Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Sibbes (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Sibbes (5)

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vervolgens behandelt Sibbes dan het tweede deel van de tekst: “de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen”.

We letten met elkaar op een viertal aspekten die hij in dit verband noemt:

A. dat dit in zekere zin van allen geldt in wie Hij het werk van Zijn genade begint.

B. dat dit vaak zo is juist in verband met ons verdorven hart.

C. dat Christus dit zwakke licht, dat smeulende vuur met zoveel rook niet uitblust, en dat Zijn dienaren dat evenmin mogen doen.

D. een aantal kenmerken van de ‘rokende vlaswieken’.

Een zwak licht

Sibbes wijst erop dat Gods genadewerk altijd in het klein begint, met een verwijzing naar het mosterdzaadje. Dat zegt hij niet omdat Gods genade niet altijd iets onbegrijpelijk groots is of omdat Gods genade niet overvloedig zou zijn. Nee, er is overvloedige genade voor de grootste van alle zondaren!( denk in dit verband aan de titel die Bunyan aan zijn ‘levensbeschrijving’ gaf: “een kort verhaal van de overstelpende genade van God in Christus voor zijn arme dienstknecht John Bunyan”). Dat blijft voluit staan in zijn werken. Maar hij wijst er wel op dat ook het geestelijk leven dat de Heere werkt een organische groei vertoont. En evenmin als uit een zaadkorrel er meteen een volwaardige plant met vruchten zichtbaar is, zo is een ‘wedergeborene’ ook niet meteen een ‘volwassene’ in de genade. “Het is met de christen als met Christus.....- Jes.53:2: Want Hij is als een rijsje voor Zijn aangezicht opgeschoten, en als een wortel uit een dorre aarde....”.

De wondere genade Gods maakt geen wonderbomen! Waarschuwde Christus Zelf niet voor het feit dat een snelle groei haar oorzaak vond in de ondiepe aarde...? Voor een tijd...., maar er blijft niets over.

Het kleine begin behoeft ons niet te ontmoedigen. Wel dient dat een krachtige aansporing te zijn om op te wassen in de genade. Tevens houdt het ons ootmoedig.., of niet? En als alle moed ons ontzinkt? Zie dan, zo schrijft Sibbes, hoe Christus u ziet. Want “Christus waardeert naar wat we zullen zijn”! Zó ziet Hij Zijn Kerk! Waartoe zij uitverkoren is, nl. om heilig en onberispelijk te zijn voor Hem in de liefde.

Daarom: “Want wie veracht de dag der kleine dingen...?” Is er iemand onder u die dit leest ? Gods genadewerk in uw leven ontkennen- durft u dat aan?

Veel walm

Immers, genade neemt niet alle verdorvenheid in één keer weg en er blijft nog verdorvenheid in ons om mee te strijden. Zelfs de meest zuivere verrichtingen van de allerheiligsten hebben Christus nodig om ze te volmaken. U herkent hier de taal van onze H.C. in bijv. antw.114: “ de allerheiligsten....-een klein beginsel van deze gehoorzaamheid”.

Sibbes noemt dan een aantal voorbeelden uit de Schrift. Mozes, als hij met het volk voor de Rode Zee staat: “Wat roept gij tot Mij?”. In grote beproevingen weten we niet te bidden gelijk het behoort (Rom.8:26). Als we bidden is het altijd weer nodig om te smeken of Christus al onze gebreken in onze gebeden wil verzoenen.

Een ander voorbeeld is David bij de koning van Gath (1 Sam.21:13). En toch is er in die walm(!) iets van vuur geweest: denkt u aan de psalm die hij dichtte:Psalm 34! “Ik zeide wel in mijn haasten: Ik ben afgesneden van voor Uw ogen”, daar hebt u de rook; “dan nog hoordet Gij de stem mijner smekingen”, daar hebt u ’t vuur (Ps.31:23). “Heere, ik geloof..., maar kom mijn ongeloof te hulp!” (Mare.9:24). En om nog een voorbeeld te noemen, Rom.7:24,25: “Ik, ellendig mens...”, ziende op zijn innerlijke verdorvenheid...een walm! “Ik dank God door Jezus Christus, onze Heere!” ...het vuur, het licht van Gods genade. En zo begeert het vlees tegen de Geest, maar Gode zij dank ook: de Geest die tegen het vlees begeert!

Het is vanwege deze “twee-mens”, zo schrijft Sibbes, dat het volk van God zo heel verschillend over zichzelf oordeelt. Soms zien ze op het werk der genade, soms zien ze op de overblijvende verdorvenheid. En als ze op dat laatste zien...? “Ik heb geen genade, ik ben de Zijne niet”. Hoewel ze Christus liefhebben, én Zijn geboden, én Zijn volk!

“ HIJ zal de rokende vlaswiek niet uitblussen”. Wat een wonder!

Niet uitblussen

En waarom niet? In de eerste plaats niet omdat deze ‘vonk’, dit vuur uit de hemel is, het is van Hem Zelf afkomstig, omdat het ontstoken is door Zíjn Geest! En bovendien: het is tot verheerlijking van Zijn Genade in het leven van Zijn kinderen dat HIJ het licht bewaart temidden van de duisternis. “Een vuurvonk temidden van het zwellende water van de verdorvenheid”.

