Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Nederlandse Geloofsbelijdenis (77)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nederlandse Geloofsbelijdenis (77)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ongehoorzaamheid in deze tijd?

Nog één keer gaan we naar art. 36. ’t Gaat ook deze laatste maal over de uitdrukking: “..en hun gehoorzaam te zijn in alle dingen, die niet strijden tegen Gods Woord..”.

Het is al weer wat langer geleden, dat dit gedeelte onze aandacht had. Mogelijk dat u het nog weet, hoe we er al twee maal over geschreven hebben. Eerst over een gerechtvaardigd verzet, zoals we dat uit onze geschiedenis kennen in de strijd tegen de tyrannie van Spanje. Daarna over de “burgerlijke ongehoorzaamheid”, die in onze tijd gepropageerd wordt en waarvan we moesten zeggen, dat deze in strijd is met wat Gods Woord belijdt van het gezag der Overheid.

Nu kan de vraag bij sommigen overgebleven zijn: zou er vandaag voor het christelijk volksdeel niet een soort ongehoorzaamheid moeten zijn? Uiteraard denken we dan niet aan een verzet naar het gedachtenklimaat en nog minder naar de methoden van hen die de opstand preken tegen de gevestigde machten. Het gaat om een geoorloofde - zelfs gebóden - ongehoorzaamheid, als van dat volksdeel dingen worden geëist, die - om God en Zijn Woord - niet gehoorzaamd mogen worden.

We moeten die mogelijkheid niet zo ver van ons werpen, alsof het hier zou gaan over een onwerkelijk gegeven. Wordt het niet steeds meer duidelijk, dat we leven in een staatsbestel dat weinig of niet rekening houdt met Gods geboden? Openbare zonden zijn in de laatste tientallen jaren door de Overheid eerst getolereerd en later gesanctioneerd. Men volgt de praktijk, zoals die zich onder ons volk ontwikkeld heeft op de voet. In plaats van te waken bij de ontzettende normvervaging in onze tijd heeft de Overheid die helaas bevorderd. En daarin keert de Overheid zich tegen hen, die begeren te leven naar Gods Woord. Het was toch maar tekenend dat een minister op een predikantensamenkomst kon zeggen dat “de Overheid een Bijbeluitleg moet verbieden, waar deze uitleg mensen schaadt”. Als we dan bedenken, dat het daarbij erom ging om een zondige praktijk in sexueel opzicht de hand-boven-het-hoofd te houden, moet het wel bedroeven hoezeer het gebod des Heeren van onwaarde wordt verklaard. Het ergste daarbij is, dat de Overheid zo het “recht” gegeven zou worden om in wezen het gebod opzij te zetten in plaats van in ons volksleven de gehoorzaamheid eraan te bevorderen. Zo komt zij, die naar Gods Woord begeren te leven, in een situatie terecht, waarin het getuigenis tegen de zonde wordt ingesnoerd. Daarbij is er de bedreiging, dat door de wetgeving een bepaald levensgedrag wordt opgelegd.

Het zal niemand vreemd overkomen, dat we dan denken aan een wet, die heel wat stof heeft doen opwaaien: de Algemene Wet Gelijke Behandeling.

Geen discriminatie en toch....

Het is hier niet de plaats om een uitvoerige beschouwing te geven over de genoemde wet. Daar is trouwens genoeg over te vinden in allerlei geschriften van de laatste jaren. We geven zo maar enkele lijnen en willen vooral de dreiging laten zien, die er van uitgaat voor het reformatorisch volksdeel.

De wet is een uitwerking van het eerste artikel in de nieuwe Grondwet, 1983: “Allen, die zich in Nederland bevinden worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan”.

Oorspronkelijk uitgaande van de bezwaren tegen rassendiscriminatie werd het discriminatieverbod hier in Nederland verbreed, zoals trouwens ook elders. Uitgegaan werd bijv. van de gelijkheid van geslacht en sexuele gerichtheid. Zo kwam de wet er na veel besprekingen in 1993.

