Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De plaats van de heiliging in de prediking (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De plaats van de heiliging in de prediking (2)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

B. De krachtbron voor de effectieve heiliging

Niets zonder Hem

Met dit onderdeel hebben we tegelijk een opstap naar het tweede deel van het onderwerp. Maar ik plaats het bewust bij mijn eerste punt. Want laten we in de prediking onze mensen nooit de indruk geven dat het stuk van de dankbaarheid, de reaktie van de kant van de mens is op dat wat God heeft gewerkt. Laten we nooit zo over de heiliging preken alsof het leven van de heiliging het antwoord vanuit de mens is. In de Beknopte Gereformeerde Dogmatiek lezen wij dat de daadwerkelijke heiliging deel van het heil is en - ik citeer - “zij is niet ons soevereine antwoord op noch de dankbare vergelding voor wat Christus voor ons heeft gedaan”. Het is volstrekt niet zo dat Christus alles voor de toerekening heeft verdiend en dat, wanneer het gaat over hoe de heiliging geëffectueerd wordt in het leven van de gelovige, naar de gelovige en zijn kracht wordt gekeken. Hij is opgestaan tot onze heiligmaking. Zeker, de mens gaat daadwerkelijk aan het werk. Hij wordt er met zijn hart, verstand, wil en gevoel bij ingeschakeld, maar niet in eigen kracht. Franciscus Ridderus schrijft in zijn boek met de titel ‘de heiligmaking’ het volgende: “Waar een heilig beginsel in de ziel is ingestort, daar is ware heiligheid, die genoemd wordt: de geest, het nieuwe schepsel, het zaad Gods, de nieuwe mens. Daaruit komen dan godzalige werken en bewegingen voort, die vruchten des Geestes worden genoemd....”. En ook schrijft hij: “de heiligmaking is een te zwaar werk voor mensen ... goede werken zijn vruchten van de Geest”.

Zeer raak typeert hij de mensen die in eigen kracht een stuk heiliging proberen op te bouwen met ‘toneelspelers’. En hij schrijft dan: “Toneelspelers kunnen soms beter spreken en zich aanstellen als de personen, die zij moeten vertonen”. Nadat Ridderus dit gezegd heeft beschrijft hij in vele, vele bladzijden wat de gelovigen moeten doen in een godzalig leven. Wie niet vasthoudt dat Ridderus de aangehaalde citaten ook heeft geschreven, zou er moe van worden. Misschien was het beter geweest dit element vaker terug te laten komen. Wie het boek van Walther Marshall leest met de titel ‘de ware evangelische heiligmaking’ vindt daar dezelfde inhoud, maar door de opzet van dit boek komt veel beter uit dat het leven van een godzalig leven, nooit en te nimmer verkregen wordt in eigen kracht. Overal in het boek adem je de bijbelse evangelische lucht dat het ook niet hoeft als onze reaktie op wat Christus heeft verdiend aan het kruis. De krachtbron voor het leven der heiliging is ook verdiend door Christus; ja, Christus is Zelf de krachtbron. Door de Geest van Christus, Die vanuit Christus als het Hoofd in de leden van Christus’ lichaam werkt, wordt de kracht van boven ontvangen. Deze plaats mag en moet de heiliging ook in onze prediking ontvangen. We zullen onszelf en onze gemeenteleden laten weten dat het volop en voluit geldt: “zonder Mij kunt gij niets doen”. Zo wordt ons wel alles ontnomen, en het vrome vlees gaat er wel aan en je kunt zo nergens in jezelf roemen, maar langs die weg wordt het dan wel, wat het wezen moet: “die roemt, roeme in de Heere”. In de geloofsgemeenschap met Christus ligt de kracht tot het leven der heiliging. Wat wij vanuit onszelf voortbrengen is hooguit deugdzaamheid. Maar dat is nog geen heiligheid. Ralph Erskine gebruikt daar een schitterend voorbeeld voor: het beeld van de passer. Als de ene voet van de passer vaststaat op het papier, dus het leven vaststaat in Christus, dan kan er met de andere voet gewandeld worden als een christen en het wordt een mooie cirkel.

Het doopformulier zegt het zo dat het de Geest is die ons wil toeëigenen wat wij in Christus hebben, namelijk de afwassing onzer zonden - de rechtvaardiging - en de dagelijkse vernieuwing onzes levens - de heiliging. Vandaar dat deze Geest in Romeinen 1:4 “de Geest der heiligmaking” wordt genoemd. Ralph Erskine zegt in een preek over Kolossensen 2:6 dat de Vader en de Zoon de heiligen aan de zorg van de Geest hebben toevertrouwd met het doel dat zij geheiligd zullen worden. “Uw vrucht is uit Mij gevonden”. Dat is de doodsteek voor het wetticisme. Zoals Paulus het verwoordt in Efeze 2:10 “Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke God voorbereid heeft, opdat wij in dezelve zouden wandelen”. “God is het Die in u werkt, beiden het willen en het werken, naar Zijn welbehagen”. De heiliging als vrucht van de verkiezing in Christus. Wat komt dat mooi naar voren in Efeze 1:4 “Gelijk Hij ons uitverkoren heeft in Hem, voor de grondlegging der wereld, opdat wij zouden heilig en onberispelijk zijn voor Hem in de liefde”.

Nogmaals, wanneer we zo de heiliging een plaats geven in de prediking en de Heere het wil zegenen, dan worden de gemeente en wijzelf klein. “Onze bekwaamheid is uit Hem”, geldt vooral voor het leven van de heiliging. Hij is de Alfa en de Omega van de heiliging. Niets uit ons, alles uit Hem. En wie telkens weer struikelt, moet maar weer telkens terug naar de krachtbron voor de heiliging. Als we daar overdekt worden met de toegerekende heiliging wordt de onheiligheid van weg te zijn gelopen bij de krachtbron voor Gods heilig oog bedekt, en geeft Hij nieuwe kracht. En zo gaan we op het punt van de geëffectueerde heiliging ‘van kracht tot kracht steeds voort’.

Om het met Bonar te zeggen: “Onze verantwoordelijkheid om heilig te zijn is groot, maar niet groter dan de middelen die Hij voorzien heeft om dit te bereiken”.

Om nog een keer Bonar aan het woord te laten: “Hij die heilig wil worden, moet dicht bij het kruis vertoeven”. Kohlbrugge die ter discussie staat op het punt van de dadelijke heiliging zegt het zo in een preek over Kol. 3:12 “Zo is het gesteld met de heiligmaking des Geestes. Zij is er, of wel de volkomen dood is er. Is zij evenwel daar, zo zal het aanschouwd worden, dat het Woord van Christus de vrucht uitdrijft en zichtbaar maakt, niet uit de mens, maar uit Christus door Zijn Geest in de mens en zo de mens werkzaam maakt, gelijk de vrucht werkzaam is niet, door zichzelf, maar door de inwendige drang, die in de boom is...”.

Als we deze plaats aan de heiliging geven in onze prediking mogen we wellicht een middel zijn in de handen van de Geest om onze luisteraars af te brengen van de gedachte dat je je eerst op moet knappen voor je in aanmerking kunt komen voor het heil van Christus. Hoevelen denken zo niet hardop, maar leven zo door en door. Hoevelen denken dat ze eerst vruchten moeten dragen om vervolgens geplant te mogen worden. Christus roept vermoeiden en belasten en die wil Hij rust geven. We mogen komen zoals we zijn, om door Hem te worden die we wezen moeten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 augustus 1998

Bewaar het pand | 8 Pagina's

De plaats van de heiliging in de prediking (2)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 augustus 1998

Bewaar het pand | 8 Pagina's