Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De aanneming tot kinderen( 2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De aanneming tot kinderen( 2)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Begrenzing

In een eerste artikel ging het om de wezenlijke betekenis van het kindschap der gelovigen. Maar wie geldt dit nu? In de Schrift wordt in verschillende betekenis gesproken over kinderen van God. In een zeker opzicht is ieder mens een kind van God. Het kan van ieder schepsel gezegd worden. U leest daarover in Maleachi 2:10: “Hebben wij niet allen één Vader? Heeft niet één God ons geschapen?” Zondag 9 van de Heid. Cat, brengt het Vaderschap Gods ook o.m. in verband met de schepping. Wij zijn allemaal uit Gods hand voortgekomen. Adam wordt in Luk. 3:38 genoemd de zoon van God. Dit geeft een bepaald verband aan tussen God en de mensen. Ieder mens heeft met God te maken. God is in zeker opzicht zijn Vader, maar dat betekent niet dat dit kindschap ons de zaligheid garandeert.

Het is geen zaligmakende relatie. Verstrekkender is het, als bondelingen kinderen van God genoemd worden. Paulus zegt in Rom. 9:4 dat hunner (dat zijn de Joden), de aanneming tot kinderen is.

Het bekende doopformulier spreekt ervan dat de Vader ons tot Zijn kinderen en erfgenamen aanneemt. Hij neemt ons aan. Dat kan niet anders dan in verbondsmatige zin opgevat worden. Over dit thema spreekt de Heere Jezus met de Joden. Dit gesprek wordt ons meegedeeld in Johannes 8. Blijkens vers 33 en 39 zijn de Joden zich terdege bewust dat ze kinderen van Abraham zijn. Zij beroemen zich daarop. Deze roem wordt hen door de

Heere Jezus duidelijk ontnomen, alhoewel Hij hun afkomst erkent (vers 37). Desondanks maakt Hij hen duidelijk dat ze hun afkomst radicaal verloochenen. Hun moorddadig verzet tegen Jezus is een teken dat zij anders zijn dan Abraham.

Maar het gaat nog om iets anders. We weten dat de laatste eeuw in ieder geval velen een te gering onderscheid gemaakt hebben tussen een bondeling en een echt kind van God. Men concludeerde vanuit het kindschap van Abraham te snel tot het kindschap Gods. In Joh. 8:41 trekken de Joden ook te makkelijk die conclusie: “Wij hebben één Vader, namelijk God”.

Zie, die verkeerde redenering wordt nu door de Heere Christus Zelf ontmaskerd. Hij geeft Zelf een bepaald kenmerk aan van het ware kindschap der gelovigen: “Indien God Uw Vader ware, zo zoudt gij Mij liefhebben....” (vers 42).

Een echt kind van God is te kennen aan zijn verhouding tot Christus. Dat is fundamenteel. Een echt kind van God heeft de Zoon van God lief! Daar is een onverbrekelijke band met Hem. Liefde tot Christus kan geen natuurlijk mens ooit opleveren. Dan is juist het kruis van Christus hem een ergernis en een dwaasheid.

Hij wordt niet benauwd door zijn zonde, zodat hij echt een Zaligmaker nodig heeft. De Joden missen die kennis volkomen. “Gij zoekt Mij te doden....” Dat is de ernstige werkelijkheid bij een bondeling, een nette kerkganger, die een gedoopt voorhoofd heeft. In wezen staan we, nee niet neu traal of welwillend, maar absoluut afwijzend tegenover Christus. Welk een groot verschil tussen echte kinderen en bastaarden. Het zou goed zijn als u zich aan de hand van deze geschiedenis onderzocht: Heb ik nu haat of liefde tegenover de Zoon van God?