Achtergrond was, dat iedereen gelijke kansen krijgt en op gelijke voet kan deelnemen aan de samenleving. Een vrouw mag bij een gelijke baan niet minder verdienen dan een man. Een buitenlander moet net zo goed werk kunnen vinden als een Nederlander. De burger moet rechtsbescherming hebben via deze wet, als het gevaar dreigt dat hij om welke reden ook door anderen onderscheiden wordt behandeld.

Lijkt het niet mooi? Het is duidelijk tegen Gods Woord om de één slechter te behandelen dan de ander. Je mag niemand om zijn huidskleur het verdiende loon onthouden. Het is allemaal waar. Tóch., het is anders dan het lijkt. Deze wet is een openbaring van de mens die niet wil weten van de normen van Gods Woord en Wet. Er mogen geen verschillen bestaan, ook al spreekt het Woord Gods daar duidelijk tegen in. Er wordt in het algemeen gesproken over “geen onderscheid” zonder dat er verschil gemaakt wordt tussen een gerechtvaardigd onderscheid en een ongerechtvaardigd onderscheid. Het gelijkheidsdenken van het humanisme heeft in deze wet overwonnen. Eigenlijk zegt de wetgever: “Er is ter zake van het levensgedrag (bijv. op sexueel gebied) een hogere norm dan welke u voor uw instelling in uw statuten hebt opgenomen” (prof. dr. W.H. Velema in een toespraak op de appèlbijeenkomst tegen deze wet in 1992 in Amersfoort). We kunnen erbij zeggen: een andere norm dan God in Zijn Woord gegeven heeft!

Het is waar dat er uitzonderingen zijn gemaakt in deze wet ten aanzien van instellingen op godsdienstige- en levensbeschouwelijke grondslag. Er moet gelijke behandeling zijn bijv. in het benoemingsbeleid. Dat geldt in het algemeen. Maar déze instellingen kunnen voorwaarden stellen voor hun werknemers. Zij moeten delen in de godsdienstige grondslag. Van een leraar aan een bijzondere school kan gevraagd worden dat hij de visie van die school uitdraagt, ook buiten de school. Zo zou er meer te noemen zijn. Niettemin blijven we zeggen dat de wet gelijke behandeling een bedreiging is voor de Kerk, voor de christelijke instellingen, voor het christelijk onderwijs. De vrijheid om binnen de Kerk het Woord uit te dragen wordt duidelijk beperkt. Dit geldt ook voor bijv. een verpleeghuis of een bejaardenhuis op eigen grondslag, voor die scholen, die onverkort willen vasthouden aan het onderwijs overeenkomstig Gods Woord en de belijdenis.

Toen er in de 2e Kamer vragen gesteld werden door de minderheid, die principiële bezwaren had tegen deze wet en deze een aantasting genoemd werd van de geestelijke vrijheden, antwoordde de regering, dat dit geheel ten onrechte was. Het wetsvoorstel zou juist de geestelijke vrijheden beschermen! Het zou niets afdoen van de vrijheid een bepaalde levensovertuiging te koesteren en deze in privé-sfeer en in eigen kring binnen het verband van bijv. het kerkgenootschap of een vereniging uit te dragen en overeenkomstig te handelen. Het mag alleen niet in het maatschappelijk verkeer. Hoe typerend zijn hier de uitdrukkingen: “in de privé-sfeer en binnen eigen kring!”

Zo wordt zonder meer het uitdragen van wat naar Gods Woord zonde is of naar Gods Woord geboden ingesnoerd! De kerk en de christelijke scholen worden verwezen naar hun “eigen kring”.

En dan: wat betekent het bijv. dat een homosexuele leraar niet geweigerd mag worden vanwege het “enkele feit” dat hij zo is? Er is geen duidelijkheid in deze wet dat hij geweigerd kan worden als hij samenleeft met een ander. Ook is het mogelijk dat wel de éne leraar wiens funktie niets te maken heeft met de grondslag van de school benoemd wordt en de andere leraar bijv. van maatschappijleer niet. Het brengt verdeeldheid op dezelfde school. Zo is er een aantasting van de vrijheden, die God in Zijn goedheid aan ons volksdeel geschonken heeft.

