Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hanna’s Lofzang (6)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hanna’s Lofzang (6)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De geringe verheven...

Voor ditmaal een verhaal aan het begin! In één van de gemeenten, die ik mocht dienen, was bij meerderen de herinnering aan een gezelschap aan het begin van onze eeuw in een naburig zeedorp. Ik hoorde er behalve wonderlijke dingen ook goede dingen van. Men kwam bij elkaar, omdat men geen bevrediging vond in de prediking, die daar gewoonlijk gebracht werd. Men las onder elkaar een eenvoudige preek en sprak over de wegen des Heeren.

Het gebeurde in die tijd, dat één van de trouwe bezoekers door een ongeluk langere tijd niet kon werken. Het betekende toen: geen verdienste voor zijn gezin. Het gebrek aan het eerste nodige had toegeslagen in zijn huis.

Tijdens een samenkomst werd het voorstel gedaan voor dit gezin te kollekteren om in de nood te voorzien. Eén van de aanwezigen had er echter bezwaar tegen. Hij meende: de Heere had deze armoede in het leven van hun vriend gebracht. Zij zouden ingaan tegen Gods doen, als ze hem door een inzameling zouden ondersteunen. Hoe het na die opmerking verder gegaan is, weet ik niet. Het is te hopen, dat de meerderheid een ander inzicht gehad heeft en dit gezin niet heeft laten verkommeren. Het gaat me hier om de “toepassing” van de waarheid, dat God alles beschikt in dit leven, ook armoede en rijkdom. Die man meende dat hulp daarom verboden was. Hij vergat dat de Heere weldadigheid vraagt tegenover de naaste en dat temeer als er een andere band is in geestelijk opzicht. Het zal u duidelijk zijn, waarom we hier mee beginnen. We zijn toegekomen aan betrekkelijk bekende woorden in het lied van Hanna: “De Heere maakt arm en maakt rijk”. Een toepassing in de treurige zin, waarbij de naaste tekort wordt gedaan, zal er niet altijd zijn. Wel wordt dit gedeelte nog al eens vaak zo verklaard alsof het hier énkel zou gaan om het handelen Gods in het algemeen: zó handelt de Heere hier beneden. Men zet dan een punt, zonder dat het verklaard wordt vanuit het verband. Dan wordt eraan voorbij gegaan, dat hier gezongen wordt door iemand, die dat handelen Gods kent; in haar eigen leven ervaren heeft. Zo weet zij van die God, die juist aan armen en verachten gedenkt. Hoe lezen we dat hier: “De Heere maakt arm en maakt rijk: Hij vernedert, ook verhoogt Hij. Hij verheft de geringe uit het stof en de nooddruftige verhoogt Hij uit de drek, om te doen zitten bij de vorsten, dat Hij hen de stoel der ere doet beërven, want de grondvesten des aardrijks zijn des Heeren en Hij heeft de wereld daarop gezet” (1 Sam. 2: vers 7 en 8).

Gerichtheid op het heil van armen

Het is dus belangrijk om in deze tekst te zien: de gerichtheid van het handelen Gods op het heil van armen.

Het gaat allereerst in de tekst om armen rijk-maken.

Daaraan verbonden gaat het om vernedering en verhoging. Het kan opgemerkt worden in de samenleving, onder de volken en in alle tijden. We zien telkens armoede en rijkdom. Sinds dat we van God zijn afgevallen is die tegenstelling er in de wereld.

Onze schuld ligt er achter. Die tegenstelling blijft ook in een wereld, waarin veel over gerechtigheid gesproken wordt. De mooiste theorieën kunnen die niet wegnemen. Hanna belijdt het handelen Gods erin. Hij is in al de veranderingen, waardoor rijken arm worden en armen rijk. Zij eert God daarin en merkt Zijn werk op. De Heere doet het! Maar hier is de gerichtheid op het heil! Voor haar is het in wezen één werk, dat Hij doodt en levend maakt. Niet dat ze dit besefte, toen de benauwdheid in haar hart en leven zo groot was! Toen scheen alles afgesneden te zijn en geen hoop. Maar toch... ze mag er van zingen dat de Heere met haar al in die benauwdheid het léven op het oog had. We hebben het vorige keer gezien. Maar nu ook hier in dit vervolg: Hij maakt arm en maakt rijk, Hij vernedert en verhoogt. Ziet, hoe had zij het ervaren! Haar armoede was haar kinderloosheid. Haar vernedering de smaad daarvan. God had dat in haar leven gebracht. Juist, omdat ze met God te doen gekregen had. had ze geen rijkdom in haarzelf overgehouden. Ze was uitgedreven tot de Heere, Die armen rijk maakt. Die had het waargemaakt in haar leven, dat Hij wezenlijk rijk maakt. Dat Hij wezenlijk verhoogt. Hij heeft het geopenbaard in de wonderen van Zijn Hand.

