Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De plaats van de heiliging in de prediking (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De plaats van de heiliging in de prediking (3)

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

2. De plaats waar de opgaven naar voren komen

Indeling

We zijn bij ons tweede punt aangekomen: de plaats waar de opgaven naar voren komen. Ook op die plaats in de prediking moet de heiliging aan de orde komen. Laten we in ons tweede punt eens nagaan hoe die plaats eruit ziet. Ik wil dit gebied verdelen in verschillende onderdeeltjes die allen op hun tijd in de prediking aan de orde moeten komen. We moeten ons beperken, niet alle onderdelen kunnen nu besproken worden; zeker niet breedvoerig. Het is als terreinverkenning bedoeld. Maar ik denk aan de volgende onderdelen: a. De noodzaak, b. De concretisering, c. De voortgang d. de vrucht van de heiliging.

A. De noodzaak

Naast en na de heiliging als gave, moet er in de prediking ook een bevel tot heiligmaking klinken. We mogen ons niet verschuilen achter onze onmacht. Want het eerste punt heeft ons duidelijk genoeg gezegd: “wat bij de mensen onmogelijk is, is mogelijk bij God”. En de opdracht tot heiligmaking zal onder de zegen van de Heere een tuchtmeester zijn tot Christus. We moeten in de prediking ver weg blijven van het antinomianisme dat stelt dat we alleen maar met de heiliging als gave en niet meer met de heiliging als opdracht te doen hebben. De auteur van de brief aan de Hebreeën zegt het zo in 12:14: “Jaagt den vrede na met allen, en de heiligmaking, zonder welke niemand den Heere zien zal”. Bonar schrijft: “Hij die van de volkomenheid van de eerste stap een plaatsvervanging wil maken voor de volgende, of een reden om deze te verwaarlozen, moet nog leren wat heiliging werkelijk inhoudt, wat het bloed betekent dat heiligt en tot wat voor doel wij in Christus zijn uitverkoren en door Zijn genade geroepen”. Paul Meinders schreef in Koers, 27e jaargang nummer 10 het volgende: “... vrome rooms-katholieken hebben kennelijk de indruk dat de gelovige protestant genoeg heeft aan het feit dat hij door het geloof in Jezus Christus is vrijgesproken. En omdat het vervolgens met de heiliging toch niks wordt, roept de protestant luide uit dat Christus onze Heiligmaking is en verontschuldigt hij zich met de eveneens aan de Bijbel ontleende opmerking dat de allerheiligste slechts een klein beginsel heeft. Kortom: de rooms-katholieke gelovige kan zich niet aan de indruk onttrekken dat protestanten de strijd tegen de zonde snel en gemakkelijk opgeven met een verwijzing naar het volkomen werk van Christus”. Laten wij in onze preken geen voet geven aan deze gedachte, ze veeleer - waar ze voorkomt - bestrijden. Want de daadwerkelijke heiliging hoort net zo goed als de toegerekende heiliging tot het heil van Christus. Zoals Jacobus dat zegt in Jacobus 2:17: “Alzo ook het geloof, indien het de werken niet heeft, is bij zichzelven dood”. De Nederlandse Geloofsbelijdenis zegt het zo in artikel 24: “Wij geloven dat dit waarachtig geloof, in de mens gewrocht zijnde door het gehoor van het Woord Gods en de werking des Heiligen Geestes, hem wederbaart en maakt tot een nieuwe mens, en doet hem leven in een nieuw leven en maakt hem vrij van de slavernij der zonde”.

