Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De plaats van de heiliging in de prediking (5)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De plaats van de heiliging in de prediking (5)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

C. De voortgang

Laten we er met elkaar ook op letten in onze prediking dat er voortgang met zijn in de heiliging, omdat het hier op aarde nooit volkomen wordt wat de geëffectueerde heiliging betreft. De Dordtse Leerregels hebben het over het niet geheel verlost worden van het vlees en het lichaam der zonden. Gods kinderen moeten steeds meer worden die ze zijn. Ze hebben Christus’ heiligheid ontvangen, maar ze moeten naar het adeldom leren leven. Dat is een heel proces van strijd, worsteling en gebed. Als het goed is kennen wij de spanning van volmaakt voor onze God te willen zijn en daarnaar te streven en tegelijk te moeten constateren dat alles wat de Heilige Geest in ons werkt aan heiliging door ons wordt bevuild en bevlekt. Het blijft hier op aarde onvolkomen. We kennen de zin uit de Heidelbergse Catechismus dat de allerheiligste nog maar een klein beginsel heeft van de nieuwe gehoorzaamheid. Het leven van de ‘Bijbel-heiligen’ onderstreept deze leer. We houden ons daarom verre van het perfectionisme. De heerschappij der zonde is in de wedergeboorte overwonnen, hoewel de zonden nog wel danig van zich laten horen. Om het met Matthew Henry op Romeinen 6:6 te zeggen: “hoewel er Kanaanieten overblijven, ze heersen niet meer”.

Maar er dient wel groei te zijn. De Bijbel spreekt over ‘vervolmaken’, ‘najagen’, ‘toenemen’ en ‘opwassen’. Geen groei naar onszelf toe, maar naar Christus toe. Stilstand in het geestelijke leven is achteruitgang. Ridderus zegt heel treffend dat velen de tering in hun ziel hebben. Het groeit niet, het wordt door van alles gehinderd, het neigt naar de dood. Laten we goed beseffen dat waar de boom omhoog groeit en groter wordt, het wortelstelsel ook groter moet zijn. De groei in de diepte gaat parallel met de groei in de hoogte. Ik bedoel dat de zondenkennis en de droefheid en de afhankelijkheid tegelijk mee moeten groeien met het zicht op de ruimte in het bloed van Christus en de waarachtigheid van het Woord van Gods beloften. Wanneer dat niet samen op gaat - zoals dat bij vele christenen blijkt - dan gaan er dingen mis. In het stuk van de dankbaarheid komt de ellendekennis weer terug. En we nemen ons ook ter harte wat Ridderus in zijn boek schrijft: ‘het is met velen: vroeg rijp, vroeg rot; haastige spoed is zelden goed. Het moet niet zo zijn als een wild paard dat eerst vlug loopt en dan spoedig moe wordt’. En tegen die achtergrond en niet om het jagen van Paulus te bestrijden schrijft hij dan: “Wij moeten niet al te haastig volmaakt willen zijn”. We moeten de kinderen van de Heere aansporen, zeker. Maar niet tot een overspannenheid in het geestelijke. Het mag tijd hebben. We willen bij het preken over de heiliging dit doorgeven wat Saldenus heeft opgemerkt: de hemelse Tuinman is met de minste beginseltjes tevreden, wanneer wij maar genegen zijn om meer voort te brengen. De Heere heeft een gruwel aan mensen die op de rand willen lopen. De vraag moet in het hart leven hoe ik Gode voor zulk een verlossing zal dankbaar zijn. Ryle zegt het zo in zijn boekje ‘Hebt u zekerheid?’: “ieder jaar opnieuw moet ons wachtwoord zijn: meer en meer”.

Gods kinderen moeten kunnen groeien in het huis des Heeren, ze moeten kunnen groeien in de voorhoven van onze God, zoals Psalm 92:14,15 dat verwoorden. Geven we voedsel? Als de hoorders de wortels hebben leren uitslaan als een plant in het huis van onze God, staan de hoorders dan in goede grond onder onze prediking? Om zo al meer zonden te laten, al meer vrucht van de Geest ten toon te spreiden, “om met verheugde monden te roemen het recht van onze God. In Hem mijn vaste Rots is het onrecht nooit gevonden”. Om al minder zonde te doen, en steeds groter zondaar te worden.

D. De vrucht van de heiliging

Wanneer we het nu over de vrucht van de heiliging willen hebben, ben ik mij bewust dat dat een onderwerp op zich zou kunnen wezen. Veel zou er over te zeggen zijn. Dat kan nu niet. Maar ik wil het niet ongenoemd laten. Wie het zevende hoofdstuk van het eerste deel van het boek van Ridderus openslaat vindt daar een hoofdstuk met als titel: ‘de voordelen der ware godzaligheid’. Een lijst van 22 voordelen is daar te lezen. “Niet alle, want waar zou men eindigen”, schrijft Ridderus. Hij noemt Gods trouwe zorg voor de godzaligen. Ryle wijst ons meer op de vrucht van de heiliging in zijn boekje ‘hebt u zekerheid?’. Gebrek aan zekerheid wordt veroorzaakt door onder anderen traagheid in het opwassen van de genade en door een slordige levenswandel. Het laatste noemt hij zelfs één van de belangrijkste redenen. Het pleegt een aanslag op onze zielerust. We gaan het nu niet hebben over de zekerheid van het geloof. Deze ligt zeer zeker verankerd in het Woord van Gods betrouwbare beloften. Ik realiseer mij dat Gods kinderen meer een onbewuste dan bewuste dadelijke heiliging ondergaan. