Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Paulus en de Filippenzen (7)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Paulus en de Filippenzen (7)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Opdat gij oprecht zijt en zonder aanstoot te geven tot op de dag van Christus; vervuld met vruchten der gerechtigheid, die door Jezus Christus zijn tot heerlijkheid en prijs van God”

Paulus vertelt in dit gedeelte van zijn brief aan de Filippenzen wat hij voor hen van de Heere vraagt als hij voor hen het gebed doet. De hoofdzaak is dat hun liefde overvloediger mag worden. En dat die liefde gepaard mag gaan met kennis en een geestelijk onderscheidingsvermogen, waardoor ze de wil des Heeren mogen kennen om zich ook overeenkomstig die wil te gedragen. Deze dingen lazen we in vers 9 en het eerste deel van vers 10. Lezen we vandaag verder dan zien we dat Paulus nog iets meer op het oog heeft als hij van de Heere vraagt dat hun liefde mag toenemen. En het eerste waar hij dan over spreekt is, dat hij het welzijn van de Filippenzen zoekt. Van dat welzijn noemt hij verschillende aspecten.

Oprechtheid

“Opdat gij oprecht zijt”. Oprechtheid -wat is dat ? Oprechtheid is het tegengestelde van geveinsdheid, namaak, oneerlijkheid. Oprecht zijn is waar zijn, ongeveinsd zijn, echt zijn.

Wat dit is, kan mooi geïllustreerd worden als we de tekst in de Engelse vertaling lezen. Daar lezen we: “That ye may be sincere”. Het woord ‘sincere’ komt uit het Latijn: sine cera. Dat betekent: zonder was. Dat gaat terug op het feit, dat de Romeinen een bepaald soort porcelein kenden, dat uiterst breekbaar was; zelfs bij het vervaardigen ervan ging het soms al mis. Nu waren er oneerlijke handelaren, die barstjes, die er in het porcelein gekomen waren, onzichtbaar maakten met een bepaald soort was. Oppervlakkig gezien was er dan niets van te merken, dat er barstjes in zaten. Alleen als je het kopje of het schoteltje tegen het licht hield, vertoonde de plek waar de was aangebracht was, een donkere kleur. Zo kunnen we het woord ‘sincere’ omschrijven als: het kan tegen het licht gehouden worden en dan blijkt dat er niet mee geknoeid is.

Dat is in feite oprechtheid. Er zit geen bijmengsel in. Er zitten geen vreemde bestanddelen in. Het is zuiver, puur. Een oprecht christen is een christen, die geen masker draagt en die niet slechts een gedaante van godzaligheid heeft, terwijl hij de kracht ervan verloochend heeft. Een oprecht christen kan tegen het licht van Gods Woord gehouden worden en dan blijkt hij zuiver te zijn. Hij is niet alleen van buiten een christen, maar ook van binnen.

Die oprechtheid zal dan blijken in het kiezen van het goede en in het verwerpen van het kwade. De oprechte schuwt te zonde, zelfs de zondige gedachten. Hij permitteert zich ook geen verborgen zonden, want hij weet dat de ogen des Heeren in alle plaatsen zijn, beschouwende de goeden en de kwaden (Spr. 15:3). Is hij toch in de zonde terecht gekomen, dan verfoeit hij zich en belijdt het met een verbroken hart. Hizkia is een voorbeeld van deze oprechtheid als hij in 2 Kon. 20:3 zegt: “Och, Heere, gedenk toch, dat ik voor Uw aangezicht in waarheid en met een volkomen hart gewandeld en wat goed in Uw ogen is, gedaan heb”. Hizkia is niet bang als God hem ‘tegen het licht zou houden’. Net als Petrus, die oprecht durfde zeggen: “Gij weet dat ik U liefheb” (Joh. 21:17).

Zonder te struikelen

Volgens onze Statenvertaling schrijft Paulus vervolgens dat hij hoopt dat ze in Filippi mogen leven zonder aanstoot te geven. Natuurlijk is dat een zaak, waar ze in Filippi goed erg in moeten hebben. De Schrift waarschuwt vaker voor het gevaar dat we voor anderen een oorzaak van struikeling zullen zijn. Want dat is aanstoot geven. Dan zijn we er de oorzaak van dat een ander lot zonde verleid wordt. Inderdaad, voor dit kwaad dienen ook de Filippenzen bewaard te worden.