Maar laten we tegelijk oppassen als we dit een plaats geven in de prediking. Hoe snel komt het vrome vlees erbij om het aan te grijpen als een aangereikt middel om toch iets bij God te verdienen. We kunnen niet alles voorkomen met onze preken, maar laten we zo duidelijk mogelijk zijn. Hij, onze Zaligmaker kan alleen spreken over verdienen. Wat wij aan goede werken verrichten ligt niet in dat kader. Wie het wel in dat kader plaatst is bezig met werkheiligheid. Die heeft niet op het oog wat staat in antwoord 62 van de Heidelbergse Catechismus: “Daarom, dat de gerechtigheid die voor Gods gericht bestaan kan, gans volkomen en der wet Gods in alle stukken gelijkvormig zijn moet en dat ook onze beste werken in dit leven alle onvolkomen en met zonde bevlekt zijn”.

Bonar legt in zijn boek de nadruk op het feit dat de heiliging geen zaak moet zijn om de vergeving te ontvangen, maar juist wordt ingegeven door de vergeving van de zonden die ontvangen is. Hij schrijft: “De vergeving die hij van God de Vader van onze Heere Jezus Christus heeft ontvangen, handelt als een bron, een impuls, een stimulans van de Goddelijke kracht. Zij is niet te weerstaan, en dat veel meer dan de wet, of verschrikking, of bedreiging kunnen uitwerken”. Er is met de heiliging niets te verdienen. Alles is door Hem verdiend lezen we in Hebreeën 10:14: “Want met een offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen, die geheiligd worden”. In de Beknopte Gereformeerde Dogmatiek lezen we: “Dus voor de heiliging geldt hetzelfde beslissende eenmaal van Christus’ offer als voor de rechtvaardiging”. Hij heeft ze volmaakt en tegelijk geldt dat het mensen zijn die geheiligd worden.

De noodzaak ligt er dus. Ik hoef u niet te vertellen dat Kohlbrugge dat ook gezien heeft en in praktijk gebracht heeft. Het behoort ook niet tot dit onderwerp om Kohlbrugge te schilderen en waar mogelijk te verdedigen of te bekritiseren. Ik geef toe daar ook niet toe in staat te zijn. Daarvoor zou ik veel meer in zijn werken moeten lezen. Slechts één citaat uit de werken van Kohlbrugge wil ik even aanhalen: ‘wat de wet zegt moet er bij ons zijn, niet bespreken, niet beschouwen, maar doen wat God zegt’. Kohlbrugge wist dat hij verkeerd begrepen werd en zei eens in een preek: “en nu wordt ik stellig wel zeer slecht begrepen, als men het de prediking die ik u houd van de macht van Christus’ genade niet afvoelt, dat deze prediking de dood is voor de zonde, de dood van de wereldse begeerlijkheid, de eigenliefde, de dood van alle onheilig en onbekeerd bestaan, terwijl zij bedoelt de waarachtige heiliging”.

Maar mijns inziens geven we aan de andere kant de daadwerkelijke heiliging een te grote plaats als we het doen op de wijze van Willem Teellinck en Jodocus van Lodenstein.

Mocht Kohlbrugge zich enigszins te eenzijdig naar de kant van de heiliging als gave hebben uitgedrukt, beide vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie hebben de neiging de heiliging als opgave zo te accentueren dat er - tegen de wens van beiden in - misverstanden door kunnen onstaan. Over Van Lodenstein schreef Ds. D. Slagboom: “Zijn zoeken naar het godvruchtige leven heeft hem menigmaal zo bezet, dat het zalig-worden-uit-enkele-genade verdrongen schijnt. Dat is de eenzijdigheid van de profeet, die zich geroepen wist te getuigen tegen de ontaarding van het leven”. Tijden zijn van invloed, situaties in de gemeente ook. Maar, laten wij met onze kerkenraden de wacht betrekken bij de prediking. Evenwicht in de prediking is een groot goed, waarmee ik niet gezegd heb dat in elke preek een even groot portie van het één en van het ander te vinden is. Het voedsel hoeft niet bij iedere maaltijd, wel over een tijd genomen de vitaminen te bevatten die we nodig hebben.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 september 1998

Bewaar het pand | 12 Pagina's

De plaats van de heiliging in de prediking (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 september 1998

Bewaar het pand | 12 Pagina's