Wat ligt er een bemoediging in voor die in hun armoede en vernedering geen uitkomst zien! Er ligt nut in verborgen om het alleen van de Heere te verwachten en van de wonderen van Zijn Hand. Hij verheerlijkt Zijn werk. Hij maakt rijk om Hem groot te maken.

De geringe en de nooddruftige

Rijk wordt de belijdenis, dat Hij arm maakt en rijk maakt geïllustreerd in het verheffen van de geringe en het verhogen van de nooddruftige. Weergegeven wordt in een veelheid van woorden en uitdrukkingen: enerzijds de armoede én vernedering en anderzijds, wat God doet om daaruit te halen. We moeten daarbij niet voorbijgaan aan de moeiten in maatschappelijk opzicht in die tijd, die uitgebeeld worden; ook niet aan de geestelijke werkelijkheden, die voorgesteld worden. “De geringe..uit het stof’. Met de geringe wordt hier bedoeld: de onaanzienlijke, die hulpeloze die veracht en vernederd wordt. Die geringe woont, verblijft “in het stof’. Het is een nadere uitwerking van zijn veracht-zijn. Iemand, die in het stof woont, ligt ter aarde neer, op de met vuil en modder bedekte bodem. Hij is heel diep vernederd, vertrapt, haast overgegeven aan de dood.

“De nooddruftige..uit de drek”. De nooddruftige is hier, die gebrek lijdt, de behoeftige. Het is ook het woord voor “bedelaar”. Die zit in het Oosten in die tijd vaak op de drekhoop. We kunnen ook zeggen: op de mestvaalt, de ashoop. Bij ons zien we die zoveel niet meer. Reinigingsdiensten zorgen ervoor, dat ze steeds meer uit de steden en dorpen verdwijnen. Maar in die dagen waren drek hopen plaatsen waar de “nooddruftigen” te vinden waren. Ze zochten daar wat van hun gading is. Zo werden ze geindentificeerd met die plaatsen van vuil en schande.

Maar nu uit die vernedering en verachting haalt de Heere hen op. Hij verheft de geringe uit het stof en verhoogt de nooddruftigen uit de drek. Hij verlost van de ellende en brengt weer tot eer. Heel sterk wordt het hier wel uitgedrukt om te laten zien, hoe groot Gods doen is jegens zulke ellendigen. Onze tekst zegt erbij: “om te doen zitten bij de vorsten, dat Hij ze de stoel der ere doe beërven”. Hoe moet hier het herhaalde “Hij” weer opvallen. Het wordt onderstreept, hoe groot die God is, Die het heil van nietswaardigen en verachten op het oog heeft. Het is toch al heel wat, dat bedelaars opgenomen worden in de kring van vorsten en edelen, maar nu horen we ook nog, dat ze een erezetel krijgen, die voor hun nageslacht blijft.

We kunnen hier wijzen op Jozef: diep vernederd en verrassend verhoogd; op Daniël: weggevoerd en vaak aangevallen en toch ook een plaats aan het hof van koningen. Geldt het Hanna ook niet zélf? Hoe was ze vertrapt door Peninna? En nu is zij verhoogd en wat God haar geeft gaat door in Samuël die door Gods genade een plaats der eer ontvangt in het midden van het volk.

De beelden spreken ook tot Gods kinderen van alle tijden! We kennen er niet aan voorbijgaan dat in die uitdrukkingen uitgebeeld worden degenen, die God vrezen. Zij delen in verachting en verdrukking. Ze kunnen ook eigen nietswaardigheid voor God. Ze worden zo vaak opzij gezet.

We moeten het onszelf niet aandoen! Het komt daar, waar we de Heere leren kennen en vrezen. Ze kunnen zichzelf niet bevrijden. Als bedelaars kennen ze een roepend leven tot God. Wat moedgevend: de Heere richt op, de Heere verhoogt. Ze mogen telkens opnieuw biddend uitzien naar de Heere, Die hen ten goede veranderen zal.

De Almachtige Schepper...