Zie hoe hij omgegaan is met Thomas in zijn ongeloof en twijfel. Terwijl Petrus Hem verloochent, verloochent Hij Petrus niet! Sibbes noemt ook het voorbeeld van de melaatse (Matth. 8:2): “ Heere, indien Gij wilt”. Als Christus op Zijn eigen grootheid gestaan had, dan zou Hij hem afgewezen hebben die tot Hem komt met dit ‘indien’. Maar Hij beantwoordt zijn ‘indien’ met een genadige en absolute verzekering: “Ik WIL, wordt gereinigd”!

“Zie hier de tegengestelde gezindheid tussen de heilige natuur van Christus en de onreine natuur van mensen. Mensen willen vanwege een klein beetje walm het licht al uitblussen. Christus zien we altijd de minste beginselen (van het nieuwe leven) koesteren. En als Hij hen scherp afremt, dan in liefde, en opdat ze des te meer mogen gaan schijnen. Is er een beter voorbeeld om te volgen dan dit van Hem, door Wie wij hopen zalig te worden? “Maar wij, die sterk zijn, zijn schuldig de zwakheden der onsterken te dragen” (Rom.l5:l). “allen ben ik alles geworden, opdat ik immers enigen behouden zou” (1 Kor.9:22)”. En dan slaakt Sibbes de verzuchting, en wie zou het niet met hem mee doen, juist ook in onze tijd: “O dat deze wervende en inwinnende gezindheid overvloediger was in velen”! Zelfs durft hij dit te stellen: “Velen, zover als in ons ligt, zijn verloren wegens het ontbreken van een bemoediging”. Nee, bij zo’n uitspraak moeten we de dogmatiek niet pakken en zeggen dat dit immers niet kan: alleen die niet verkoren zijn, gaan verloren. Wat is uw, mijn gezindheid ten opzichte van het ‘beginnend leven’ ? Hebben we allerlei ‘blusmateriaal’ in gereedheid, of is er die gezindheid die in Christus Jezus was? Ambtsdragers op huisbezoek, vaders en moeders in de gezinnen, ‘vaders en moeders in de genade’, leerkrachten op scholen enz., onderzoek uzelf op dit punt. “Ziet toe dat ge niet één van deze kleinen ergert...”! Of bent u daar nooit bang voor? Bent u streng voor uzelf en teer tegenover anderen, of verschuilt u zich met uw verdraagzaamheid tegenover uzelf achter strengheid tegenover anderen?

Dat dit niet het enige is wat Sibbes te zeggen heeft moge duidelijk zijn. Hij waarschuwt de ‘kleinen’ niet te gaan steunen op hun zwakheden...! Of hij een kenner van het menselijk hart is! Arglistig als het is: ons laten voorstaan op onze zwakheden, die we eigenlijk als ‘deugden’ zijn gaan beschouwen.

Nadrukkelijk wijst hij er ook op dat de hypocrieten een totaal andere benadering nodig hebben. “De wonden van zelfverzekerde, zich veilig wanende zondaren worden niet genezen met strelende woorden”. Het “wee u” klonk uit de mond van dezelfde Zaligmaker tot hen die leefden uit hun eigengerechtigheid, tot hen die hun harten verhardden onder het Evangelie! “De Heilige Geest kwam zowel in vurige tongen als in de gedaante van een duif, en diezelfde Heilige Geest wil een geest van wijsheid en onderscheidingsvermogen verlenen, die het zout is om al onze woorden en daden aangenaam te maken”. Om zo een woord ter réchter tijd te kunnen spreken! Een “tong der geleerden”!

Neerwerpend alles wat zich in verwaten hoogmoed voor God groot maakt, oprichtend alles wat in ware ootmoed zich verfoeit voor de Heere in stof en as. Wie zou het niet nodig hebben: “Och. schonk GIJ mij de hulp van Uwen Geest...”.

Dit alles betekent dus niet dat de waarheid van Gods Woord geweld aangedaan zou moeten worden. Integendeel! We moeten onze bedoeling niet gaan verpakken in allerlei vage bewoordingen en een wollig spraakgebruik. “De waarheid vreest niets zozeer als verborgen te worden, en verlangt niets zozeer dan helder opengelegd te worden voorde ogen van allen...”. Genade berooft ons niet van een eerlijk oordeel, alsof we stinkende, walmende stukken brandhout voor ‘rokende vlaswieken’ zouden moeten houden”. Anders worden we verraders van beide: de waarheid Gods en de zielen van mensen! Nog meer behartens-waardige opmerkingen worden in dit verband gemaakt, maar die moet ik nu verder laten rusten. Een volgende keer luisteren we weer verder D.V.. Bent u al een ‘rokende vlaswiek’geworden in uw leven? Of is er alleen maar de walm van uw verdorven hart? Zie de tedere zorg van Christus voor de Zijnen, juist de kleinen. Maar bedenk ook dat buiten deze door God gegeven Zaligmaker het geldt: “Want onze God is een verterend vuur!”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 november 1996

Bewaar het pand | 8 Pagina's

Sibbes (5)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 november 1996

Bewaar het pand | 8 Pagina's