Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gaat de dominee voorbij? (slot)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gaat de dominee voorbij? (slot)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Net dit artikel wil ik de bespreking van het boekje ‘Gaat de dominee voorbij ?’ gaan afronden. Tenminste proberen dat te doen, want ook ditmaal betreft het een gevoelig onderwerp, waarbij het haast onvermijdelijk zal zijn om nogmaals het mes in het dominees-vlees te zetten. Een ontdekkend woord dus, dat duidelijk zal maken in hoeverre een dominee, die een bevindelijke prediking voorstaat, zelf kan verdragen wanneer er eens een enkele keer op een ontdekkende wijze tegen hèm gesproken moet worden. Want dat gebeurt bij de behandeling van het laatste onderwerp wel heel direct èn op een indringende manier. Wanneer het gaat over een disfunctionerende dominee!

Dominee of pastor

Voordat Ds. M.J.C. Blok deze uiterst kwetsbare materie gaat aansnijden, maakt hij allereerst duidelijk, dat de bekende woorden, waarmee wij gewoonlijk de man, die het ambt van predikant mag bekleden, aanspreken, eigenlijk niet minder dan een waardering over zijn functioneren inhouden. Het maakt immers nogal wat verschil of wij van een predikant zeggen, dat hij een echte pastor is óf dat wij met een bepaalde ondertoon opmerken, dat hij een echte dominee is. Ogenschijnlijk wordt hier wel hetzelfde gezegd, maar ondertussen niet hetzelfde bedoeld. Wat is het verschil? Wel met de eerste beoordeling: ‘hij is een echte pastor’, wordt een positieve waardering uitgesproken. In de geest van: hij is een man met een warm hart, een herder die betrokken is bij zijn schapen. Die hart voor hen heeft. Echte belangstelling. Hij is dienstbaar. Hij staat naast de gemeenteleden. Hij straalt geborgenheid, nabijheid, vertrouwen en authenticiteit uit. Er is echtheid in zijn geloofsbeleving. Hij kan invoelend luisteren en heeft tact en geduld. Hij hanteert een participatief-coöperatief leiderschap, dat wil zeggen, dat hij zijn eigen zin niet wil doordrijven ten koste van de kerkenraad en de gemeente. Hij is een samenbindend figuur, hij zoekt samenwerking met kerkenraad en gemeente. Het gaat hem niet om zijn eigen eer, maar om de eer van Christus. Wanneer echter van de predikant wordt gezegd, dat hij een echte dominee is. Dan klinkt daar iets in door van: hij is een wat afstandelijke en kille man, een beetje arrogant, autoritair, elitair en dominant. Je merkt het aan zijn hele optreden. Hij is niet zo toegankelijk. Als iets hem niet zint, gaat hij op zijn ambtelijke strepen staan. Hij laat (wellicht onbedoeld) voelen, dat hij duidelijk meerwaarde heeft boven de gemeenteleden. Kortom: hij is een echte dominee. Dat klinkt dus niet zo positief!

Deze simpele voorbeelden geven al aan, dat lang niet iedereen op dezelfde wijze tegen een predikant aankijkt. Uiteraard speelt hier niet alleen het karakter van de betreffende dienaar een rol, maar zeker niet minder het verwachtingspatroon van hem of haar door wie de handelingen van de dominee beslist niet kritiekloos worden gevolgd.

Nu zullen verschillen van mening altijd wel bijven bestaan, maar dit neemt niet weg, dat het beslist geen kwaad kan om eens op een positief-kritische wijze te kijken naar het functioneren van de predikheer. Met opzet druk ik mij zó uit. Met deze benadering meen ik Ds. Blok het meest recht te doen, als hij inderdaad durft te zeggen, dat menig conflict in de gemeente (óf binnen de kerkenraad) terug te brengen is op een min of meer irritante opstelling van de dominee. Hetzij dat hij ‘zijn gezag’ afdwingt op kosten van het ambt en daarom geen enkele tegenspraak duldt. Hetzij dat zijn karakterstructuur hem zodanig parten speelt dat deze een gezond functioneren in de weg staat. Bepaalde tekorten worden dan gecompenseerd door een autoritaire houding met dictatoriale trekken. Het is de dominee, die geen enkele of nauwelijks enige tegenspraak duldt.

