Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Paulus en de Filippenzen (15)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Paulus en de Filippenzen (15)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

“En dit vertrouw en weet ik, dat ik zal blijven en met u allen zal verblijven tot uw bevordering en blijdschap des geloofs; opdat uw roem in Christus Jezus overvloedig zij aan mij door mijn tegenwoordigheid wederom bij u”

Paulus heeft aan de Filippenzen verteld van het dilemma waar hij zich voor geplaatst zag. Blijven of heengaan? In het vlees blijven om nog verder te mogen arbeiden in het Evangelie, of sterven en zo altijd met Christus zijn? Wat zal hij verkiezen? Het laatste is verreweg het beste. Maar het eerste is nuttiger met het oog op de Filippenzen. Waar zal hij de voorkeur aan geven?

De keus

In de verzen 25 en 26 laat Paulus weten dat hij gekozen heeft. En zijn keus is helemaal overeenkomstig Gods keus. Paulus begeert te blijven en hij weet en vertrouwt dat God hem zal Dten blijven, omdat Hij nog een taak voor Paulus heeft.

Hoe weet Paulus dat? niet doordat God hem dat uitdrukkelijk heeft geopenbaard. In 2:23 horen we van Paulus dat Hij in dit opzicht Gods plannen niet kent. Hij moet nog maar zien hoe de dingen gaan zullen.

Er zijn wel eens situaties in het leven van de apostel geweest dat hij heel zeker wist hoe de dingen zouden gaan. Dat was dan omdat de Heere hem duidelijk had geopenbaard hoe het zou zijn. Een voorbeeld hiervan vinden we in 2 Tim. 4, waar Paulus als zijn overtuiging uitspreekt, dat de tijd van zijn ontbinding aanstaande is. Als hij dit schrijft, weet hij, dat er geen vrijlating meer zal volgen. Maar op het ogenblik, dat hij de brief aan de Filippenzen schrijft zijn de dingen allemaal niet zo duidelijk voor hem. Als hij de Filippenzen dan toch vertelt van zijn verwachting dat hij zal worden vrijgelaten en dus in leven zal blijven is dat niet gegrond op openbaring, maar meer op een innerlijk gevoelen.

Overigens - en dat is belangrijker - is hij het er allemaal mee eens, als het zo zal gaan. Waarom? Omdat hij weet dat zijn arbeid niet ijdel zal zijn in de Heere. Zijn werk zal nog van nut zijn met name voor de Filippenzen. En waarop zal zijn werk voor hen dan gericht zijn? Op hun vooruitgang en groei in het geloof en de blijdschap van dat geloof.

Paulus ziet zijn werk dus allereerst betrokken op het geestelijk belang van medemensen, in dit geval de mensen in Filippi. Ze zijn daar nog zo onervaren in het geloof. Ze hebben nog zo hard leiding en onderwijs nodig. Ze moeten nog opwassen en toenemen in de kennis en in de genade van Christus. Ontbreekt die vooruitgang dan zal er geen stilstand zijn, maar achteruitgang. Zo is dat in geestelijke zaken. Is er geen vooruitgang dan is er verdorring en onvruchtbaarheid. Bovendien zal dan de eer en de heerlijkheid van Christus niet bevorderd worden. Is er daarentegen wel vooruitgang, dan zal dat wel tot eer van Christus zijn. En voor die eer van Christus wil Paulus leven. Daarvoor wil hij werken als hij nog weer in de gelegenheid zal zijn om de Filippenzen te bezoeken. Ja, Paulus is bereid om zijn eigen persoonlijke belangen opzij te zetten. Al is voor hem sterven en met Christus zijn verreweg het beste, hij wil desnoods zijn gaan naar de hemel wel uitstellen, als hij hier nog wat dienstbaar kan zijn aan heil van Gods kerk en daarin aan de verheerlijking van zijn Zaligmaker.

Te optimistisch?

