Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Opening middagbijeenkomst ontmoetingsdag Bewaar het Pand

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opening middagbijeenkomst ontmoetingsdag Bewaar het Pand

13 april 1996, ds. R. Kok

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zingen: Psalm 36 : 2 en 3 Gebed.

Lezen: 2 Koningen 13:14 t/m 21

Elisa is wel genoemd een Paasprofeet. Niet alleen tijdens zijn leven was hij dat. Zeker, in onderscheid met de profeet Elia laat het optreden van Elisa zien, dat de gevolgen van de zonde eens zullen verdwijnen; ziekte, gebrek en dood, overal waar hij komt wordt de nood opgeheven. De wonderen, die hij mocht verrichten, die prediker van het herstel van het gevloekte leven, door Gods genade herstel. En daarin wordt iets zichtbaar van Pasen. Elisa, een Paasprofeet is hij genoemd. Maar hij is dat vooral in zijn dood geweest. Elisa is de weg van alle vlees gegaan. We hebben dat gelezen in het schriftgedeelte. Daarna stierf Elisa. En dan geen vurige wagens en paarden zoals bij zijn voorganger Elia, die ten hemel opvoer, vol eer. Was Elia dan beter dan Elisa? Nee! Maar daar is de Heere vrij in. Wat een verschil dikwijls in de wijze van heengaan van Gods kinderen. Denk ook eens aan de tweede Elia, Johannes de Doper. Hij was zelfs de voorloper van de Bruidegom. Maar hij wordt in een vunzige kerker, waar hij maanden gevangen gezeten heeft, onthoofd. En toch was ook dat een hemelgang, zoals bij al Gods kinderen; een van stonde aan opgenomen worden in die eeuwige heerlijkheid wat de ziel betreft. Al worden dus niet al Gods kinderen op zo’n uitzonderlijke manier thuisgehaald, ook met het lichaam, als Elia. Elisa stierf. Daar komt u ook voor te staan. Ik ook. De dood, de bezoldiging der zonde. Zijn we daar klaar voor? Een aangrijpende gedachte, de dood wenkt ieder uur. Als wij willen sterven als een kind van God, dan zullen wij moeten leren leven als een kind van God. Dan is sterven winst en anders verlies je alles. Leer ons alzo onze dagen tellen, dat we een wijs hart bekomen. Een wijs hart, dat is een hart, dat met alle zonde en ellende tot de Heere de toevlucht neemt en zegt: O God! wees mij, zondaar, genadig! Elisa kon in vrede ontslapen. Niet omdat hij zo veel wonderen gedaan had. Waarom dan wel? Door het wonder der genade aan zijn ziel. Dat is het! leven aan de ziel. Het is een grote genade, als je in je leven veel voor de Heere hebt mogen doen, zoals Elia en zoals Elisa. Beide op de plaats, waar de Heere hen stelde. Maar wil het wel zijn voor de eeuwigheid dan zullen we alleen op Gods genade de doodssnik kunnen geven. Zalig de doden, die in de Heere sterven. En zij begroeven hem. Maar aan het graf van deze profeet verbindt de Heere een Paasteken. Na verloop van tijd is er weer een begrafenisstoet in de buurt van Elisa’s graf. Dan ontstaat grote paniek als plotseling in de verte Moabietische benden verschijnen, die op strooptocht zijn in het grens gebied. En wat doen die dragers dan? Die werpen die dode in het eerste beste graf, dat ze zien. En dan vluchten ze weg, bang voor hun leven. Het blijkt de grafspelonk van Elisa te zijn. En wanneer dat dode lichaam in aanraking komt met het gebeente van de profeet Elisa, dan wordt die man levend. In dat dode, stijve lichaam komt beweging, komt beroering. Die dode, die richt zich op. Leven uit een graf! En zo verbindt de Heere aan dat graf van de profeet Elisa een Paasteken. Dat is heel merkwaardig. Want als Elisa begraven wordt, dan is er immers niets, dat aan Paasglorie doet denken. In tegendeel. Daar ligt de profeet in het graf en zijn mond zwijgt en zijn woord klinkt niet meer. Maar wat een prediking na zijn dood. Wat wilde de Heere dan hiermee zeggen? Zeker, daarmee bevestigde hij het werk van die trouwe profeet. God kroont Zijn eigen werk. Want hij werkte immers door Hem. Hij! Wat een troost. Gods knechten worden afgelost, maar het werk gaat door. En de Heere kan zelfs zijn dood lichaam gebruiken, zelfs zijn graf. Elisa was niet alleen tijdens zijn leven, maar ook na zijn dood tot zegen. En zo is dat nog met trouwe volgelingen van de Heere. Ze spreken nog nadat ze gestorven zijn. De gedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegen zijn. Van de dood van Gods kinderen kan iets uitgaan. En een begrafenis kan soms leven geven. Nog! Van Abel staat geschreven: door zijn geloof spreekt hij nog, nadat hij gestorven is. Denk eens aan de geschriften van de hervormers, van nadere reformatoren, van puriteinen. Wat kan er nog een zegen van uitgaan, wanneer we daarmee in aanraking komen. Ze mogen na hun dood soms nog tot meer zegen zijn dan tijdens hun leven. En zo is het ook met Godzalige ouders. Vrome ouders, de invloed daarvan reikt verder dan het graf. Kinderen rekenen dikwijls nog met hun vermaningen; vader, moeder, die zou het zus of die zou het zo gedaan hebben. Soms hoor je hen nog bidden, hoor je ze nog vermanen, hoor je ze nog troosten, maar dit Paasteken, dat houdt toch nog meer in. Want hierin bewijst de Heere Zich als de God van het leven. De Heere toont hier, dat er bij Hem uitkomsten zijn, zelfs tegen de dood, profeten hebben doden opgewekt: Elia, Elisa. Maar de Heere heeft geen mens nodig. Dat dode gebeente kan Hij zelfs nog gebruiken als een instrument. Wat moest er van dit teken een sterke bemoediging uitgaan voor Joas en het volk. Het was het stempel op de betrouwbaarheid van het beloftewoord, dat God aan koning Joas gegeven heeft. Het staat namelijk ingeklemd, ik ga daar verder niet op in, maar ingeklemd tussen de opdracht om te mobiliseren en dat bericht van die eigenlijke veldtocht. Israel, je vlucht wel voor je leven, om je leven te behouden, je bent bang voor die Moabieten. En tegenover die overmacht van de Syriërs lijk je wel geen schijn van kans te hebben. Maar zie, het leven, het echte leven, dat is alleen te vinden bij Mij. Vertrouw je toch toe aan de God des levens. Hij geeft leven uit de dood van de onmogelijkheden. Luister toch naar het woord, dat door Mijn knechten gesproken is. Mijn knecht deed die wonderen niet door eigen kracht. Kijk maar, hoe zelfs een krachteloos lijk kan gebruikt worden als een instrument om leven te wekken. Ik ben het, de God des levens. Mijn Geest is het. Die krachtig is, machtig is en leven wekt. Wat was nu de kracht, wat was nu het geheim van Elisa? Dat hij leefde in gemeenschap met die Heere. Oor, oog en hart voor die God. Nee, dat hebben wij van nature niet, niemand van ons! Dood zijn we in zonde en in misdaden. Al lacht uw mond en al klopt uw hart. Beseffen we het wel? Dood in zonden en misdaden. Dood voor God. We kunnen Hem niet kennen uit onszelf. Wij kunnen niet bidden en wij kunnen niet geloven. We beelden ons wel in, dat we goed zijn. Maar onze werken zijn boos, onder Gods toorn, onder Gods rechtvaardige toorn vanwege onze zonde. Maar we vrezen er vanuit onszelf niet eens voor. Dat is de mens; hij rent en hij voetbalt en hij lacht en hij huilt en hij zorgt. En toch dood! Zie dan uw beeld in deze man, geworpen in een graf. Wij gaan te gronde en de eeuwige dood tegemoet als er geen wonder gebeurt. Maar kijk, een Paasteken in een graf; een bemoediging voor mensen, die nu midden in de dood liggen. Was eropstandingskracht in de persoon van Elisa? Nee! Hij blijft zelf in de dood. Hij is de opstanding en het leven niet. Hij is de Christus niet. De levendmakende kracht schuilde niet in die beenderen, maar in God, Die levend maakt. Die tekenen, die Elisa mocht doen en het teken, dat ook zijn graf kwam wijzen heen naar de Paasvorst, de Heere Jezus Christus, de hoogste Profeet! Meer dan Elisa is hier. Hij heeft krachtig bewezen, ja krachtig bewezen te zijn de Zoon van God door de opstanding uit de doden. Hij heeft het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht. En bij die Heere Zijn nu uitkomsten, ook nu, tegen de dood. Daar is plaats, daar is een plaats, waar we levend kunnen worden, geestelijk levend. Dat is het graf van die hoogste Profeet, de Heere Jezus Christus. Hoe levend worden? Die dode, die was eigenlijk met die profeet samen dood; met hem samen begraven. En door de aanraking met hem werd hij levend. En daar gaat het nu ook voor ons om en ook telkens opnieuw. We ontvangen leven aan de ziel alleen wanneer wij in aanraking komen en gebracht worden met Hem, van Wie God gezegd heeft, dat Hij Zijn leven, Zijn ziel gegeven heeft tot in de dood als Borg om dat leven te kunnen schenken, te kunnen uitdelen uit loutere genade. En als wij met Hem gestorven zijn en met Hem begraven zijn, dan zullen we ook door Hem en met Hem leven. Ja door Hem, Die het gezegd heeft: Ik ben de Opstanding en het Leven! Want dat betekent, dan gaan we het erkennen, erkennen: Heere! ik heb die dood verdiend. Daar kom ik dan mee in aanraking. Ik heb het verdiend, dat ik eeuwig moet ondergaan in die toorn van U o God! Dat ik daar eeuwig onder moet verzinken. Maar wees mij toch genadig o Heere! Geef mij leven aan mijn ziel! Die Goddelijke wondermacht van Elisa, hij deed zo veel wonderen, die is niet verdwenen met de profeet Elisa. Ziet u wel, ze is er. Waarom? Omdat God er is; omdat Hij leeft, ook in de toekomst. Hij is Dezelfde, ja, de God van Elia, Dezelfde. Elisa kon wonderen doen omdat het woord, dat uit zijn lippen ging het Woord van God was, van de God, Die doden levend maakt; Die de dingen, die niet zijn, roept alsof ze waren. Elisa, de prediker van dat Woord is gestorven, maar het Woord des Heeren, zo zegt ook Petrus, blijft in eeuwigheid. En nu is er ook voor u nieuw leven te verkrijgen. Voor het eerst, maar ook opnieuw. Waaruit? Uit die dood van Christus; uit dat graf van de Heere Jezus Christus. En hoe ellendig en hoe dood u of jij dan ook bent, het is mogelijk door Zijn kracht, door Zijn Geest, Die levend maakt. En weet u, die hoogste Profeet, Die komt zelfs langs. Hij is niet gebleven in het graf. Hij is opgestaan. Hij komt zelfs langs vanmiddag in het gewaad van het Woord. Zo dicht bij. Eens was er een rouwstoet, een jongen werd gebracht naar het graf. En deze hoogste Profeet raakte de baar aan en die jongen van Nain leefde. Eens stonden ze bij een graf; Lazarus, kom uit! En hij kwam uit. De aanraking met Christus maakt doden levend. Denk eens aan die vrouw. Ze durfde niet Hem onder ogen te komen, maar ze raakte de zoom van Zijn kleed aan en ze voelde het, leven! Zijn genade schenkt. Het is de Geest van Hem, Die levend maakt waar we ook nu een beroep op mogen doen. Heere! geef mij leven in mijn ziel. Nabij U is het Woord. Zijn Woord. Het Woord van Hem, Die dood geweest is en Die leeft. Ja, als er nu eens iemand uit de doden zou terugkomen, wat zou het opzienbarend zijn. De kranten zouden er vol van staan. Maar dat nu dat Woord van dat leven nabij is, wie is daar van onder de indruk? Dat Woord met die Paasboodschap van leven uit de dood van de onmogelijkheden. Och, dat er kracht en leven in mij rees? Is dat uw gebed? Die Geest, Die Hij verworven heeft, Die kan bezielen, ook een volk, dat weer zo vaak doods en dor neerzit. Roep Hem aan terwijl Hij nabij is. Zeg het maar tot deze Heere: mijn ziel kleeft aan het stof, aan het stof van de dood; maak mij levend Heere, naar Uw Woord. Door de kracht des Geestes uitgedreven treden we dan uit ons zondegraf. En laten we ons nu maar niet aan Elisa vastklemmen. Aan niet een van Gods dienstknechten. Hoe zouden we het leven vinden bij een dode? Laten we ons vastklemmen aan Hem, Die het leven is! Biddend om Zijn Geest, Die leven wekt door dat middel, het Woord! Dienstknechten vallen, één voor één. De kracht der genade van deze hoogste Profeet is onsterfelijk. Want Christus is gisteren en heden Dezelfde en tot in eeuwigheid en Hij heeft die levendmakende Geest verworven, Die leven geeft aan de ziel van zondaren. En dan ook elke keer weer met Christus in dat graf; met Hem sterven om met Hem te leven. Leer mij dagelijks in Uw kruisdood mee gekruisigd sterven. Dan wordt die oude natuur steeds meer gedood. Die met deze Christus der Schriften in aanraking komt, die gaat leven. Hebt u het ook al ondervonden? Dat er een levende smart kwam in uw leven over de zonden; een levend gemis, maar ook een levend verlangen naar Hem. Honger en dorst naar Zijn gerechtigheid. Dat zijn toch tekenen van leven. Of zegt u: voor mij is er geen hoop meer! Dan mag ik u nu nog weer zeggen: voor de Heere is niets onmogelijk; kijk maar, aan dat Paasteken bij dat graf van Elisa is het te zien: leven uit de dood. Er zijn voor Hem geen hopeloze gevallen. Leg hem of haar, waar u geen enkele verwachting meer van hebt, maar in het vurige gebed neer voor de voeten van deze Levensvorst. Zoals die man geworpen werd in dat graf en die mensen deden dat met de moed der wanhoop. Ze vluchtten weg. Maar dan mag u het doen met de geloofsmoed; op Uw Woord o Heere; werp al uw bekommernis, wat het dan ook is op dit moment, uw zonden en uw zorgen, uw noden, uw verdriet, werp al uw bekommernis op Hem. Werp uw kinderen op Hem, want Hij schenkt uit goedheid zonder peil, eeuwig zalig leven. Hoeveel heerlijker is het graf van de Heere Jezus Christus. Hij is de hoogste Profeet, het hoogste Woord, dat Woord was God. Door de dood heengegaan om leven te kunnen schenken. In Elisa’s graf werd een dode tot leven gebracht. Maar wat is er een levensstroom uit Christus graf ontsprongen. O, wie telt toch de zondaren, die uit Zijn dood hebben ontvangen? Wie telt de ellendigen, die dood in zonden en misdaden opgestaan zijn toen zij in geloofsaanraking met deze Heere Jezus Christus kwamen? Die zo gewillig de dood in zijn volle omvang is ingegaan om Zijn ziel te geven tot een losprijs voor velen. Een Paasteken aan dit gesloten graf. En daarin laat de Heere zien, dat ook eens alle graven open zullen gaan. Ik geloof de wederopstanding des vieses. Christus streed tegen al Zijn vijanden. Hij overwon, Die sterke Held. En de laatste vijand, die Hij teniet zal doen, is de dood. De dag komt, dat allen, die in de graven zijn, Zijn stem zullen horen. Alle graven zullen open gaan. Tweeërlei opstanding; tot eeuwig leven of tot eeuwige verdoemenis. Maar Gods kinderen, die de verschijning van deze Heere hebben liefgehad, de gekruisigde en opgestane Christus, die zullen juichend uittreden. Ze zullen leven en dan volmaakt, tot eer van Hem. Ze zullen leven en des Heeren daden, waardoor zij zoveel heil verwerven, elk, tot Zijn eer, doen gadeslaan.

Amen.

Zingen: Psalm 118:1/4

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 mei 1996

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Opening middagbijeenkomst ontmoetingsdag Bewaar het Pand

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 mei 1996

Bewaar het pand | 12 Pagina's