Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De betekenis van de heilsfeiten voor het geloofsleven (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De betekenis van de heilsfeiten voor het geloofsleven (2)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De vorige keer hebben we het historisch karakter van de heilsfeiten benadrukt en een korte omschrijving gegeven van het geloofsleven. Nu wil ik met u nagaan welk nut ieder heilsfeit heeft. Ik wil dit doen aan de hand van de Heidelberger Catechismus. Ieder van u kan de catechismus ter hand nemen, vandaar dat ik alles met niet letterlijk citeer. Ik stip het slechts aan, omdat over elke heilsfeit en haar betekenis veel meer geschreven kan worden.

a. de nederige geboorte van Christus.

Zie voor het nut vraag en antwoord 36 van onze H.C. kortom Christus begint, daar waar ik ook begonnen ben. Is het niet onze nood dat wij in onze zonde ontvangen en geboren zijn? Het werk van Christus zet in bij het eerste bederf.

b. zijn lijden.

Zie vragen 37 t/m 44. De H.C. benadrukte vooral het plaatsbekledend werk van Christus voor de Zijnen. Bij elke ‘stap’ die Christus doet in Zijn lijden en sterven horen we het mijnen des geloofs om zo de bate des geloofs er uit te halen. Hoe Hij de toorn Gods op Zich heeft genomen, om zo Zijn Kerk van de eeuwige verdoemenis te verlossen. Hoe Hij gestaan heeft voor de wereldlijke rechter, om zo Zijn Kerk te bevrijden van het strenge oordeel Gods. Hoe Hij door Zijn kruisiging, de vervloeking op Zich geladen heeft. Hoe Hij met de dood voldaan heeft aan het recht van God. Hoe Zijn begrafenis de werkelijkheid daarvan bevestigd heeft. Hoe Hij neergedaald is in de hel, om Zijn Kerk van alle helse benauwdheid en pijn te verlossen. Vraag 43 wijkt enigszins af van de andere vragen. De andere vragen handelen vooral over het verzoenend werk van Christus. Vraag 43 handelt over de effectuering van Christus offerande en dood. Namelijk dat in Zijn kracht de oude mens gekruisigd, gedood, begraven wordt. Kortom de heiligende kracht uit het offer en de dood van Christus.

c. zijn verhoging, m.n. zijn opstanding en zijn hemelvaart.

Zie voor het nut vraag 45 en 49 van de H.C. Ook in de weg van Zijn verhoging benadrukt de Catechismus het nut. Als de Opgestane Levensvorst kan Hij het verworven heil uitdelen. Wekt Hij Zijn Kerk op tot een nieuw leven, is Hij een zeker pand van hun zalige opstanding. Als de ten hemel gevaren Middelaar is Hij de Voorspraak bij de Vader, het Hoofd van Zijn Kerk. Zittende ter rechterhand Gods giet Hij Zijn Geest uit in Zijn lidmaten.

d. zijn wederkomst.

Vraag 52 valt op dat de onderwijzer vraagt ‘Wat troost u’, dus niet ‘Wat nut u?’ Dit heilsfeit moet immers nog plaatsvinden. De vraag doet de leerling vooruit blikken.

De beleving van het nut van de heilsfeiten

De vraag die ik onder dit kopje wil stellen is: in hoeverre beleeft de gelovige de betekenis van de heilsfeiten? En hoe wordt dit beleefd? Over het laatste lopen de meningen uiteen. Er zijn er die stellen dat de heilsfeiten beleefd worden in dezelfde chronologische volgorde, zoals ze werkelijk in het leven van de Middelaar voltrokken zijn, met andere woorden: iemand beleefd eerst kerst en daarna Goede Vrijdag enz. Anderen daarentegen spreken dit tegen en maken daar bezwaar tegen en wijzen op het gevaar dat iemand ‘uitgeleerd’ kan zijn in kerst en datje daarin nooit opnieuw en dieper onderwezen hoeft te worden. Ik denk als beide vertegenwoordigers van hun visie aan één tafel zouden zitten, dat ze tot elkaar zouden kunnen komen. Beide maken ernst met de schriftuurlijke oproep om op te wassen in kennis en de genade van de Heere Jezus Christus. Het één sluit het andere niet uit. We moeten altijd bedenken dat er in de beleving van de gelovige altijd iets onnaspeurlijks is te bemerken. Waar wel iets meer over gezegd kan worden is de eerste vraag die ik stelde: ‘In hoeverre beleeft de gelovige de betekenis van de heilsfeiten? Daarvoor kunnen we terecht in de Schrift. Ik denk aan de bijbelse uitdrukking, waarin duidelijk een bevindelijke geloofsbetrokkenheid op een bepaald heilsfeit in uit komt. Bijv. ‘Ik ben met Christus gekruisigd’ (Gal. 2:20), ‘Wij zijn dan met Hem begraven (Rom. 6:4), ‘Hij heeft ons mede opgewekt en mede gezet in de hemel’ (Efeze 2:6), aan deze uitspraken zouden er nog vele toegevoegd kunnen worden. Al deze uitspraken zijn geloofsbelijdenissen, waarin de geloofsvereniging met Christus en Zijn daden duidelijk tot uiting komen.

