Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ontmoetingsdag Bewaar het Pand

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ontmoetingsdag Bewaar het Pand

Slotwoord door Ds M. C. Tanis

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geliefden,

Als het u zo gegaan is als mij, dan hebben wij genoeg gehoord. En niet alleen genoeg gehoord, maar ook veel gehoord. Tot overdenking, tot meditatie en bijzonder tot gebed. Echter het is nu eenmaal zo gesteld, dat er nog een kort slotwoord gesproken dient te worden. En dat slotwoord moet niet alleen gericht zijn op een samenvatting van wat reeds vernomen werd. Maar heel bijzonder moet de spits zijn: we gaan naar huis!

Ieder, onder welke omstandigheden men ook leeft, een ieder van ons gaat naar zijn woning. En in die woning kan er heel wat overdacht worden, meegemaakt worden. Daar kan het ook zo zijn, dat de duivel weet waar we wonen. En dat is geen geringe werkelijkheid. En dan kan het stormen in ons leven en de vragen zich vermenigvuldigen. Bijzonder wanneer wij niet alleen figuurlijk, maar ook letterlijk ons eenzaam weten. Nu wil ik graag een ogenblik uw aandacht vestigen op, wat u vindt in 1 Samuel 23, de verzen 15 t/m 18.

“Als David zag, dat Saul uitgetogen was, om zijn ziel te zoeken, zo was David in de woestijn Zif in een woud.

Toen maakte zich Jonathan, de zoon van Saul, op, en hij ging tot David in het woud; en hij versterkte zijn hand in God.

En hij zeide tot hem: Vrees niet, want de hand van Saul, mijn vader, zal u niet vinden, maar gij zult koning worden over Israel, en ik zal de tweede bij u zijn; ook weet mijn vader Saul zulks wel.

En die beiden maakten een verbond voor het aangezicht des HEEREN; en David bleef in het woud, maar Jonathan ging naar zijn huis.”

Is dat nu Gods weg? Genade ontvangen, wat eeuwigheidswaarde heeft, waardoor men leeft tot in alle eeuwigheid. Bij God niet onbekend en het kennen van de Heere bemerken in het leven. Daarnaast nog gezalfd tot koning over Israel en dan ergens zitten in het woud, moederziel alleen! Alles tegen! Vogelvrij verklaard! Nergens veilig! Ten dode opgeschreven! En zo even tevoren, of misschien een enkele dag daarvoor, aan de Heere de vraag gesteld: Heere! zullen ze me overleveren? Want hij heeft een sterk vermoeden. En de Heere zegt: ja! De mannen van Kehila, die je met je manschappen bevrijd hebt, die zullen je nu gaan overleveren, want ze zijn bevreesd voor Saul. Ze plaatsen zich aan de zijde van Saul. En David heeft het als het ware ook aangevoeld en enigszins verstaan, dat Saul zeer verheugd is. Nu zal hij niet kunnen ontkomen. Nu zal ik hem kunnen vangen, want hij bevindt zich in een stad. En dan gaat David heen en vlucht naar het woud. Eenzaam zit hij daar; als mens gelijk wij mensen zijn. In Gods weg en nu zo! Misschien zijn er hier, die dat zeggen. Misschien ontmoet u ze op huisbezoek of zo onderweg. In Gods weg, althans hoop en verwachting gehad in Gods weg te zijn en nu zichtbaar alles tegen, allen tegen. Maar God niet tegen; God nooit tegen. Wel verdiend, maar Hij blijft getrouw.

De Heere zorgt ervoor, dat Saul David niet kan vinden. Maar Jonathan wordt de weg gewezen. En welk een ontmoeting. Hier ligt ook een pastorale les in voor dominees en ouderlingen, bijzonder tijdens een tweegesprek of een kontakt onder zes ogen. Wat gaat Jonathan doen? Hij gaat over de omstandigheden niet spreken. Vat hij dan alles zeer licht op? Wel nee! Hij kent zijn vader door en door. En hij weet, dat zijn vader geen rust heeft en als God het niet verhoed had, dan had de spies hemzelf ook getroffen. Hij wijst David op de Heere. Hij versterkte zijn hand in God. Kijk, daar komt het op aan! Ook vandaag. En dan zegt de kanttekening zo terecht: hij troostte hem, voorhoudende, indachtigmakende de belofte van God. God had welbehagen in David.

