste, een overtreder van al Gods geboden, dan is het voor eeuwig verloren, gemeente. Maar dan mogen wij u ook prediken, Christus, den Gekruisigde, de zaligheid voor Jood en Griek beiden, die geroepen zijn.

De zaligheid voor Jood en Griek beiden, die geroepen zijn

Maar hun, die geroepen zijn, beiden Joden en Grieken, prediken wij Christus de kracht Gods en de wijsheid Gods.

Het kruis van Christus getuigt van de zonde van de mens en het oordeel van God over de zonde, gemeente. Maar nu spreekt dat kruis van Christus ook van de onuitsprekelijke liefde des Heeren om Joden en Grieken te zaligen om Christus wil. De prediking van de gekruisigde Christus is het middel waardoor de Geest van Christus in ons krachtig werkt de wedergeboorte en het geloof, zegt Calvijn. En zo is het. En dat is tot zaligheid. Christus is de kracht Gods, maar ook de wijsheid Gods. In Christus heeft Gods wonderbare wijsheid de weg gevonden om de van hem afgevallen, in haar eigen wijsheid dwalende zondaren en zondaressen te bereiken. Hier is Gods werkzame kracht om verlorenen te redden en uit diepgevallen vloekwaardige zondaren, geliefde kinderen Gods te maken. Jezus Christus, den Gekruisigde is de Zaligmaker, Hij, Die in Zijn gehoorzaamheid tot in de dood des kruises, Hij, Die Zich als zondeloze tot zonde en als Heilige tot vloek liet maken, heeft de volmacht tot zaliging van verlorenen en openbaart daarin Gods kracht en wijsheid.

Maar hun die geroepen zijn beiden Joden en Grieken. Geroepen niet alleen uitwendig door het Woord, want alzo zijn ook de voorgaanden die verloren gaan, geroepen, maar ook inwendig en krachtig door de Geest Gods naar Zijn Voornemen. Hierin komt Gods verkiezende liefde openbaar, gemeente, in de krachtdadige roeping van de Jood en de Griek uit zijn geestelijke doodstaat tot het ware geestelijke leven en wordt het geloof geschonken waardoor het evangelie van den Gekruisigde wordt omhelsd. Zulk één ondervindt Gods kracht, die redt uit het leven in de zonde en brengt tot een leven met God in ware kennis, gerechtigheid en heiligheid. Zulk één ondervindt de wijsheid, die God in Zijn verlossingswerk openbaart. Het evangelie een kracht Gods tot zaligheid. Gods wijsheid komt in Christus ten volle openbaar omdat God in Hem heel het vraagstuk van onze verlossing ten volle oplost.

De zaligheid en redding van een zondaar begint daar als de zielsogen worden geopend door Woord en Geest voor onze verlorenheid. Dan alleen gaan wij ernaar staan om als een verloren mens de zaligheid in Christus, den Gekruisigde te kennen.

Wat ons uit de verlorenheid redt is de kracht Gods. De mens wordt een verlorene, een verdoemde in zichzelf, die zich voor God moet verantwoorden en die de zaligheid nodig heeft. Dan krijgen wij in waarheid met onze geestelijke vijanden te doen, de zonde, de wereld en de duivel, waarvan wij verlost moeten worden. Onze schuld moet verzoend, maar ook de kracht en heerschappij van zonde, wereld en duivel moet overwonnen worden in ons door Christus. Dan wordt Christus de wijsheid Gods, want uit en van onszelf weten wij niets van God. Heeft God gedachten des vredes over mij? Is Hij genadig jegens mij? Ben ik verzekerd dat mijn handel en wandel Hem welbehagelijk is? Onze offeranden maken het nooit in orde bij God, wij hebben Hem nodig Jezus Christus, Die met één offerande volmaakt voldaan heeft voor al degenen die geheiligd worden. Hij zij onze Middelaar van Voorspraak en Tussenspraak en onze Middelaar van vrijspraak. Zo bereidt Hij door Zijn Woord en Geest de zegen, dat wij vergeving der zonde hebben door Zijn bloed en verlossing van al onze vijanden. Dat wij van de macht des duivels, des doods en der hel door onze zonde en schuld zijn vrijgekocht. De grootste wijsheid komt ook hierin openbaar van Christus, dat Hij de listen van zonde, wereld en duivel verijdelt. Welk een wijsheid Gods komt openbaar in Christus als wij door de toepassende genade van de Heilige Geest het vraagstuk van onze verlossing opgelost krijgen in Den Gekruisigde en Hem toegeëigend worden door de Geest en mogen toeëigenen door het geschonken geloof. Mijn Heere en mijn God! Wij ontvangen wijsheid tot gerechtigheid en kracht tot godzaligheid, gemeente. Wijsheid om Gods wil te kennen, om het goede te verkiezen. Volk van God, wij prediken u Christus de kracht Gods en de wijsheid Gods. Wij zijn in onszelf zwak en dwaas. De macht van onze zonden, van ons ongeloof, van onze driften en hartstochten moet overwonnen. Een macht, die sterker is dan de wereld, dan vlees en bloed, dan onze noden, sterker dan de dood hebben wij nodig, dat is Christus, den Gekruisigde. Christus, als de wijsheid Gods hebben wij nodig om al Gods wegen goed te keuren in ons leven, zowel zoete als zure wegen. Om ons te bewaren voor alle verleidingen en listen van ons vlees, ook van ons hoogmoedige en vrome vlees, die ons altijd willen aftrekken van Gods heilig en eeuwig evangelie van vrije genade. Om het af te leren om door de werken zalig te worden, want ook na ontvangen genade zit dat zo in ons bloed.

Ik heb noch wijsheid, noch kracht, maar Christus is mijn wijsheid en mijn kracht mag een waar kind van God door genade zeggen.

Waar wij door het geoefende en gerijpte geloof leren belijden en bewenen onze zonden en schuld, en dat wij dagelijks tot alle boosheid geneigd zijn, kunnen wij met geen andere troost worden getroost dan die gegrond is in het bloed van Christus en in dat bloed toegepast door Gods Geest geloof ik de vergeving der zonden. En aangemerkt in Zijn gerechtigheid ben ik begenadigd door God. Gods kinderen leren echter dat zij Christus blijvend als de kracht en de wijsheid Gods nodig hebben. Immers, zij blijven zondaar en zondares en staan voortdurend de Heere met eigen wijsheid en kracht in de weg. Zo smeken zij altoos om kracht en wijsheid op de levensreis naar Boven en putten die door het geloof uit Christus als Profeet, Priester en Koning. Zwak in onszelf zijn wij machtig in Hem. Mijn genade is u genoeg want Mijn kracht wordt in zwakheid volbracht.

Men zal van Mij zeggen: Gewisselijk in den Heere zijn gerechtigheid en sterkte; tot Hem zal men komen, maar zij zullen beschaamd worden allen, die tegen Hem ontstoken zijn. Maar in den Heere zullen gerechtigvaardigd worden en zich beroemen het ganse zaad van Israel, Jood en Griek beiden. Dit is de prediking in hoofdlijnen, die ik u door Gods genade wens te prediken, tot Gods eer, tot uitbreiding van Zijn koninkrijk en tot onderwijs van Gods volk. Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 september 1995

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Intrede Ds. J. Veenendaal

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 september 1995

Bewaar het pand | 12 Pagina's