Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

Troost, troost Mijn volk! (2)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jesaja 40:1,2

Troost, troost Mijn volk, zal ulieder God zeggen. Spreekt naar het hart van Jeruzalem, en roept haar toe, dat haar strijd vervuld is, dat haar ongerechtigheid verzoend is, dat zij van de hand des Heeren dubbel ontvangen heeft voor al haar zonden!

Wat moet deze troost-boodschap van Godswege de ballingen in Babel als hemelmuziek in de oren, ja in het hart hebben geklonken.

Althans die ballingen, die hun beeld getekend vonden in Psalm 137: “Aan de rivieren van Babel, daar zaten wij, ook weenden wij, als wij gedachten aan Sion. Wij hebben onze harpen gehangen aan de wilgen, die daarin zijn. Hoe zouden wij een lied des Heeren zingen in een vreemd land? Indien ik u vergeet, o Jeruzalem, zo vergete mijn rechterhand zichzelf!”

O nee, dat gold niet van alle ballingen. Velen gingen zich in Babel maar al te goed thuisvoelen. Ze konden zich daar een goed bestaan opbouwen en ze hadden er geen moeite mee zich aan te passen aan de heidense gebruiken. En Jeruzalem, Sion, de tempelberg, de ontmoetingsplaats tussen God en Zijn volk, het zei hen in feite niets. En daarom was die troost-boodschap van Godswege voor hen ook geen evangelie, geen blijde boodschap, geen bron van vreugde. Wat betekent een heilzaam medicijn voor iemand, die zich niet ziek weet en voelt?

Wat betekent een boodschap van vrijspraak voor iemand, die zich geen aangeklaagde weet en zich van geen schuld bewust is? Niets toch!

Op catechisatie zei een meisje: “dominé, als ik de Heer liefheb, dan moet ik toch bedroefd zijn over mijn zonde? Ik vraag er de Heere wel om, maar ik ben het niet.” Toen begon ze te huilen! Ik denk, dat ze bedroefd was. Zalig zijn ze, die treuren; zij zullen vertroost worden! Alleen de droefheid naar God werkt een onberouwelijke bekering tot zaligheid. En nu missen wij van nature allen die droefheid naar God, die droefheid om Gods wil. En kunnen wij zelf die droefheid bewerken? Is die droefheid een voorwaarde, waaraan we zelf door eigen inspanning kunnen of zelfs willen voldoen? O nee! Die droefheid, die zondesmart, dat hartelijk berouw is geen vrucht van eigen akker. Ze is ook geen voorwaarde voor het geloof. Ze behoort tot het ware geloof. En het ware geloof is Gods werk, het werk van de Heilige Geest, Die Zich van het Woord bedient.

“Ik zal maken, dat ze een walg van zichzelf hebben”, zegt de Heere. Ik zal maken! Het is een belofte van Zijn verbond. Ik heb u liefgehad met een eeuwige liefde; daarom heb Ik u getrokken met goedertierenheid! Zij zullen komen met geween, en met smekingen zal Ik hen voeren! (Jeremia 31).

De Heilige Geest maakt bedroefd. Maar Hi j doet het, om te kunnen troosten met Christus. De Heilige Geest werpt neer. Maar Hij doet het, om op te kunnen richten met Christus. De Heilige Geest ontledigt, maar om te kunnen vervullen met Christus.

Troost, troost Mijn volk, spreekt de Heere. Ach, buiten die troost met Christus en uit Christus, zijn we zo nameloos arm.

Welk gevolg trekt gij uit ’s mensen ellende?, zo luidt een vraag uit het catechisatieboekje van Hellenbroek. Antwoord: dat er behalve de satan geen ongelukkiger schepsel is dan de natuurlijke mens! Ga het eens na en bedenk het zolang, tot ge ermee voor God op de knieën komt met de bede om de enige troost. We hebben te doen met een God, Die we nergens kunnen ontvlieden, en voor Wien we toch niet kunnen bestaan. Het uitnemendste van dit leven is moeite en verdriet. Daar is het leed, dat ons door mensen kan worden aangedaan. Daar is de vrees voor de dood, die ons gevangen houdt gedurende heel ons aardse leven (Hebreeën 2:15). En dan zo diep schuldig tegenover God. Erfschuld en erfsmet. Dadelijke zonden zonder getal. Zonden in gedachten, woorden en werken. Zonden van bedrijf en zonden van nalatigheid. We buigen voor de afgod van de begeerlijkheid der ogen, van de begeerlijkheid van het vlees, van de grootsheid des levens. Bergen van schuld, en niet in staat om ook maar één penning af te betalen. En dan op weg naar de ontzaglijke eeuwigheid, waar wij toch straf moeten ontvangen, waardig hetgeen wij gedaan hebben. En wat hebben wij te hopen van een Rechter, Wiens ogen als vuurvlammen zijn ? Want onze God is een verterend vuur!

Doet het u niet vrezen? Moet het ons dan niet doen vrezen ?

Ik, ellendig mens; wie, wie zal mij verlossen? Wat is er al oneindig veel gewonnen, wanneer dit de vraag van ons hart is geworden. Nee, dan kunnen we niet verder leven met de vraag. Dan moet die vraag beantwoord, opgelost worden. Wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods? Zo vraagt de apostel? Maar hij blijft niet in de vraag steken. Hij mag verder gaan: “ik dank God, door onze Heere Jezus Christus! Paulus kende bevindelijk de vraag: Wie zal mij verlossen van het lichaam dezes doods? Hij kende ook bevindelijk het antwoord: Christus! Christus alleen! Christus volkomen!

Troost, troost Mijn volk, spreekt de Heere.

Troost, troost Mijn volk met Christus, de volkomen Zaligmaker.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 januari 1996

Bewaar het pand | 10 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 januari 1996

Bewaar het pand | 10 Pagina's