Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Paulus en de Filippenzen (12)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Paulus en de Filippenzen (12)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

‘Want ik weet, dat dit mij ter zaligheid gedijen zal door uw gebed en toebrenging des Geestes van Jezus Christus. Volgens mijn ernstige verwachting en hoop, dat ik in geen zaak zal beschaamd worden; maar dat in alle vrijmoedigheid gelijk te allen tijd alzo ook nu, Christus zal groot gemaakt worden in mijn lichaam, hetzij door het leven, hetzij door de dood’ (Fil. 1:19,20)

Paulus heeft aan de Filippenzen geschreven, dat hij zich verblijdt. De dingen gaan niet mis, ook al zit hij zelf gevangen. Christus wordt gepredikt. De zaak van het Evangelie gaat voort. Paulus heeft ook geschreven dat hij zich in de toekomst nog zal verblijden. Zijn blijdschap is dus niet iets van voorbijgaande aard. Nee, die is blijvend. Maar hoe kan Paulus dat zeggen? Wel, hij wéét bepaalde dingen. Zijn blijdschap hangt nauw samen met wat hij weet. Wat weet hij dan? Dat willen we nu van hem gaan horen.

Verheerlijking van Christus

Het hart van de zaak die Paulus hier onder woorden brengt is: Ik weet... dat Christus verheerlijkt zal worden. En omdat hij dat weet, verheugt hij zich en zal hij zich verheugen. Maar hoe zal Christus dan verheerlijkt worden? En waar? Ook dat geeft Paulus aan. Dat zal ‘in hem’ zijn. In zijn leven. Of in zijn sterven. Hoe het gaan zal weet hij niet. Wat de toekomst brengen zal is ook aan Paulus onbekend. Maar hoe het dan ook gaan zal - hetzij dat hij zal leven, hetzij dat hij zal sterven - Christus zal in hem worden verheerlijkt. En dat geeft hem blijvende vreugde. In het licht daarvan zijn alle andere dingen eigenlijk onbelangrijk geworden. De verheerlijking van Christus - dat is tenslotte het enige dat telt.

Paulus laat het niet bij deze algemene uitspraak. Hij gaat op allerlei bijzonderheden in en noemt verschillende elementen.

Hij spreekt als zijn verwachting uit, dat hij verlost zal worden uit de gevaren die hem bedreigen. Welke gevaren zijn dat? Wel, elk moment kan deze gevangene worden opgeroepen om voor zijn beschuldigers te verschijnen. Dan moet hij getuigenis afleggen van de hoop die in hem is. Dan zal hij voor de naam en de zaak van Christus moeten uitkomen. En wat is dan het grootste gevaar dat hem bedreigt? Dat hij ter dood veroordeeld zal worden? Nee, het grootste gevaar is dat hij door lafhartigheid een smaad op de Naam des Heeren zal laden. Dat hij ontrouw zal zijn aan zijn Meester. Paulus weet dat hij uit en van zichzelf geen kracht heeft om staande te blijven als de ure der verzoeking komt. Wat is immers een mens?

Maar hij heeft moed gegrepen. Hij heeft vertrouwen gekregen dat de Heere hem verlossen zal van zijn vijanden. In onze vertaling lezen we “dat dit mij ter zaligheid gedijen zal”. Het woord ‘zaligheid’ zullen we hier echter op moeten vatten als allereerst betrekking hebbende op zijn bevrijding, zijn verlossing uit de hand van zijn vijanden. Paulus zal - zo mag hij vertrouwen - van de Heere kracht ontvangen om staande te blijven en niet te bezwijken in het uur van de beproeving als het vuur heet gestookt zal worden. Ja, hij zal verlost worden. Dat vertrouwt hij, dat wéét hij - in het geloof. Maar hoe zal die uitredding dan een feit worden? Op die vraag geeft Paulus antwoord als hij zegt, dat het zal zijn “door uw gebed en toebrenging des Geestes van Jezus Christus”. Hij plaatst twee dingen naast elkaar, die van ongelijke grootheid zijn. Het ene is menselijk, namelijk het gebed van de Filippenzen. Het andere is van God: de toebrenging des Geestes. Mogen die twee wel op één lijn geplaatst worden? Zijn ze niet te ongelijk aan elkaar? Ja, ongelijk zijn ze en toch bindt Paulus ze nauw aan elkaar. Het gebed van de Filippenzen - zo weet hij - is er immers op gericht dat de Heere aan Paulus Zijn Geest in ruime mate zal willen schenken. Want het is alleen door die Geest dat de apostel vrijmoedig zal worden gemaakt om een goed getuigenis aangaande de Heere Jezus te laten horen. En nu gelooft Paulus dat het gebed om die Geest verhoord wordt en dat Paulus de Geest zal ontvangen en door die Geest vrijmoedigheid om te spreken van de hoop die in hem is.