Hij is de man, die het weet, althans het alléén denkt te weten. Hij is er niet vóór de gemeente, maar meent, dat de gemeente er voor hèm is (!). is dat misschien de ‘ dienaar’ van wie wel wordt gezegd, dat het zo’n echte baas is? Die niets liever heeft dan dat hij gediend wordt, in plaats van zelf te dienen. Hoe weinig komt hier de gestalte van de Heere Jezus Christus tot uiting. De gestalte van een dienstknecht. En de gezindheid, waaraan een geroepen dienstknecht herkenbaar behoort te zijn, als vrucht van Zijn bediening: ‘Leert van Mij, dat Ik zachtmoedig ben en nederig van hart’!

Hoe zou het moeten zijn?

Bij het nadenken over het functioneren van een dominee is het misschien eenvoudiger om te zeggen hoe het beslist niet moet dan om aan te geven hoe het eigenlijk wel zou moeten zijn. Dat geldt immers in heel wat andere situaties, die een zekere beoordeling rechtvaardigen, evenzeer.

Ongetwijfeld speelt hier de verwachting die de gemeente heeft of mag hebben, een belangrijke rol. Welke verwachting is reëel en welke overtrokken? De ideale dominee bestaat niet. Wie daarmee rekent, zal voor veel teleurstellingen bewaard worden. Echter de dominee zelf, mag zich achter deze realiteitszin niet verschuilen en als een doorlopende verontschuldiging gebruiken voor zijn niet altijd correcte houding of verhouding tegenover de gemeente.

Wat is wenselijk en mag terecht verlangd worden van een dienaar van Christus? Laat ik ook deze laatste keer Ds. Blok zelf aan het woord mogen laten, wanneer hij de verhouding van een dominee tot een gemeentelid typeert als een vertrouwelijke afstand. ‘Vertrouwelijkheid ziet op belangstelling, betrokkenheid en solidariteit. In het gesprek met een gemeentelid kun je aangeven dat je ook zelf je twijfels, vragen en je onzekerheid kent. Je staat naast de ander, je probeert aan te voelen wat die ander voelt. Het gemeentelid moet zich niet aan jou gaan binden, maar aan de Heere.

Met ‘afstand’ bedoel ik niet afstandelijkheid, maar een zekere afstand. Ik denk dat je bij alle vertrouwelijkheid ook een zekere afstand moet bewaren tot een gemeentelid. Om echt te kunnen helpen en te dienen, moet het ook weer niet al te gezellig worden. Ik bedoel niet dat je je als vakman moet presenteren, als specialist, die objectiverend met het gemeentelid omgaat.

Je moet ook jezelf ter sprake durven brengen.’ Als bijbelse illustratie roept Blok het voorbeeld van de apostel Paulus op in 1 Kor. 9:15-22. Deze verzen spreken van zijn offerbereidheid. Hij probeerde zoveel mogelijk mensen te winnen door in hun huid te kruipen, opdat hij enigen behouden zou. Hoewel Paulus een christen was, ging hij naar de synagoge om Joden te winnen. Hij is de Joden geworden als een Jood om Joden te winnen. De apostel voegde zich nog naar allerlei ceremoniële voorschriften waarvan hij innerlijk allang los was. Hij kroop in de huid van de Joden om Christus te kunnen prediken. Hij kroop in de huid van de heiden. Hij verdiepte zich in zijn leefwereld, in zijn denk- en gevoelswereld. Hij benaderde de heidenen niet uit de hoogte, maar van binnen uit. Paulus wist uit eigen ervaring wat het was, om zonder Christus te zijn. Hij ging naast de heiden staan en samen zagen zij op tot God. Beiden moesten immers van genade leven?! Zo werd de apostel ook een soepele persoonlijkheid met gevoel voor verhoudingen. De liefde van Christus drong hem. En hij zocht het behoud van de naaste. Daalde Christus niet af tot ons en kroop Hij niet in onze huid? Werd Hij niet mens?