En dat wordt in naam van een beginsel gedaan, waarbij de eigenlijke bedoeling verborgen moet blijven: het heeft té lang geduurd, dat door de samenleving bepaalde groepen niet aanvaard worden. Het moet nu door middel van deze wet! De “commissie gelijke behandeling” zal er mede voor zorgen. Je kunt je daarbij niet al te veel aantrekken van een verdwijnende minderheid! Het is de dictatuur van de democratie.

Hoe ongehoorzaam?

Het moet ons dus duidelijk zijn, dat de situatie van het reformatorisch volksdeel door de Wet Gelijke Behandeling moeilijk geworden is. Het is een openbaring van het steeds verdergaande proces in onze samenleving, waarbij de godsdienst buiten het publieke leven wordt gezet. Het vóórop plaatsen van dit beginsel boven de zgn. grondrechten betekent ook dat de eigenlijke grondrechten (vrijheid van godsdienst, vrijheid van onderwijs) op z’n zachtst uitgedrukt beknabbeld worden.

De vraag klemt in deze situatie: wat moet de houding zijn van hen, die door de Wet Gelijke Behandeling gediscrimineerd worden? We kunnen ook zeggen: in hoeverre moet er onderwerping zijn aan deze wet?

We moeten hier goed onderscheiden. Er moet onderwerping zijn aan de wet als zodanig, die langs de legale weg tot stand is gekomen. Spectaculaire onge-hoorzaamheidsacties met verbreking van de rechtsorde passen ons niet. Dit sluit uiteraard niet uit het verzet tegen de principiële achtergrond van deze wet, tegen de revolutionaire oorsprong en inhoud. Ook niet het verzet tegen de onbillijkheden, die er juist voor ons volksdeel uit voortvloeien. Alleen: dit zal alles gezocht moeten worden langs de wegen die legaal zijn.

Gaat het om direct onrecht door de toepassing van deze wet aangedaan, waarbij een school of welke instelling ook verplicht wordt om bijv. iemand te benoemen, die naar Gods Woord een zondig leven leidt, dan meen ik dat er wel directe ongehoorzaamheid geboden is, al zullen ook in dit geval alle mogelijkheden betracht moeten worden, die er maar zijn.

Laten we ook oog hebben voor een ander gezichtspunt. Hier is zo duidelijk de ontwikkeling van de steeds toenemende afval. We hebben nog niet zo lang geleden steeds de ogen gericht gehad op de communistische dreigingen in Oost-Europa en China. Het was

niet ten onrechte en zij zullen de aandacht moeten blijven houden. Maar hier komt een dreiging openbaar, die zeker net zo groot is, die niet zo erg lijkt maar het wel Is: het gelijkheidsstreven. Het spreekt tot de grote massa en het sluit aan bij de gedachten van éénwording, die vandaag zo doorwerken. Terecht heeft men deze wet een “signaal van de eindtijd” genoemd. Het wordt nog anders. Tot nu toe vallen de effecten van deze wet nog niet tegen. Dat is ook mede een politieke zaak. Al te hard deze wet toepassen kan in het huidige politieke bestel niet. Dát geeft echter geen oorzaak van verheuging en zeker geen waarborg voor de toekomst.

We hebben vandaag nodig dat we er op ingesteld raken steeds meer een minderheid te worden, al zal dit niet verhinderen dat er een boodschap blijft tot héél ons volksleven. We hebben zélf ook bekering nodig als kerk én persoonlijk. Om vooral te kennen de onderscheidende genade Gods voor verloren mensenkinderen, die zichzelf leren kennen als vanuit zichzelf niet onderscheiden van de grootste zondaren. In die weg gaat er kracht van het volk uit, dat God vreest en door de moeiten heen getuige mag zijn in deze wereld van het komende Koninkrijk. Artikel 36 van de Overheid is verbonden aan artikel 37 van de wederkomst van Christus! We hopen er nader op terug te komen!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 oktober 1995

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Nederlandse Geloofsbelijdenis (77)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 oktober 1995

Bewaar het pand | 12 Pagina's