Sterke verwachting

Ja, Paulus heeft een sterke verwachting dat dit inderdaad zo zal gaan. Hij drukt dat uit met de woorden “volgens mijn ernstige verwachting en hoop”. Het woord dat met “verwachting” vertaald is is een zeer levendig woord in het Grieks. Stel u voor, dat u iemand van het vliegveld moet halen. U staat temidden van vele anderen te wachten en uit te kijken naar de persoon die u zult ontmoeten. Daar gaan de deuren open en er komen mensen in de ontvangruimte. U rekt de hals uit; u gaat op uw tenen staan; er is spanning in uw blik. Wel, zoiets is het bij Paulus. Hij ziet met sterk verlangen uit. Reikhalzend verwacht hij hulp van Boven als antwoord op het gebed van de Filippenzen. En terwijl hij gespannen uitziet is er hoop in zijn hart dat God hem echt niet alleen zal laten staan. Er zijn beloften en de Heere zal die waar maken. Hij is immers een waarmaker van Zijn Woord.

Hoe de uitkomst dan komen zal? Dat zegt Paulus zowel op een negatieve als een positieve manier. Het negatieve is: Ik zal in geen zaak beschaamd worden. Het positieve is: In alle vrijmoedigheid zal Christus groot gemaakt worden.

Dat wil zeggen dat Paulus gelooft dat de Heilige Geest het hem inderdaad aan niets zal doen ontbreken. Hij zal verlost worden van zijn vijanden, want de Geest zal hem niet onthouden wat hij nodig heeft. Paulus verwacht, dat hij met vrijmoedigheid zal kunnen spreken. Vrij en ongebonden. Geen vrees zal hem weerhouden om van Zijn Meester en van Zijn dienst te getuigen. Zo luidde toch ook de belofte die de Meester aan Zijn discipelen heeft nagelaten? “Doch wanneer zij u leiden zullen om u over te leveren, zo zijt tevoren niet bezorgd wat gij spreken zult en bedenkt het niet; maar zo wat u in die ure gegeven zal worden, spreekt dat; want gij zijt het niet die spreekt, maar de Heilige Geest” (Mark. 13:11).

En als Paulus zo met vrijmoedigheid zal mogen getuigen, dan zal Christus worden groot gemaakt. Dan maakt het voor Paulus ook niet eens meer zoveel uit, wat er met hem zelf gebeuren zal. Dat kan namelijk leven zijn, maar ook sterven.

Denk er niet gering over. Van de menselijke kant bezien ligt zijn lot in de handen van de keizer. Als Nero besluit dat Paulus sterven zal, wie zal het dan verhinderen? Paulus houdt er rekening mee dat het zo zou kunnen gaan. Vandaar dat hij spreekt van sterven. De dood kan inderdaad dichtbij zijn. Maar zal Paulus dan zijn leven dierbaar achten voor zichzelf? Voor hem is het belangrijker dat hij zijn loop zal mogen volbrengen. En dat Christus zal mogen worden verheerlijkt in zijn lichaam. Of dat nu in de weg van leven is of in de weg van sterven....

Genade is genoeg

Als we deze woorden van Paulus op ons laten inwerken is het eerste wat ons moet opvallen dat hier blijkt dat Gods genade in alle omstandigheden en voor alle situaties waarlijk genoeg is.

Hoe weet Paulus al die dingen waar hij van spreekt, zo zeker? Dat hij bevrijd zal worden; dat het gebed van de Filippenzen verhoord zal worden en dat de Geest hem zal worden toegebracht; dat hij vrijmoedigheid zal ontvangen. Hoe weet hij dat allemaal? Hoe kan hij er zo zeker van zijn? Dat zal toch alstublieft geen inbeelding zijn; iets wat Paulus zichzelf wijs maakt? Dat kan immers! Een mens kan op het terrein van de geestelijke zaken zichzelf heel wat inbeelden. Zo is het toch bij Paulus niet?