De bedoeling van Paulus in dit verband lijkt echter toch wat anders te zijn. Hij bidt voor de Filippenzen dat zij zelf niet zullen struikelen. Dat ze niets zullen doen wat met hun belijdenis in strijd is. Ze hebben een zuiver geweten nodig voor God en de mensen. Daarin moeten ze zich oefenen, zoals Paulus zelf zich daar ook in oefent: Hand. 24:16. En zo behoort het toch te zijn in het leven van een christen, dat hij noch door Gods wet, noch door zijn eigen geweten, noch door een medemens beschuldigd kan worden.

Toch komt zulk struikelen bij Gods kinderen meer dan eens voor. Helaas! Gods Woord vertelt ons eerlijk, dat het zelfs de apostel Petrus overkwam. Petrus had van de Heere een duidelijke openbaring ontvangen, dat hij de heidenen niet langer als onrein mocht beschouwen (Hand. 10). Ook voor hen heeft God Zijn Evangelie bestemd. Toch was er een moment in het leven van Petrus, dat hij uit mensenvrees in de strik viel. Toen de Joden hem samen met heidenen aan tafel zagen, trok hij zich haastig en heimelijk uit hun kring terug. Daarin ‘wandelde hij niet recht’ zoals Paulus zegt (Gal. 2:14). Er was voor Paulus dan ook reden om Petrus in het openbaar te bestraffen, want Petrus struikelde niet alleen zelf, maar hij gaf tevens anderen aanleiding om ook te struikelen.

Welnu, het is Paulus’ bede, dat God de Filippenzen voor het een zowel als voor het ander wil bewaren.

Dat Paulus de Filippenzen deze dingen toebidt houdt verband met het feit, dat hij er altijd rekening mee houdt, dat er een dag gaat komen waarop we allemaal geoordeeld zullen worden; de dag van Christus. Christus komt terug om te oordelen de levenden en de doden. Dan zullen ook alle verborgenheden van het hart der mensen geopenbaard worden: I Cor. 4:5. Dat betekent dat het een zeer gewichtige dag zal zijn. Zullen we dan beschaamd gemaakt worden? Wie kan die dag tegemoet reizen met vertrouwen? Dat zal alleen kunnen als we oprecht zijn en zonder aanstoot.

U merkt, dat Paulus hier dezelfde gedachte onder woorden brengt, die we ook in ons Doopsformulier vinden. In het dankgebed na de doopsbedie-ning wordt voor de gedoopte kinderen gebeden dat ze eens zonder verschrikken voor de rechterstoel van Christus zullen mogen verschijnen. Zonder verschrikken! Kan dat? Voor de geduchte rechterstoel van de Rechter van hemel en aarde? Ja, dat kan, als we de weldaden hebben mogen leren kennen, waar Paulus hier om bidt. Maar dan ook alleen dàn!

Vruchten der gerechtigheid

Paulus wenst de Filippenzen nog iets toe en ook dat aspect neemt hij gedurig in zijn gebed op. Dit namelijk, dat ze vervuld mogen zijn met vruchten der gerechtigheid.

Welke gerechtigheid bedoelt hij hier? Niet wat wel genoemd wordt de toegerekende gerechtigheid van Christus. Natuurlijk heeft een zondaar ook die gerechtigheid nodig. Hoe zou hij anders voor God kunnen bestaan? Alleen als we bekleed zijn met de mantel van Christus’ gerechtigheid kan dat. Maar, al is die toegerekende gerechtigheid van Christus absoluut noodzakelijk, Paulus doelt hier op iets anders. Waarop dan? Op de gerechtigheid die uitgewerkt wordt in de heiligmaking. Wat is dat?

Dat een mens gelijkvormig gemaakt wordt aan Gods wet en dat hij in oprechtheid leert wandelen in Gods wegen, in de vreze des Heeren. Gerechtigheid is immers dat we in overeenstemming zijn met Gods wet. God is rechtvaardig en de Zijnen moeten op Hem gelijken. De vruchten der gerechtigheid waar Paulus om bidt zijn dus die werken, die geschieden in overeenstemming met Gods wet. Met andere woorden: Paulus doelt op de goede werken, die uit een waar geloof, naar Gods wet en tot Gods eer geschieden. Zo lezen we het in Zondag 33 van de Heidelbergse Catechismus. De goede werken, die God voorbereid heeft opdat wij daarin zouden wandelen.

