Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Terugblik op de dankdag

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Terugblik op de dankdag

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu u dit leest ligt de jaarlijkse dankdag voor gewas en arbeid weer achter ons. We mochten en konden samenkomen in Gods huis. Het Woord des Heeren kon en mocht nog verkondigd worden. Het is een goede zaak de vraag onder ogen te zien hoe het met ons was op de dankdag voor gewas en arbeid. Hebben wij genoeg gehad aan de gaven of mag er door genade sprake zijn van een band aan de Gever van de gaven. We zouden de vraag ook zo kunnen stellen: Waren we blij of dankbaar. Eigenlijk zouden we het zo moeten formuleren: Ware we ondankbaar of dankbaar. De Bijbel leert ons dat dit onderscheid er is. Niet alleen in het verleden, maar ook in het heden.

Ondankbaarheid

We lezen daarvan in Lucas 17:11-19. De Zaligmaker reisde naar Jeruzalem. In een zeker vlek ontmoetten Hem tien melaatse mannen. Zij stonden van verre. Vanwege hun melaatsheid mochten zij zich niet onder de mensen begeven. Melaatsen waren uitgebannen uit het gewone, maatschappelijke leven. Zij leefden afgezonderd van de andere mensen. Dit bracht met zich mee dat zij niet meer mochten opgaan naar de tempel. Wanneer andere mensen naderden moesten zij het uitroepen: “Onrein, onrein!” In Lucas 17 is sprake van tien melaatsen. Toen de Zaligmaker naderde hebben alle tien hun stem verheven en geroepen: “Jezus, Meester, ontferm U onzer!” De Zaligmaker was hun enige hoop. Zij zullen gehoord hebben van de wonderen die de Zaligmaker had verricht. Blinden konden weer zien, doven konden weer horen en kreupelen konden zich weer voortbewegen. Alleen bij Hem was er genezing voor hen te vinden. Er was in die tijd geen genezing van melaatsheid mogelijk. Artsen stonden machteloos. Er was geen behandeling mogelijk en er waren geen medicijnen. De dood was onherroepelijk. De Heere zag die tien melaatsen en sprak tot hen: “Gaat heen en vertoont uzelven den priesters.” De tien melaatsen hebben geen tegenwerping gemaakt. Zij spraken geen enkele bedenking uit. Zij zijn gegaan in geloof, in wondergeloof. Dan lezen wij: “En het geschiedde, terwijl zij heengingen, dat zij gereinigd werden.” In het opvolgen van het gebod des Heeren zijn zij niet beschaamd uitgekomen. De melaatsheid werd weggenomen. Nu zouden we verwacht hebben dat alle tien teruggekeerd zouden zijn naar de Zaligmaker om Hem hun dankbaarheid te betonen. Maar dit gebeurde niet. Negen van de tien bleven weg. De Zaligmaker moest het dan ook zeggen: “Zijn niet de tien gereinigd geworden? En waar zijn de negen? Zijn er geen gevonden, die wederkeren om Gode de eer te geven, dan deze vreemdeling?” Negen joodse mannen keerden niet terug. Alleen een Samaritaan. Hij was de enige. De negen joodse mannen die genezen waren zullen blij geweest zijn. Wie is immers niet blij wanneer hij van een ernstige ziekte genezen wordt. Wie is niet verheugd wanneer een dodelijke kwaal wordt weggenomen? Maar deze negen joodse mannen hadden genoeg aan de gave. Zij waren niet verbonden aan de Gever. Ziet u uw beeld getekend? Wat hebt u allemaal ontvangen in de achterliggende periode? Het geldt ook onze jongens en meisjes. De meesten zullen zijn overgegaan. Er zijn er velen geslaagd. Er mocht werk gevonden worden. De Heere gaf eten en drinken. Hij gaf onderdak en gezondheid. Hebben we daar genoeg aan? Zijn we alleen maar blij of zijn we ook dankbaar? Echte dankbaarheid gaat gepaard met inleving van eigen onwaardigheid en zondigheid. Dan wordt het beleefd het niet waard te zijn dat de Heere zoveel heeft gegeven. Melaatsheid is een beeld van de geestelijke melaatsheid. We zijn geestelijk gezien melaats van de hoofdschedel af tot de voetzool toe. Maar nu zijn er zovelen die daar geen last van hebben. Die alleen maar gebukt gaan onder de gevolgen van de zonde. Die van die smartelijke gevolgen verlost willen worden. Als dit gebeurt dan zijn zij tevreden. Ware dankbaarheid is hen vreemd. Zij kennen geen begeerte te leven in overeenstemming met de geboden des Heeren. Er is geen innerlijke verbondenheid met de Heere. Bedenkt het dat uw Weldoener eenmaal uw Rechter zal zijn. Zoekt den Heere terwijl Hij te vinden is, roept Hem aan terwijl Hij nabij is.