De apostel weet deze dingen, omdat hij Gods genade kent. En Hij weet hoe Gods genade werkt. Let maar even op vers 20, waar Paulus de woorden gebruikt ‘gelijk te allen tijd’. Hij heeft ondervinding van Gods genade. Die genade heeft hem nooit tekort gedaan of in de steek gelaten. Keer op keer heeft hij ondervonden dat Gods genade in al zijn noden en behoeften voorzag. Die genade zal hem nu ook niet teleurstellen. Die zal hem nóóit teleurstellen.

Is dat niet het geheim in het leven van Gods kinderen? Het was genade toen God naar hen omzag. Toen God hen opraapte. Toen God hen een nieuw hart gaf. Toen God hen tot een nieuwe mens maakte. Toen de Heere Zijn Woord aan hun hart legde. Toen dat Woord een kracht tot zaligheid werd in hun leven. Toen de Heere hun roepen beantwoordde. Het is genade van begin tot eind.

Maar houdt die genade dan een keer op? Zal het Gods kinderen dan ooit aan die genade ontbreken? Nee. Genade bracht hen zover als ze nu zijn. Genade zal hen ook verder leiden. Totdat Gods kinderen Thuis zijn. Welnu, die genade, die nimmer-aflatende genade, is de enige grond voor hun vertrouwen.

Nee, er is geen grond voor vertrouwen in henzelf. Zelfs niet in hun gemoedsgesteldheden. De enige grond om verder te gaan, een onbekende toekomst tegemoet, zelfs lijden en dood tegemoet, is gelegen in Gods onveranderlijke genade. Die is echt genoeg! In tijd en eeuwigheid.

De kracht van het gebed

Een andere zaak die bij nauwkeurige lezing van Paulus’ getuigenis opvalt, is dat de apostel een grote kracht aan het gebed toeschrijft. We zagen dat hij in één adem noemt het gebed van de Filippenzen en de gave van de Geest. Hij is er van overtuigd dat God het roepen van Zijn volk in Filippi - en dat ligt mijlenver van Rome, waar Paulus gevangen zit - hoort. Als zij in Filippi hartelijk smeken of de Heere Zijn gevangen knecht door Zijn Geest vrijmoedigheid wil geven, dan hoort Hij dat gebed en beantwoordt Hij het.

Wat ligt hier een rijke vertroosting in. Alle dingen geschieden naar de raad en wil van God. God regeert immers alles. Kan een mens op de gang der dingen wel ooit invloed uitoefenen? Ja, Paulus gelooft in de kracht van het bidden. Hoe dat verband dan is tussen het gebed en wat in Gods raad bepaald is dat geschieden zal? Over dat verband laat Paulus zich hier niet uit. Hij weet alleen wat God gezegd heeft en dat wat Hij gezegd heeft betrouwbaar is, namelijk: ‘Bidt en gij zult ontvangen’. Als de Filippenzen bidden om de Geest ervaart Paulus dat de Geest hem gegeven wordt.

Kent u ook dit vertrouwen in de kracht van het gebed’? Of ontbreekt dit vertrouwen in ons bidden? Komt dit gebrek aan vertrouwen misschien ook uit in onze slordigheid in het gebed? Bij vele mensen is het gebedsleven immers erg slordig.

Waar we ook nog even aandacht aan moeten geven is dat Paulus, sprekend over het gebed van de Filippenzen, doelt op hun gezamenlijke gebeden. In onze vertaling is dat niet zo direct te zien. Er staat in vs. 20 “uw gebed”. Maar dat “uw” is een meervoud. Paulus doelt dus niet de individuele gebeden van de Filippenzen afzonderlijk, maar op hun gemeenschappelijke gebeden. Natuurlijk, bidden is allereerst een persoonlijke zaak. Maar het is ook goed om samen te bidden. Om ons te verenigen in gemeenschappelijk gebed. Zo doen we immers ook in onze erediensten. Dan bidt - als het goed is - de gehele gemeente. Dan worden bepaalde noden gemeenschappelijk gedragen en gemeenschappelijk aan de Heere opgedragen. Maar het verdient ook aanbeveling als naast de openbare erediensten Gods kinderen ook meer gemeenschappelijk zouden bidden. In vroeger tijd kwamen Gods kinderen vaak samen niet alleen om met elkaar over Gods bemoeienissen met hen te spreken, maar ook om gemeenschappelijk allerlei nood aan de Heere op te dragen en om zo de kracht te zoeken in de weg van het gebed. Overweeg eens of we in dit opzicht niet aan vrijwillige armoede doen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 februari 1998

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Paulus en de Filippenzen (12)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 februari 1998

Bewaar het pand | 12 Pagina's