Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De geestelijke verlatingen (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geestelijke verlatingen (3)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nadat we een aantal inleidende opmerkingen gemaakt hebben en de vorige keer een vijftal onderscheidingen gemaakt hebben om de geestelijke verlatingen goed van andere begrippen en zaken te onderscheiden willen we dit keer zien wat de geestelijke verlatingen wezenlijk inhouden.

En allereerst moeten we dan zeggen, en het woord zegt het al, dat het een zaak is van het geestelijke leven der uitverkorenen. Opvallend is echter, dat Voetius onderscheid maakt tussen de geestelijke verlating, die de uitverkorenen voor hun bekering gevoelen, én die ze nu hun bekering gevoelen.

Hij schrijft hierover: “Omtrent de uitverkorenen geschiedt de goddelijke verlating óf voor de roeping óf na de roeping en de actuele dadelijke bekering”. Als de Heere Zijn uitverkorenen voor hun bekering verlaat, dan voelen ze dat als een volkomen verlating. Toch houdt de Heere ze altijd op een of andere manier vast, al is het als het ware aan een zijden draadje ook al ervaren ze dat niet.

In navolging van Voetius willen we ons echter beperken tot de geestelijke verlatingen van de uitverkorenen, die ze na de roeping en bekering ervaren. Hierover schrijft Voetius in zijn werk: “de verlatenheid der uitverkorenen na de roeping (...) bestaat in de zonde, in verzoeking, in uiterlijk kruis en wederwaardigheid, in troosteloosheid, in alleen lating of innerlijke ongevoeligheid”.

Wat is dit eigenlijk voor een verlating? Wilhelmus a Brakel zegt daarvan in zijn ‘Redelijke godsdienst’: “De geestelijke verlating is een langdurige inhouding en onttrekking van de gewone medewerking en invloeden des Heiligen Geestes in de wedergeborenen, tot verlichting, verzekering van Zijn gunst, vertroosting, kracht tegen zonden, tegen de aanvechting, en tot hulp in en uit lichamelijke wederwaardigheden. waardoor zij duister, zwak in het geloot’, troosteloos worden, in zonden vallen, in de aanvechtingen onderliggen en in lichaamlijk kruis smartelijk en droevig blijven”.

En Voetius zegt: “Geestelijke verlating beschrijven wij aldus: zij is een innerlijk kruis of geestelijke smart en aanvechting, waardoor een mens, nu waarlijk tot God bekeerd zijnde, niet gevoelt de verheuging zijns harten in God en goddelijke dingen”. Laten we ons tot deze definitie beperken.

Uit het woord ‘geestelijke verlatingen’ en uit de definitie van Voetius blijkt al duidelijk, dat we hier te doen hebben met een zaak uit het bevindelijke leven van Gods Kerk. Want verlaten kun je iemand alleen maar als je iemand kent, en als je bij elkaar bent geweest en gemeenschap geoefend hebt.

Welnu, zo is het ook geestelijk. In de staat der rechtheid waren er geen geestelijke verlatingen. Want in het Paradijs oefenden Adam en Eva de tere en rechte gemeenschap met de Heere. Daar hoorden ze de stem van de Heere God, wandelende in de hof, aan de wind des daags, zegt Genesis 3:8. Maar we zijn vrijwillig en moedwillig van God afgeweken en de vorst der duisternis te voet gevallen. Niet God heeft ons verlaten, maar wij hebben Hem verlaten en God op het hoogst misdaan.

En ook al heeft de Heere ons na de val niet met Zijn algemene genadewerkingen en lankmoedigheid verlaten. Hij heeft ons toen wel met Zijn bijzondere genadewerkingen verlaten. Daardoor kennen we van nature geen van allen God meer zaligmakend. Daarom kent een onbekeerde ook geen geestelijke verlating. Die kennen ze pas na hun bekering.

Het gaat om hen, die waarlijk tot God bekeerd zijn, zegt Voetius dan ook. W. à Brakel spreekt hier over de wedergeborenen. Het gaat hier dus om degenen, die niet vreemd zijn van Gods genade. Een onbekeerde kent geen geestelijke verlating. Alleen Gods volk kent de geestelijke verlatingen.

Want wat is dan het wezen van de geestelijke verlating? Duidelijk moge zijn, dat het hier niet gaat om een algehele verlating. “Maar hem, dien God eenmaal in Christus Jezus tot Zijn kind aangenomen heeft, en begenadigd met de zaligmakende gaven en genade, verlaat God nooit geheel”, zegt Hoornbeeck zo heel treffend in zijn werkje.