Zelfverloochening

Zoeken wij naar een oplossing om verstoorde verhoudingen te herstellen, dan is daarbij de christelijke zelfverloochening onmisbaar. Zowel van de kant van de gemeente, als van d e zijde van de dominee. Hoe weinig wordt zij gevonden. Heeft dat ook wellicht te maken met de geest van de tijd? De mensen zullen immers meer liefhebbers van zichzelf worden dan liefhebbers van God en van zijn eer? (2 Tim. 3). Door welke beginselen laten wij ons leiden en weten wij ons gedreven? Een vraag tot bezinning aan de gemeenten en haar dienaren. Wie veel van de ander denkt te mogen eisen, mag zichzelf toch niet voorbij zien? Raakt het ons nog, als het ons ter ore komt, dat er in de pastorie zoveel geleden wordt? Wat roept het bij ons, dominees, op als wij weten, dat er in de gemeente(n) gegronde klachten bestaan ten aanzien van ons ambtelijk functioneren? Laat het ons koud en onbewogen, wanneer er terechte kritiek is op onze afstandelijkje houding? Meer ambtenaar dan ambtsdrager? Wij doen ons werk, naar eigen overtuiging getrouw en consciëntieus, maar zo vormelijk, zo gladjes en akelig beroepsmatig. Is de kerk voor ons dan niet meer als een ‘bedrijf’ geworden. Het klinkt haast spottend, hoewel ik dit door-en-door ernstig bedoel. Als een poging om elkaar wakker te schudden en tot waakzaamheid op te roepen.

Was dat ook niet de bedoeling van Ds. Blok met het schrijven van zijn boekje ‘Gaat de dominee voorbij?’ Met de tot nadenken stemmende ondertitel ‘een boekje voor dominees en andere kerkgangers’. Deze doorlichting van ons tijdsbeeld en de werkelijke toestand van het kerkelijke leven van welke signatuur dan ook, geeft ons immers reden tot grote bezorgdheid.

Wij kunnen onze ogen en oren er toch niet voor sluiten, dat het niet goed gaat met de kerk? Oók al beroemen wij ons er misschien op, dat het ‘bij ons’ nog wel meevalt. En wat bedoelen wij dan als wij zeggen, dat het toch nog niet zo slecht gaat? Gaat het dan goed? Echt goed! Is er sprake van bloeiend geestelijk leven? Werfkracht naar de wereld? Hunkering naar de wederkomst van Christus? Of moeten wij bij eerlijk (kerkelijk) zelfonderzoek zeggen: ‘Hoe zal de Heere ons oordelen als de grote Kerkvisitator’. Ik weet uw werken! Dat gij de naam hebt, dat gij leeft, maar.....

Reden tot verontrusting

Wanneer wij ons kerkelijke leven eens eerlijk zouden toetsen aan wat de Heere van Zijn gemeente vraagt, wie zou dan nog verder durven leven met gevoelens van zelfvoldaanheid?

Tegen het éne kerkverband kijken wij wellicht wat positiever aan dan tegen het andere. Maar is de buitenkant, gelijk ons aller persoonlijk leven, niet dikwijls bedrieglijk? In ieder geval niet in overeenstemming met de werkelijkheid, zoals God die zal oordelen naar de norm van Zijn Woord! Wij weten toch beter. Hier is het dit en daar is het weer wat anders, wat ons bedroeven moet. Maar waar is het echt goed? Wij zouden cijfers kunnen laten spreken van het aantal overspannen dominees over de breedte van het gereformeerde kerkelijke leven. Van incidenten, die leidden tot afzetting of losmaking, zoals recente berichten ons deden weten. Wij hebben genoeg aan onszelf.

De kennis van ons eigen kerkelijke leven. De zorg van onze Generale Synode, waar dit bespreekbaar werd gesteld. Waar drijven deze verontrustende geluiden ons toe? Tot gebed. Tot bekering. In een tijd, waarin de duivel rond gaat als een briesende leeuw. En Gods kerk almeer verdeeld dreigt te raken. En de dominee voorbij gaat als een verschijnsel dat was, maar eigenlijk vandaag in onze turbulente tijd niet meer serieus genomen kan worden?

‘Behoud ons, HEER’ der legermachten,
Zo zullen w’ ons voor afval wachten;
Zo knielen w ’ altoos voor U neer.
Getrouwe Herder, breng ons weer;
Verlos ons; toon ons ‘t lieflijk licht
Van Uw vertroostend aangezicht.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 oktober 1998

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Gaat de dominee voorbij? (slot)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 oktober 1998

Bewaar het pand | 12 Pagina's