Dat is nu een vriend, dat is nu een broeder! De Spreukendichter zegt, een vriend heeft ten alle tijden lief en een broeder wordt in de benauwdheid geboren. Geliefden neemt het mee. Dat zijn vrienden, dat zijn broeders in de bijbelse zin van het woord, die komen met de waarheid Gods, met de onveranderlijkheid van de getuigenissen des Heeren. Dat de beloften Gods in Christus Jezus ja en amen zijn. En heel bijzonder voor hem of haar, die in de nacht zit en die het niet weet. En als de duivel nabij is en met overtuiging en klem spreekt en ook wijzend op werkelijkheden zegt: gij hebt geen heil bij God! Wanneer je werkelijk in de weg van God zou zijn, dan zou het weleens even stormen en even nacht kunnen zijn. Maar hoeveel stormen zijn er al niet geweest? Wat kraakt en kreunt het niet in je leven? Dit wordt afgebroken en die en die zijn tegen. Wie houd je nu uiteindelijk over? Niemand! Ergo, God ook niet! Jonathan sterkte Davids’ hand in God. Dat is maar niet een stukje algemene vromigheid, nee, dat is een stukje waarachtige Godsvreze, wetend, dat de Heere zo getrouw als sterk is en dat Hij Zijn werk zal voleinden. Dat geeft de Heere vandaag nog. En weet u waar de Heere dat heel bijzonder geeft? En zullen we dat meenemen en zullen we dat doorgeven jong en oud. Dat schenkt Hij onder Zijn Woord. Daar lag voor David nog een hele weg, maar de Heere heeft het waargemaakt wat tot bemoediging en tot sterking door Jonathan werd gezegd. En daarom is er vandaag een plaats, een plaats, die we bijzonder nodig hebben. Dat is Gods huis op Zijn dag. Om daar gesterkt te worden. U kent het woord van de wereld: bijtanken! En op allerlei wijze en manieren vindt dat plaats. Dat wij dan onder het Woord van de Heere door de machtige werking van de Heilige Geest een hart onder de riem mogen krijgen om de donkere dagen van onze tijd in te gaan. Waarin we al meer alleen komen te staan. Maar met de wetenschap, te midden van alle ellende en nood: de Heere denkt aan mij. Zo wordt beleefd: eenzaam, doch niet alleen. David en Jonathan hebben een verbond gesloten voor Gods aangezicht van trouw en trouw blijven. En wat lezen we? David bleef in het woud en Jonathan ging naar zijn huis. Ze hebben elkaar nooit meer gezien. Ze hebben afscheid genomen in de geest van het: tot ziens. Het werd tot ziens in het hiernamaals. David overleefde Jonathan, maar hij kon zijn vriend niet vergeten. Genade legt eeuwigheidsbanden. Banden, die wel kunnen rekken, maar niet breken. Daar staat de Heere voor in.

Ds Den Butter heeft ons gewezen op wat staat in psalm 44. Aan het begin van die psalm gaat het over wat men gehoord had van de vaderen, namelijk de daden, de wonderen van de Heere. Nu, dat werk van de Heere bleef spreken, vandaar het gebed tot de Heere met als inhoud het hebben over wat de Heere had gedaan. Nu, zo kan bij ons ook de historie van de kerk overkomen als onvergetelijk. En lezen we van personen, die de Heere gebruikt heeft, dan kan er een band ontstaan. Ze zijn niet meer op de aarde, maar spreken nog nadat ze gestorven zijn. Gods kinderen kennen daarom een band aan allen, die Gods genade kennen, levend op aarde, of voor de troon. Zodat men wel eenzaam kan zijn, maar niet alleen. En wordt men overspoeld door allerlei gedachten of werkelijkheden, dan vergeet de Heere niet. Denk aan Paulus. In 2 Korinthe 7 lezen we, dat hij kwam te Macedonië, maar het vlees had geen rust. In alles verdrukt. Van buiten was strijd, van binnen vrees. Maar dat deed de Heere! Paulus kon schrijven: “Doch God, Die de nederigen vertroost, heeft ons vertroost door de komst van Titus.” De Heere vertroost de nederigen. Het behoort tot het werk van de Heere om dit te doen. We kunnen het zelfs een eigenschap van de Heere noemen. Wat groot. Wat rijk. Ook nu mag daarnaar uitgezien worden. Onder allerlei omstandigheden mag daarom gevraagd worden. En Hij zal het doen. Het staat in Zijn Woord. Het ligt vast in het “Ik zal.” Het wordt ervaren thuis. Onder Zijn Woord, door Zijn Woord in huis.

Want het lied van het verleden, is de psalm in het heden;

Want God, de HEERE, zo goed, zo mild,

Is t’ allen tijd’ een zon en schild:

Hij zal genaad’ en ere geven.

Hij zal hun ’t goede niet in nood

Onthouden, zelfs niet in de dood,

Die in oprechtheid voor Hem leven.

Welzalig, HEER’, die op U bouwt,

En zich geheel aan U vertrouwt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 mei 1996

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Ontmoetingsdag Bewaar het Pand

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 mei 1996

Bewaar het pand | 12 Pagina's