En hoe vaak getuigt de Schrift dat niet! Mozes mag in Zijn afscheidsrede van Gods volk getuigen: “De Heere nu is Degene, Die voor uw aangezicht gaat; Die zal met u zijn; Hij zal u niet begeven, noch u verlaten; vreest niet, en ontzet u niet”.

In 1 Samuël 12:22 mag deze laatste richter getuigen: “Want de Heere zal Zijn volk niet verlaten, om Zijns groten naams wil; dewijl het de Heere beliefd heeft ulieden Zich tot een volk te maken”.

En, om niet meer te noemen, Nehemia getuigt in Nehemia 9:31: “Doch door Uw grote barmhartigheid hebt Gij ze niet vernield, noch hen verlaten, want Gij zijl een genadig en barmhartig God”. Daarom verlaat God Zijn volk niet met een eeuwig durende en algehele verlating. Ook al zondigt dat volk nog zo veel en nog zo zwaar, de Heere komt altijd op Zijn werk terug. Want Hij zegt: “Want Ik zal u niet begeven, en Ik zal u niet verlaten”.

Het moge wel duidelijk zijn, dat als de Heere in het leven van Zijn volk begonnen is, dat Hij dat dan ook voleindige zal. Hij is Degenen, Die trouwe houdt en eeuwig leeft, en Die daarom ook nooit laat varen hetgeen Zijn Goddelijke hand ooit begon.

En toch spreken we hier over de geestelijke verlatingen en moet het Sion Gods ondanks die belofte Gods aan hun ziel, dikwijls klagen: De Heere heeft mij begeven en de Heere heeft mij verlaten.

“Doch Sion zegt: De Heere heeft mij verlaten en de Heere heeft mij vergeten”, zo horen we Gods Kerk in Jesaja 49:14 klagen over de geestelijke toestand, waarin zij zich op dat ogenblik bevindt.

En zo moet Jeremia spreken over de last des Heeren. We lezen in Jeremia 23:33: “Wat las? dat Ik ulieden verlaten zal, spreekt de Heere”. In die beleving roept David in Psalm 38:11 uit: “Mijn hart keert om en om, mijn kracht heeft mij verlaten”.

Maar wat verstaan we dan onder de geestelijke verlatingen? Spreekt de Schrift zich hier dan niet tegen? Zo lijkt dat er toch op, nietwaar? Wat wordt er nu met geestelijke verlatingen bedoeld?

Wel, het gaat daarin niet om een algehele verlating, maar om een gedeeltelijke verlating. Want de genadegift en de roeping Gods zijn onberouwelijk. We belijden toch de volharding der heiligen? Wat de Heere begint, dat voleindigt Hij toch ook?

Daarom is de geestelijke verlating niet hetzelfde als verstoten. Immers, wanneer een jongen trouwt, dan verlaat hij het ouderlijk huis, maar hij verstoot het niet. Hij blijft liefde voor zijn ouderlijk huis voelen. Zijn hart blijft er toch naar trekken.

Welnu, zo is het ook geestelijk. In de geestelijke verlating verstoot de Heere Zijn volk niet, maar Hij verlaat ze voor een tijd. Bovendien verlaat Hij ze niet Zelf, maar Hij verlaat ze met Zijn werkingen.

Daarom zegt Voetius in zijn definitie van de verlating: “Zij is een innerlijk kruis of geestelijke smart en aanvechting waardoor een mens, nu waarlijk tot God bekeerd zijnde, niet gevoelt de verheuging zijns harten in God en god- 1 delijke dingen”.

De Heere doet Zijn werkingen door hen niet meer gevoelen. In Deuteronomium 31:17 lezen we wat het is. Daar zegt God van Zijn volk: “En Ik zal hen verlaten en Mijn aangezicht van hen verbergen”.

Ziet u. dat zijn de geestelijke verlatingen. De Heere verbergt Zijn aangezicht. Hij verlaat ze met door Zijn gevoelige nabijheid in te trekken en door Zijn kennelijke nabijheid niet te doen ervaren. Het geloof gaat immers niet zonder gevoel. We zouden hier een heel excurs kunnen maken over de verhouding tussen het geloof en het gevoel. We doen het niet. Alleen dit willen we zeggen.

Er is wel degelijk een verhouding tussen geloof en gevoel. Geloof en gevoel zijn niet te scheiden, maar moeten wel van elkaar worden onderscheiden Want het geloof rust niet op het gevoel, maar het gevoel rust op het geloof. Anders gezegd: Het gevoel is niet de grond van het geloof, maar het geloof is de grond van het gevoelsleven van Gods kinderen.

