Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods heerlijke deugden (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods heerlijke deugden (5)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jesaja heeft in een heerlijk visioen de Heere gezien op Zijn troon, omringd door serafijnen, die gedurig uitroepen: Heilig, heilig, heilig is de HEERE der heirscharen! De seraf bedekte met twee vleugels zijn gezicht, om zijn eerbied te tonen. Met twee vleugels bedekte hij zijn voeten, als een uiting van nederigheid; want wat is een engel, vergeleken bij God, de Almachtige? Met twee vleugels, een seraf heeft er dus zes, vloog hij, namelijk om de wil van God te kunnen uitvoeren. Die heilige engelen zijn dus door de Heere gemaakt, om Zijn lof gedurig te vermelden. Wat de profeet Jesaja ziet, is dat de serafs aan het scheppingsdoel beantwoorden. Daarom is het ook, dat Jesaja, bij het zien van de Heere in Zijn vlekkeloze heiligheid, opeens uitroept: ‘Wee mij, want verga! Dewijl ik een man van onreine lippen ben, en ik woon in het midden eens volks, dat onrein van lippen is; want mijn ogen hebben de Koning, de HEERE der heirscharen gezien!’

U vindt dit beschreven in Jesaja 6. Een mooi schriftgedeelte om te overdenken, als we iets willen zeggen over Gods heiligheid.

Jesaja ziet dus eigenlijk twee dingen; Gods heiligheid en zijn eigen zonde, onheiligheid. Hij ziet zijn zonde in het verblindend licht van Gods heiligheid. Als een mens dáár een indruk van krijgt, van die grote en vreselijke heiligheid Gods, gaat hij hetzelfde belijden als Jesaja. Hij wordt niet bang voor Gód, maar bang voor de zonde. Die serafs beantwoordden nog aan het door God bepaalde scheppingsdoel; maar de méns, doet díe dat ook nog? God is heilig. Afgekeerd van het kwade en geheel en al gericht op het goede. Maar bij de mens is dat juist andersom. Die keert zich van het goede, van God af, en keert zich tot het boze. Een mens heeft daar geen last van, hoor. Het is wel eens lastig, omdat de zonde altijd van die nare, bittere vruchten voortbrengt. Maar hij háát de zonde niet. Wat zijn we toch ver van het oorspronkelijke scheppingsdoel af! We zijn van God afgevallen; Zijnbeeld is verwoest. Adam was geschapen in gerechtigheid en heiligheid. Ook hij was van het boze afgekeerd. Ook hij stond met zijn aangezicht naar God toe. Ook hij was gemaakt om God groot te maken en Zijn wil te doen. Daar heeft Jesaja nu een indruk van. Ook wij moeten dat leren. Als we mogen zien ‘wat eisen Gods heiligheid’ doet, dan wordt de zonde ons tot schuld, maar ook onze eigengerechtigheid wordt ons een wegwerpeli jk kleed. Dan gaan we onszelf veroordelen. Maar we leren ook die heilige God lief te krijgen; óók in de deugd van Zijn heiligheid.

God is heilig. Gods heiligheid wordt gezien in Zijn werken.

Zijn werken zijn ook heilig, volmaakt en goed. Zijn heiligheid blijkt vervolgens uit Zijn inzettingen; Zijn Woord, wet en dag zijn heilig.

Maar is God ook niet liefdevol en goedertieren? Jazeker! Jesaja heeft dat heel kennelijk ondervonden, toen zijn zonde door de Heere werd verzoend. Maar wie denkt dat Gods liefde en goedheid Zijn heiligheid teniet doet, heeft het echter mis. God is beide heilig en liefdevol. Niet nu eens heilig en dan eens goedertieren. Hij is beide heilig en goed; maar ook ten allen tijde! Maar Jesaja heeft de vergevende genade Gods mogen smaken in de weg van vernedering en schuldbelijden. Niet vanwege het veroordelen van hemzelf, maar ook nooit zónder zelfveroorde-ling zal een mens delen in Gods vergevende zondaarsliefde. De liefde van een heilig en rechtvaardig God! En de dwaas, die rekent op Gods liefde, en zich niet bekommert om Gods heiligheid zal beschaamd uitkomen.

Hebben ook wij God leren toevallen in Zijn heilig en onkreukbaar recht? De mens van nature haat God. Juist omdat God een heilig God is, Die ook van ons heiligheid eist. God blijft bij het oorspronkelijke scheppingsdoel staan. De mens veranderde wel, maar Gód niet! Hoe komt dat ooit weer goed? In deze weg: Wee mij! ik heb gezondigd! Uw Beeld verloren, Heere! Gevallen in onheiligheid. De zonde en de duivel toegevallen. Ik sta met mijn rug naar God toe! O God, wees mij de zondaar genadig. Herstel en bouw op, de gevallen stad mensziel.

In deze weg komt de Heere tot Jesaja. Eén van de serafs vloog tot hem, op Gods bevel, want de serafs doen alleen maar wat God wil. Van het altaar had hij een gloeiende kool genomen, en roerde Jesaja’s mond daarmee aan; door het verzoenend werk van Zions betalende Borg werd Jesaja’s zonde weggenomen. De zonde werd verzoend. Een engel heeft geen vergeving nodig, een mens wél. Maar wat een wonder dat er nu voor de gevallen engelen géén vergeving meer is, maar voor gevallen Adamskinderen wél! God maakt onderscheid.

Door het bloed van Christus wordt onze schuld bedekt. Maar door de Geest van Christus wordt ons leven vernieuwd. In de weg van berouw en bekering kan de mens wél komen tot God zoals hij is; maar hij kan niet blijven, wie hij is. Het ‘weest heilig, want Ik ben heilig’ wordt Gods te eerbiedigen, heilige wil.

Uit Jesaja 6 wordt duidelijk in welke weg de Heere gemeenschap kan hebben met een zondaar. Alleen door de Middelaar en Zijn volbrachte werk. De Heere Jezus heeft Zijn bloed gestort om de zonden van velen weg te nemen. Maar Hij heeft ook in Adams plaats God de Vader een volkomen rein en heilig leven aangeboden. Hij beantwoordde aan het doel, waartoe de Vader Hem gezonden had. Hij verwierf niet alleen de vergeving der zonden, maar ook de schat van gerechtigheid en heiligheid. Die gaven maakt hij ons deelachtig door Woord en Geest. We eigenen die toe door een waar geloof. Zo wordt de gerechtigheid en heiligheid van Christus mij, de onwaardige, uit louter genade toegerekend. Nu ben ik heilig, door het geloof in Hem. God ziet geen zonde meer in Zijn Jakob. Er is geen verdoemenis voor hen die in Christus Jezus zijn. Maar de nieuwe mens wordt ook vernieuwd. Moet ook aan de zonde sterven. Moet leren Gode te leven. Hij gaat heiligheid liefkrijgen. Dat komt uit in zijn verzuchtingen: o God, mijn zonden! Dat inwonend verderf! Ik ellendig mens! O Heere, kon ik U dienen, en bedoelen, en liefhebben zonder zonde! Dat verlangen wordt een-maal vervuld, als ze de hemel mogen binnengaan. Dan zullen ze voor eeuwig in de gemeenschap en de tegenwoordigheid van een heilig God leven, willen leven, kunnen leven! Ze kunnen het daar best uithouden.

Dat is pas het ware, het eeuwige leven, God dienen zonder zonde en zonder vrees. Kunt u daar soms ook zo naar verlangen?

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 1997

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Gods heerlijke deugden (5)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 3 april 1997

Bewaar het pand | 12 Pagina's