Misschien denkt iemand, dat Paulus hier toch wel een erg optimistisch geluid laat horen. Grijpt hij niet te hoog als hij zegt dat zijn werk tot bevordering van het geloof en de blijdschap des geloofs zal zijn? Kan iemand er zo zeker van zijn dat zijn werk vrucht zal dragen? Weet Paulus dan niet dat het zaad van het Evangelie ook op plaatsen kan vallen, waar het onvruchtbaar blijft ?

Dat weet Paulus wel terdege. Dat heeft hij in zijn loopbaan ook meer dan eens meegemaakt. Hij weet wat het is om als een zaaier voort te gaan, al wenende. Maar hij weet ook wat anders. En dat is, dat naar Gods belofte het uitgestrooide zaad niet allemaal op steenachtige plaatsen of tussen de doornen vallen zal. Gods Woord zal niet ledig tot Hem wederkeren, maar het zal doen al wat Hem behaagt. Ook dat heeft Paulus in zijn leven zien gebeuren. Hij heeft gezien dat het Woord wel degelijk kracht doet en vrucht draagt. En in het vaste vertrouwen, dat de Heere het zo weer zal doen mag Paulus geloven, dat zijn werk niet tevergeefs zal zijn.

Ook onder de Filippenzen niet.

De arbeid in het Evangelie kan wel eens lijken op een ploegen op rotsen. Of, als we het beeld van het zaaien vasthouden, dan komt de vraag wel eens boven of er echt wel iets van het zaad opkomt.

Is niet alles tevergeefs?

Houdt vast dat op Gods akker geen wonderbomen groeien. Wonderbomen zijn trouwens ook weer wonderlijk snel verdwenen, zoals in de geschiedenis van Jona blijkt. Maar het Evange-liezaad zal toch eens vrucht dragen. Op Gods tijd. Nee, het komt niet altijd terstond op. Het is ook niet altijd in opzienbarende dingen zichtbaar. God neemt vaak de tijd. Dat kan Hij doen, want Hij hééft immers de tijd. Maar de arbeid is niet tevergeefs, hoeveel teleurstellingen er ook moeten worden geïncasseerd.

Wiens belang?

Let nog eens op Paulus’ dilemma. Ontbonden worden brengt alleen maar voordeel voor hem. Blijven in het vlees is van meer nut met het oog op de Filippenzen. Wat moet hij kiezen? Door welke motieven moet hij zijn keus laten bepalen? Hij is besloten zich te laten leiden niet door wat hem voordeel brengt, maar door wat van nut is voor anderen. Alle eigenbelang is Paulus vreemd.

Zo schrijft hij ook aan de Corinthiërs. “Niet zoekende mijn eigen voordeel, maar het voordeel van velen, opdat zij mochten behouden worden” (1 Cor. 10:33). Dat is de instelling van de apostel. En in dit opzicht is hij een navolger van Christus.

Deze instelling confronteert ons echter wel met het probleem in het leven van veel mensen. Waar draait het om in veler leven ? Wat staat er in het middelpunt? Eerlijk onderzoek van onszelf op dit punt zou wel eens tot het resultaat kunnen leiden, dat we ontdekken dat wij zelf zo vaak in het middelpunt staan en dat alles ten diepste om onszelf draait. Zeker, andere mensen hebben dat misschien eerder in de gaten dan dat we het zelf beseffen. Maar in veel van de dingen die we zeggen en doen komt openbaar dat we door een zelfzuchtige instelling beheerst worden. In ieder geval is één ding dan zeker: Dan is in ons niet de gezindheid, die in Christus Jezus was.

Vaak is die instelling waarin de mens zelf in het middelpunt staat zichtbaar in het stuk van de zogenaamde christelijke vrijheid. Met een beroep op die vrijheid staan velen zichzelf allerlei dingen toe, waarmee zij - en dat weten ze wel! - anderen ergeren en aanstoot geven. Wat wordt er op die manier ook in onze gemeenten veel schade aangericht. Alsof Gods Woord voor dat kwaad niet heeft gewaarschuwd. Is vergeten dat Paulus daarover geschreven heeft en dat hij zegt, dat hij geen vlees zou eten in der eeuwigheid als hij met dat vlees-eten zijn broeder zou ergeren? (1 Cor. 8:13).