Kanttekenaren over Efeze 2:6

Het is onmogelijk om in het kader van deze inleiding op alle facetten van de verschillende uitdrukkingen in te gaan, daarom wil ik mij beperken door met u twee schriftplaatsen met de kanttekeningen te lezen. Allereerst Ef. 2 vers 5 e.v. “en heeft ons mede levend gemaakt met Christus”. Bij deze schriftplaats zeggen de kanttekeningen: “Want als Christus, die om onze zonden wil gestorven was, is opgewekt, zo heeft Hij niet de daad betoond, dat Hij de schuld onzer zonde en het lichaam der zonde teniet had gedaan”. Nu komt het (K.V.): “Hetwelk Hij eerst voor ons en daarna ook in ons heeft volbracht uit kracht zijns doods en zijner opstanding. Hoe dan?

1. Als Hij ons het geloof heeft geschonken

2. Door het geloof heeft gerechtvaardigd

3. Door Zijn Geest heeft vernieuwd.

Kanttekenaren over Rom. 6:3 e.v.

Vervolgens wil ik kijken naar Rom. 6:3 e.v. met name 5 en 6: “Want indien wij met Hem een plant geworden zijn in de gelijkmaking Zijns doods, zo zullen wij het ook zijn in de gelijkmaking Zijner opstanding, dit wetende, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde teniet gedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen”. Ik heb deze tekst gekozen omdat heel de gang van de Borg samengevat wordt in de uitdrukkingen ‘in de gelijkmaking Zijn doods en in de gelijkmaking Zijner opstanding’. Het gaat om de toepassing van het heil, dat Christus in de weg van Zijn vernedering en verhoging heeft verworven. Met het beeld van de inplanting wil de apostel Paulus aangeven dat we aan Christus gelijk gemaakt worden in de gelijkmaking Zijn doods en Zijner wederopstanding. In welke weg wordt dit heil toegepast door de Heilige Geest? Wij willen dit verwoorden met d e uitleg van onze kanttekenaren.

Vs. 3 - het in Christus gedoopt zijn, betekent in zijnen dood gedoopt zijn. Hier wordt de doop aangewezen als het sacrament, dat de inlijving in Christus verzegelt. Let wel het gaat hier om de doop, die volgde op de belijdenis des geloofs. De kanttekenaren zeggen daar het volgende van:

Allereerst benadrukt zij het voorwerpelijk element van wat de apostel Paulus hier zegt. Met andere woorden ‘Christus voor ons’. De Kerk heeft gemeenschap aan de dood van Christus, waardoor alle zonden voor God verzoend zijn. Vervolgens gaan de kanttekenaren bij deze teksten uitleggen hoe ‘Christus in ons’ of liever gezegd Christus’ dood en opstanding in ons worden toegepast, door het werk van de Heilige Geest. Immers zo betuigen zij, door Christus’ dood zijn niet alleen de zonden verzoend, maar is ook de Heilige Geest verworven, Die de verworven weldaden in de heilsfeiten gaat uit werken in het leven van een zondaar. In de toepassing van de heilsfeiten (laat ik het nu eens zo mogen noemen), onderscheiden onze kanttekenaren dan drie trappen in de wedergeboorte (wedergeboorte bedoeld zowel in engere als in ruimere zin).

1e trap wordt genoemd naar aanleiding van ‘In Christus dood gedoopt zijn”. Als de Heilige Geest dat toepast, dan doet hij dat in het uur van de wedergeboorte. Door de werking van de Heilige Geest wordt de werking van de verdorvenheid, die in ons is, haar leven of heersende kracht ontnomen.

2e trap vs. 4. ‘Wij zijn dan met Hem begraven’ de toepassing van de Heilige Geest is de toeneming en de volharding in de doding van de zonden in ons, gelijk de begrafenis ener volharding was van de dood van Christus.

3e trap is n.a.v. de zinsnede ‘gelijkerwijs Christus uit de doden is opgewekt tot de heerlijkheid des Vaders, alzoo ook wij in de nieuwigheid des levens zouden wandelen’.

Namelijk dat wij de kracht ontvangen hebben om voortaan in nieuwigheid des levens, dat is, in heiligheid en reinheid te wandelen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1997

Bewaar het pand | 12 Pagina's

De betekenis van de heilsfeiten voor het geloofsleven (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 1997

Bewaar het pand | 12 Pagina's