Een onbekeerd mens is zich die haat lang niet altijd echt bewust. De Joden stonden lange tijd welwillend tegenover de Christus. Maar toen het er echt op aan kwam, vielen zij door de mand. Wat een verootmoedigend en ontdekkend woord treffen we hier aan. Een Romeins keizer, die werd omgebracht door samenzweerders, ontdekt temidden van hen een van zijn beste vrienden. “Ook gij. Brutus?” Hoevelen zullen eens als deze Brutus openbaar komen, als de confrontatie met Christus plaats vindt. Is dit ook niet de diepste reden dat misschien ook u nog zonder Hem voortleeft? Haat tegen Jezus. En een regelrechte afstamming van de duivel (8:44). Ja, dat verklaart dan ook veel. Prof. W. Kremer spreekt van de Abrahamspositie en van de Adamspositie: de laatste wordt door de eerste niet ongedaan gemaakt. We zien hier duidelijk hoe het er in waarheid bij staat met de onbekeerde bon-deling.

Hij meent een kind van God te zijn, hij is in feite een kind van de duivel en hij wil maar het liefst in zijn daden zijn afkomst bevestigen en de naam van zijn familie handhaven. Er zijn wel meer plaatsen in Gods Woord, die ons erop wijzen dat er verschil is tussen een kind des verbonds en een kind van God. Ds. I. Kievit geeft deze aan in zijn boekje: Tweeërlei kinderen des verbonds. Hij noemt o.m. Rom. 9:6,7, waar Izak wordt aangewezen als het ware zaad van Abraham.

Dit heeft allereerst te maken met het feit dat de Christus uit Izak zou worden geboren; maar ook dit dat Izak tenvolle zou gaan delen in de geestelijke weldaden van het verbond. Leest u verder wat er staat in Mattheus 8:11, waar staat dat de kinderen des Koninklijks, d.w.z. de bondelingen, eenmaal zullen buitengeworpen worden. Ik denk ook aan hetgeen staat in Matth. 7:22,23 en 22:14. Verder toont de Heere Jezus Zelf dit aan met het bekende beeld van de wijnstok en de ranken. Bondelingen zijn wel ranken, zelfs van de wijnstok Christus, maar hun wezenlijke zijn in Hem blijkt eerst in de vruchten. Alle Israelieten zijn wel onder de wolk geweest en dronken uit de steenrots Christus, maar het grootste deel is nooit in Kanaiin aangekomen.

Hoe staat dat met ons? In al deze teksten (er zijn er nog meerderen) gaat het om de schijn der genade. Dat kan ver gaan. Maar kennen we het wezen? Al deze plaatsen willen een waarschuwing zijn. Vlucht in uw onzekerheid tot Hem. Die de wijnstok is. Hij zorgt in wezen voor de vruchten. Bij u zijn deze niet te vinden. Maar laat het u uitdrijven tot Hem, om niet te rusten aleer we deze bediening uit Hem kennen. Kievit geeft ook de gedachte van Calvijn weer, die spreekt over een tweeërlei verkiezing. Hij stelt een aanvankelijke verkiezing gelijk met het zijn in het genadeverbond, terwijl hij de eigenlijke verkiezing verbindt met de aanbieding van de belofte mét de toepassing. Velen zijn later verder gegaan.

Ze vereenzelvigden bijna wel verkiezing en verbond. Moeten we niet de eigen plaats van beiden erkennen? Het genadeverbond is iets anders dan de uitverkiezing. Men vreze niet te snel, dat dus de verkiezing wordt uitgehold of dat er een gevaarlijk

Remonstrantisme moet schuilen in het wezenlijk onderscheiden van verkiezing en verbond. We moeten stellen dat het verbond met heel Israel werd opgericht, en dat impliceert niet dat heel het volk behouden werd. Het houdt ook niet in dat men vanuit zichzelf en het verbond tot God kan komen. Ik merk wel op dat ook onder ons die gedachte dikwijls wordt gewekt.

Dat zal ook binnen onze eigen kerken oppassen zijn. De redenering is soms heel glad: we mogen pleiten en God geeft het. Feitelijk kan geen mens pleiten. Toch werkt de Heere door de prediking en gebruikt Hij deze om tot de werkzaamheden des geloofs te komen. Daarin wordt de volle raad Gods verheerlijkt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 augustus 1997

Bewaar het pand | 8 Pagina's

De aanneming tot kinderen( 2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 augustus 1997

Bewaar het pand | 8 Pagina's