Immers, als het gevoel de grond gaat worden om te concluderen tot geloof en geestelijk leven, gaan we drijven op het gevoel en op grond daarvan allerlei conclusies aangaande het geloof trekken. Dan worden onze tranen, aandoeningen en al wat dies meer zij de grond voor de zaligheid. Maar dan lopen we ook het grote gevaar onszelf te bedriegen voor de eeuwigheid.

Immers, er is niets zo bedriegelijk als het gevoel zonder het ware geloof.

Nee, het gevoel is geen grond voor het geloof, maar het geloof is de grond waarop het gevoel steunt. Het geloof steunt dus niet op het gevoel, maar het gevoel steunt op het geloof.

Het ware geloof laat zich immers beleven, bevinden en dat gaat gepaard met geestelijke gevoelens. Net als in het natuurlijke leven is het ook geestelijk zo, dat een dode geen gevoel heeft. Die is koud en hard en gevoelloos. Maar wat leeft, heeft gevoel.

Zo is het ook geestelijk. Als de Heere zaligmakend gaat werken door Zijn Woord en Geest, dan ga ik geestelijk gevoelen. Daarom kon David het door ontdekkende genade ook zeggen: “Want ik gevoel de grootheid van mijn kwaad. Mijn zonde zie ‘k mij steeds voor ogen zweven, ’k Heb tegen U, ja U alleen misdreven; Uw wil en wet, hoe heilig, stout versmaad”. En daarom kon hij ook smeken: “Verberg Uw oog van mijn bedreven kwaad, waardoor mijn ziel gevoelt de diepste wonden. Delg, delg toch uit mijn schuld en al mijn zonden en spreek mij vrij van mijne gruweldaad”.

En in de diepergaande ontdekking en ontgronding wordt het geleerd: “Heere, ik voel mijn krachten wijken en bezwijken; haast U tot mijn hulp en red, red mij. Schutsheer, God der góden, troost in noden, grote Hoorder van ‘t gebed”. Aan de andere kant wordt dan ook gevoeld als de Heere de liefde in het hart gaat uitstorten. De liefde tot God en Zijn dienst laten zich ervaren. Ook dat gaat niet buiten de mens om. In Psalm 119:49 zegt David hiervan: “Uw geboon, wier kracht ik staag gevoel, die ‘k eeuwig zal met heil’ge eerbied achten”. Daar zijn ook gevoelens van vreugde in God door Christus, van de vrede, maar ook van smart over de overgebleven zwakheid, die nog tegen onze wil in ons verdorven vlees is overgebleven.

Ziet u, het geloof gaat nooit buiten het gevoel om. Maar bij de geestelijke verlating wordt dat alles niet meer ervaren en gevoeld. Dan onttrekt de Heere de werking van Zijn Geest in hun leven.

Dan verduisteren a.h.w. de geestelijke gevoelens. De zonde en schuld wordt dan niet meer gevoeld. De vreugde in God door Christus wordt niet meer gevoeld. Gods nabijheid wordt niet ervaren.

We zouden kunnen zeggen: in de geestelijke verlating verbergt een drieënig God Zich. God, de Vader verbergt Zijn aangezicht voor Zijn kinderen. Daarom klaagt David in Psalm 13:2: “Hoe lang, Heere, zult Gij mij steeds vergeten? Hoe lang zult Gij Uw aangezicht voor mij verbergen”?

God, de Zoon verbergt Zich. Daarom zegt de bruid in Hooglied 5:6: “Ik deed mijn Liefste open, maar mijn Liefste was geweken, Hij was doorgegaan; mijn ziel ging uit vanwege Zijn spreken”. En God, de Heilige Geest houdt zijn werkingen in. Daarom roept Jeremia uit in Klaagliederen 1:16:” Om dezer dingen wille, ween ik; mijn oog, mij oog vliedt af van water, omdat de Trooster, Die mijn ziel zou verkwikken, ver van mij is”.

Ziet u, de geestelijke verlatingen betreffen dus niet het geloof als gave, maar het geloof in zijn beoefening. Ze betreffen niet het wezen des geloofs, maar het welwezen des geloofs, niet het geloof in zijn hebbelijkheid, maar in zijn dadelijkheid.

Maar dan blijven er nog wel een paar vragen over. Maar daarover hopen we een volgende keer D.V. te spreken, alsmede iets te zeggen over hoe de belijdenis over de geestelijke verlatingen spreekt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 september 1997

Bewaar het pand | 8 Pagina's

De geestelijke verlatingen (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 11 september 1997

Bewaar het pand | 8 Pagina's