Het laatste gedeelte van vers 8 hangt er zomaar niet bij! het lijkt niet te passen in het verband omdat het over iets anders schijnt te gaan dan in het voorgaande: “want de grondvesten der aardrijks zijn des Heeren en Hij heeft de wereld daarop gezet”. Wie het goed verstaat, zal echter juist moeten zeggen: het past hier precies. Hanna bezingt de Heere in de grootheid van Zijn Scheppingsmacht tot troost en bemoediging van Zijn behoeftig volk! Dat volk ziet het vaak niet zitten. Hoe zij uit het stof opgericht zullen worden..! maar nu mogen we hier horen, dat het de Heere niet aan krachten ontbreekt om op te trekken uit de diepte en te stellen in de hoogte. De grondvesten van de aarde zijn van Hem. Hij heeft de aarde daarop gezet. We zullen het begrijpen, dat het hier om een manier van zeggen gaat, waarin het scheppingswerk van God als een wonder geprezen wordt.

We vinden dit bijvoorbeeld ook in Psalm 24 “De aarde is des Heeren mitsgaders haar volheid, de wereld en die daarin wonen; want Hij heeft ze gegrond op de zeeën en Hij heeft ze gevestigd op de rivieren”. Zowel daar als hier kunnen we denken aan een huis, dat gebouwd wordt. Het moet een degelijk fundament hebben, wil dat huis goed én betrouwbaar zijn om er in te wonen. De Heere heeft Zijn eigen schepping gegrond. Hij staat er boven als de Almachtige. “Hij houdt de gehele schepping op. Hij fundeerde de aarde en onderhoudt haar nog door het Woord Zijner kracht” (M. Henry). Zou Hij dan niet de machtige zijn om te gedenken aan de geringe en nooddruftige, die verdrukt ter neerzitten? Hij heeft al de omstandigheden in Zijn Hand en gebruikt die ten goede van die armen...! Wat een troost in de Schepper van hemel en aarde. Die kan geen knappe theoloog, die tekort doet aan Gods Woord aangaande de schepping, teniet doen!

Verlengde lofzang

het is opmerkelijk dat dit gedeelte van de lofzang van Hanna - we denken vooral aan vers 7 en 8 het eerste deel - een vervolg vindt in Gods Woord. Eerst in Psalm 113 en dan in de lofzang van Maria. Lucas 1:46-55.

In Psalm 113 zing de dichter van de grootheid Gods. “Wie is gelijk de Heere, onze God, Die zeer hoog woont, Die zeer laag ziet, in de hemel en op de aarde”. Dan volgen daarop ongeveer dezelfde woorden als in de lofzang van Hanna: “Die de geringe uit het stof opricht en de nooddruftige uit de drek verhoogt om te doen zitten bij de prinsen...” (Ps. 113:7). De dichter weet van Hanna. Dezelfde Geest doet ook hem zingen van Gods wonderlijke daden. Het gaat daar om dezelfde gerichtheid op het heil van armen en ellendigen. Nog meer breekt door dat het Gods nederbuigende genade is. Weer is er dat bemoedigende voor nietswaardigen en nooddruftigen. Zouden we er van kunnen zwijgen’? Het vervolg van Hanna’s Lofzang, beter gezegd: de vervulling in de lofzang van Maria! Maria zingt van

Gods genade aan haar bewezen. Hij heeft de nederheid van Zijn dienstmaagd aangezien. Dat is de grote daad van God. de komst van de Zaligmaker! Vanwege Hem worden rijken arm gemaakt en armen rijk; “Hij heeft machtigen van de troon afgetrokken, en nederigen heeft Hij verhoogd. Hongerigen heeft Hij met goederen vervuld en rijken heeft Hij ledig weggezonden”. Er is grond en uitzicht in Hem, in Wie God de grote wending geschonken heeft. In Hem, Die arm geworden is, daar Hij rijk was, opdat armen door Zijn armoede zouden rijk worden. Armen van geest vinden troost in Hem door de Geest der genade en der gebeden. Daar wordt “God gekend als een God, Die in de diepte ziet en slechts de armen, de verachten, de ellendigen, de verlatenen en die niets zijn helpt, daar wordt Hij hartelijk bemind; daar vloeit het hart van vreugde over; daar juicht en springt het op vanwege het grote welgevallen Gods. waarin het delen mag” (Luther).

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 1997

Bewaar het pand | 8 Pagina's

Hanna’s Lofzang (6)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 mei 1997

Bewaar het pand | 8 Pagina's