Laten we ons eens spiegelen aan Paulus. Hij was niet op zichzelf bedacht, maar op datgene wat voor de ander van nut zou kunnen zijn. Zo hoort het toch?

De eer van Christus

En dat gaat het Paulus ook nog niet eens alleen om de Filippenzen. Er is nog iets anders wat hem nog nader aan het hart ligt. Als hij spreekt over het doel van zijn leven, wat zegt hij dan? Wat staat hem voor ogen als hij zijn krachten zal besteden aan het zoeken van het heil van de Filippenzen? Wat hem daarbij voor ogen staat is de heerlijkheid van Christus. Hij moet worden groot gemaakt. Dat zei Paulus ook al in vs. 20: Christus zal groot gemaakt worden. En als hij uit de gevangenis zal worden losgelaten en nog weer verder mag met zijn werk, dan zal dit doel - de verheerlijking van zijn Zaligmaker - zijn motief zijn. Dat is het wat hem voor ogen staat.

Elk mens wil wel langer leven, nietwaar? Ook al zijn we de zeventig jaar -de leeftijd van de sterken - al gepasseerd. Maar stelt u zichzelf eens de vraag waartoe u langer zou willen leven. Is dat om onze eigen plannen te kunnen uitvoeren? Of is dat om nog langer gelegenheid te hebben ons aan onze eigen begeerten te kunnen overgeven? Of om te bewijzen dat we toch echt wel iemand zijn en dat anderen wel degelijk met ons moeten rekenen ? Voor Paulus was het levensdoel: vruchtbaar zijn met het oog op de eer van Christus. En als zijn leven niet aan dat doel zou beantwoorden dan zou het voor hem ook niet meer de moeite waard zijn geweest.

Ook dit is een bewijs van echte godzaligheid. Die godzaligheid leert ons bidden: Heere, laat me niet zolang leven, dat ik in mijn ouderdom nog teniet zou doen wat ik in eerdere perioden van mijn leven heb mogen bereiken.

Wat gebeurt zoiets vaak. Denk eens aan allerlei koningen in Israel. Denk eens aan Salomo. Zijn regering begon zo mooi. We herinneren ons zijn gebed om wijsheid om daardoor in staat te zijn over Israel te kunnen regeren. En later? Zijn harem werd al groter. En zijn vele vrouwen neigden zijn hart zodat hij de afgoden ging dienen. Wat een schade berokkende hij daarmee aan zichzelf en aan zijn volk!

Denk ook eens aan Asa. Prachtig is het gebed dat we van hem lezen als hij in groot gevaar verkeert als de vijanden het bestaan van zijn volk bedreigen. Prachtig is ook de reformatie die hij tot stand mag brengen onder zijn volk. Maar later? Als hij oud geworden is en als hij een kwaal aan zijn voeten krijgt, vertrouwt hij meer op de dokter dan op de Heere. En als de Heere een profeet naar hem toe stuurt om hem te vermanen, wordt hij boos op die profeet en laat hij hem een pak slaag geven. Dwaze oude man, die op die manier afbreekt wat hij in zijn jongere jaren had mogen opbouwen. Je zou bijna zeggen: Had God Asa maar eerder uit het leven weggenomen.... Voordat hij zulke dwaze dingen had kunnen doen. Ja, wat mag Gods kind wel veel vragen of de Heere hem voor de dwaasheden van de oude dag wil bewaren. Wanneer heeft ons leven waarde? Toch alleen als het besteed mag worden in de dienst des Heeren en toegewijd is aan Gods eer.

Wat ligt hierin ook een ernstige waar- schuwing aan het adres van onbekeer-den. Hun leven is helemaal op zichzelf gericht. God heeft er geen plaats in. Besef toch, dat het eerste beginsel van het ware discipelschap is: Die verloo-chene zichzelf...

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 april 1998

Bewaar het pand | 8 Pagina's

Paulus en de Filippenzen (15)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 april 1998

Bewaar het pand | 8 Pagina's