Dankbaarheid

Die ene melaatse, een Samaritaan, heeft ook geroepen. Hij heeft het uitgesproken: “Jezus, Meester, ontferm U onzer!” Hij heeft genezing mogen ontvangen. Dan lezen we: “En een van hen, ziende dat hij genezen was, keerde weder, met grote stem God verheerlijkende.” Vanuit zijn hart mocht hij God grootmaken. Hij sprak vol verwondering over de almacht en ontferming Gods. Teruggekeerd bij de Zaligmaker viel hij op het aangezicht voor Zijn voeten, Hem dankende.” Hij viel op zijn aangezicht voor de voeten des Heeren, omdat hij niet waardig was het oog op te slaan tot Hem. Waar had hij het aan verdiend dat de Heere naar hem had omgezien. Er leefde verwondering, aanbidding en ootmoed in zijn hart. Uit de oorspronkelijke taal blijkt dat hij voortdurend God verheerlijkte en voortdurend dankte. Zijn woorden waren niet toereikend om uit te spreken wat er met hem gebeurd was en wat er omging in zijn hart. Deze Samaritaan had niet genoeg aan genezing, aan reiniging, hij kende een band aan de Heere. Hij was verbonden aan de Weldoener. Er leefde dankbaarheid in zijn hart. Hij was niet alleen maar blij, maar dankbaar voor de geschonken weldaad. Hij gaf Gode de eer. Dat had hij niet van zichzelf. Ook het eren van God was een gave van Boven. Welk een rijk woord mocht hij horen: “Sta op en ga heen; uw geloof heeft u behouden.” Hij was niet alleen gereinigd naar het lichaam, maar zijn ziel was ook behouden. Hij mocht meer kennen dan wondergeloof. Hij mocht het ware zaligmakende geloof kennen. Dit betekende dat de melaatsheid van zijn ziel eenmaal ten volle zou worden weggenomen. De zaligheid zou hem ten deel vallen. Door een geschonken geloof zou eenmaal de eeuwige heerlijkheid zijn deel zijn. Dan zou het eeuwig dankdag worden. Dan niet alleen danken voor de reiniging die hem naar het lichaam ten deel was gevallen, maar dan eeuwig danken vanwege de verlossing van zijn ziel.

Hoe was het met ons op de dankdag voor gewas en arbeid? De achterliggende periode is er misschien veel gebeden. Vooral in moeilijke omstandigheden. Heeft de Heere geholpen? Heeft Hij uitredding gegeven? Dan is dat reden tot dankbaarheid. Maar was die dankbaarheid er wel? Of had u genoeg aan de gaven die de Heere deed toekomen. Bedenk toch dat dan eenmaal de gaven tegen u zullen getuigen. Ook de gave van Gods Woord en de verkondiging van Zijn Woord. In die verkondiging klinkt het telkens opnieuw door dat de Heere geen lust heeft in de dood van de goddeloze en zondaar, maar daarin dat hij zich beke-re van zijn weg en leve. Welk een wonder dat de Heere dit telkens nog laat uitroepen. Mag u door genade verbonden zijn aan de Gever? Hoe meer u mag ontvangen hoe dieper u dat doet buigen. Ware dankbaarheid doet vragen: Heere, wat wilt Gij dat ik doen zal? Wie een band aan de Heere mag kennen, wie verbonden mag zijn met de Weldoener, zal de begeerte kennen Hem te eren, Hem groot te maken, Hem te verheerlijken. Dan leeft in het hart: Och of nu al wat in mij is Hem prees. Eenmaal zal dit zalige werkelijkheid zijn. De Heere eeuwig danken, eeuwig Hem grootmaken en verheerlijken met alle krachten van ziel en lichaam. Hier is het maar zo’n klein beginseltje. negen van de tien gereinigde melaatsen kwamen niet terug. Gods kinderen moeten het belijden dat zij vele keren weldaden ontvangen en geen dankbaarheid beoefenen. Hoe vaak is het een wonder ’s morgens weer te mogen ontwaken? Hoe vaak is het een wonder weer eten en drinken te mogen hebben? Hoe vaak is het een wonder gezond te mogen zijn? Wanneer we dat overdenken is er reden tot verootmoediging. Voor hen die de Heere mogen vrezen zal het eenmaal anders worden: Eeuwig en volmaakt dankdag.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 november 1995

Bewaar het pand | 8 Pagina's

Terugblik op de dankdag

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 november 1995

Bewaar het pand | 8 Pagina's