Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Richard Sibbes (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Richard Sibbes (3)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoals gezegd, willen we nadat we in het kort de levensloop of liever de levensleiding van Sibbes onder ogen gezien hebben, met elkaar luisteren naar de inhoud van één van zijn werken: ‘Het gekrookte riet en de rokende vlaswiek’. Het gaat hem, zo zegt hij, hierbij niet om het geven van een verhandeling, maar het gaat hem om de opening van een tekst. De Bron aanboren, liever dan een verhandeling over de Bron.

Hij schreef dit werk over Matth. 12:20 “Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken, en het rokende lemmet (vlaswiek) zal Hij niet uitblussen, totdat Hij het oordeel zal uitbrengen tot overwinning”.

Een werkje dat voor het eerst uitgegeven werd in 1630, en nog tijdens het leven van Sibbes, in 1635, zijn vijfde druk genoot.

In een brief aan de edelman sir Horatio Vere en zijn echtgenote, veronderschuldigt hij zich bij voorbaat voor het geval dat het hem verweten zou worden zulke preken uit te geven. Anderen hebben mij ertoe gedwongen, zo schrijft hij. “Ik overschat dit povere werk niet zozeer dat ik uw eer waardig acht te zijn, maar op deze manier dacht ik uitdrukking te kunnen geven aan het verdiende respect dat ik voor u beiden heb”. En dat dit geen opmerking is om bij voorbaat de wind uit de zeilen van critici te nemen, maar oprecht gemeend is, blijkt op menige bladzijde van zijn leven en van zijn werken. Hij droeg de ootmoed als een sieraad van de christen.

Het is verleidelijk om nog het een en ander te citeren uit de inhoud van het “aan de lezer”. Ik wil volstaan met de volgende citaten, die stof voldoende bieden om daar verder over te mediteren, om dan het eigenlijke werkje te openen:

“God weet dat, zoals we geneigd zijn tot zonde, wij ook, als het geweten grondig wakker geschud is, geneigd zijn tot wanhoop vanwege de zonde; en daarom wilde Hij dat wij zouden weten, dat Hij Zichzelf gesteld heeft in het verbond der genade om in Christus te triomferen over de grootste duivels en vijanden die wij vrezen, en dat Zijn gedachten niet aan de onze gelijk zijn (Jes. 55:8), dat Hij God is en geen mens (Hos. 11:9); dat er hoogten, en diepten, en breedten van genade in Hem zijn verheven boven alle diepten van onze zonden en ellende (Ef. 3:18); dat we nooit in zo’n hopeloze toestand zijn, dat daarin een reden om te wanhopen zou zijn, als we bedenken dat onze zonden de zonden van mensen zijn. Zijn genade de genade van een oneindig God”!

“Maar we moeten weten dat deze troost alleen het deel is van hen, die zichzelf leerden opgeven en overgeven aan Christus’ regering, die in alle dingen gewillig zijn om door Hem geregeerd te worden....de ziel die uitziet naar genade, moet zichzelf onderwerpen om geleid te worden”.

“Er is niet meer troost te verwachten van Christus, dan dat er zorg is om Hem welbehagelijk te zijn”!

Deze citaten typeren de werken van Sibbes: de verkondiging van de vrije genade geopenbaard in het Evangelie van de Zoon, in Wie God de wereld met Zichzelf was verzoenende, de ruimte daarin voor de grootste der zondaren; maar ook dat deze leer geen goddeloze en zorgeloze mensen maakt: de heiliging heeft ook alles te maken met de troost die we ontvangen mogen uit het Woord, de zekerheid van het heil in Christus te hebben ontvangen. Daarbij is Sibbes doordrongen van de onmisbaarheid van het werk van de Heilige Geest:

“Want hoewel dit een waarheid is helderder dan de zonnestralen, dat een zondaar met een verbroken hart de genade behoort te omhelzen, zo krachtig en sterk bekendgemaakt; toch is er geen waarheid waar het hart zich meer voor afsluit dan voor deze waarheid, bijzonder door het gevoel van ellende, wanneer de ziel geschikt gemaakt is voor genade, totdat de Heilige Geest het geweten besprenkelt met het bloed van Christus, en Zijn liefde uitstort in het hart, zodat het bloed van Christus in het geweten luider roept dan de schuld der zonde. Want alleen Gods Geest kan het geweten met vertroosting uittillen boven de schuld.... Mensen kunnen woorden van troost spreken, maar Christus’ Geest is de enige Trooster”.