Paulus bidt dat ze met die vruchten vervuld mogen zijn. Nee, hij is niet van mening dat het al in orde is en dat ze tevreden mogen zijn als er bij de Filippenzen een paar van die vruchten gevonden worden. Paulus wenst hen een volheid toe. En hiermee is hij volledig in overeenstemming met het woord van Jezus: “Hierin is Mijn Vader verheerlijkt, dat gij véél vrucht draagt” (Joh. 15:8).

Veel vrucht. Dat houdt in dat de christen met zijn hele leven vrucht draagt; met alles wat hij is en heeft. Dat houdt ook in dat een christen allerlei soorten vruchten voortbrengt. In Gal. 5:22 lezen we van de negenvoudige vrucht des Geestes. In 2 Petrus I somt de apostel allerlei christelijke deugden op: deugd, kennis, matigheid, lijdzaamheid, godzaligheid, broederlijke liefde, liefde jegens allen. Het houdt tenslotte ook in dat een christen ten allen tijde vrucht zal dragen.

Dat Paulus bidt om vervuld te worden met die vruchten laat ook weten, dat hij van God veel verwacht. God is geen karig God. die maar net genoeg wil geven. Hij geeft mild en overvloedig. En er mag ook veel van Hem verwacht en gevraagd worden. Hij heeft Zelf gezegd: Doe uw mond wijd open en Ik zal hem vervullen (Psalm 81:11).

Is dat vrucht dragen dan het werk van de gelovige zelf? Nee, Paulus maakt duidelijk dat het alleen kan door Jezus Christus. De vrucht komt niet bij hen vandaan. “Uw vrucht is uit Mij gevonden” (Hos. 14:9). Is de christen dan geheel passief in deze dingen? Kan een kind van God zich dan terecht verontschuldigen als er gebrek is in vrucht dragen? Zeker niet! Dat zou op antinomianisme uitlopen en antino-mianisme is een ergerlijke ketterij. Gods kind draagt een grote verantwoordelijkheid.

Hoe liggen de dingen dan? Joh. 15 laat het ons zien. De vrucht aan de rank komt voort uit de wijnstok. De rank draagt geen vrucht van zichzelf, zo zij in de wijnstok niet blijft (vs. 4).

“Zonder Mij kunt gij niets doen” (vs. 8). Maar anderzijds is het de roeping en de plicht van de rank om in de wijnstok te blijven (vss. 4, 5, 7). Datzelfde vinden we in 1 Joh. 2:28 waarde apostel zegt: En nu kinderkens, blijft in Hem!

Tot heerlijkheid en prijs van God

Nog één ding voegt Paulus aan dit alles toe. Hij heeft, zoals we zagen, het welzijn van de Filippenzen op het oog als hij voor hen bidt. Hij heeft echter vooral de eer van God op het oog. In alles wat hij voor de Filippenzen vraagt staat hem dit doel voor ogen, dat God verheerlijkt zal worden. Dat alles mag zijn tot heerlijkheid en prijs van God,

Heerlijkheid is de uitstraling van al Gods deugden; de openbaring van Zijn Wezen. God is vol volmaaktheden en die alle tesamen vormen zijn heerlijkheid. Zoals we de zon kennen door middel van haar stralen zo kennen we God door middel van Zijn heerlijkheid; alles wat van Hem uitstraalt.

Prijs is de reactie van Gods schepselen die Zijn heerlijkheid gezien en erkend hebben. Laat ik een voorbeeld gebruiken. Denk aan een kunstwerk, dat door een kunstenaar vervaardigd is. Het is echter nog niet onthuld. Er hangt nog een groot kleed overheen. Maar dan nadert het moment waarop de onthulling zal plaatsvinden. De genodigden wachten met spanning. En dan... het kleed wordt weggenomen en het kunstwerk wordt zichtbaar... En de toeschouwers beginnen hun bewondering voor wat ze te zien krijgen te uiten. Dat is de prijs, de lofprijzing.

Zaligmaken is Gods grootste kunstwerk. Als dat kunstwerk aanschouwd wordt krijgt God er de eer voor. Zie Jes. 55:13. Als een doorn verandert in een denneboom en een distel in een mirteboom, dan zal dat de Heere zijn tot een naam en tot een eeuwig teken dat niet uitgeroeid zal worden. Toegepast op de dag van Christus betekent het dit: Als op die dag gezien zal worden wat God in Christus heeft tot stand gebracht en als de Bruid zonder vlek en zonder rimpel zal worden voorgesteld, dan zal God ten hoogste verheerlijkt worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 december 1997

Bewaar het pand | 8 Pagina's

Paulus en de Filippenzen (7)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 december 1997

Bewaar het pand | 8 Pagina's