Dan nu alvast een begin met het eigenlijke werk zelf. Het eerste wat Sibbes doet is laten zien hoe in dit woord uit het Mattheüsevangelie de Schriften vervuld zijn over de Knecht des HEEREN, zoals in het lied over deze Knecht in Jesaja42:

“Ziet, Mijn Knecht, Dien lk ondersteun. Mijn Uitverkorene, in Dewelke Mijn Ziel een welbehagen heeft! Ik heb Mijn Geest op Hem gegeven; Hij zal het recht de heidenen vóórtbrengen.

Hij zal niet schreeuwen, noch Zijn stem verheffen, noch Zijn stem op de straat horen laten.

Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken, en de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen....”.

Wat Christus’ roeping betreft merkt Sibbes allereerst op dat Hij alles deed en leed in opdracht van de Vader, aangesteld door de Vader! Zo moeten wij in alles wat Christus deed en leed Hem als Middelaar, zien: “GOD, in HEM de wereld met Zichzelf verzoenende”, 2 Kor. 5:19.

Wat een troost, zo schrijft hij, dat God de Vader, de ‘partij’ die wij beledigd hebben met onze zonden, zo zeer tevreden is met het werk der verzoening! Het is één en dezelfde liefde waarmee Hij Christus én allen die in Christus zijn liefheeft!

Liefde zo wonderbaar! Onze zaligheid is gefundeerd op de gezamenlijke overeenkomst tussen al de drie Personen van de Drie-eenheid: de Vader gaf de opdracht / de aanstelling aan Christus; de Geest rustte Hem toe en heiligde Hem tot dat werk; Christus Zelf voerde het ambt van Middelaar uit.

“Laat ons daarom Christus omhelzen, en in Hem Gods liefde, en ons geloof bouwen op zulk een Zaligmaker, die voorzien is van zo’n hoge aanstelling en opdracht”.

En hoe voerde Hij Zijn opdracht uit? “Hij zal Zijn stem niet verheffen”. Jawel, Zijn stem werd gehoord. Maar wat voor een stem?! “Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt...”.

Hij schreeuwde, maar hoe? “Die dorst heeft, die kome...”!

Zijn komst was even bescheiden als zachtmoedig: “Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken...”. Daarin onderscheidt Sibbes dan het volgende:

1. de toestand van hen met wie Christus zo handelt: ze zijn ‘gekrookte rieten’ en ‘rokende vlaswieken’;

2. Christus’ houding ten opzichte van hen: Hij zal niet ‘verbreken’ en niet ‘uitblussen’, maar liefdevol hen behandelen;

3. de voortdurende én toenemende (!) tedere zorg: “totdat het oordeel tot overwinning komt”, d.w.z. totdat het de overhand heeft over alle verdorvenheid, die hier tegen op komt.

De kerk wordt dus vergeleken met het zwakke! Ze zijn geen bomen, maar rieten; en dan nog niet eens gehele rieten, maar geknakte rieten! Welnu, Sibbes gaat dan uitvoerig in op wat dit ‘geknakt’ zijn inhoudt. Daarover de volgende keer D. V.

Deze keer eindig ik met de vraag: Wilt u delen in deze tedere zorg van de Zaligmaker? Ja? Dan moet u op het nivo zijn van een geknakte rietstengel en een rokende vlaswiek. Of is dat beneden üw nivo?

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 oktober 1996

Bewaar het pand | 8 Pagina's

Richard Sibbes (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 oktober 1996

Bewaar het pand | 8 Pagina's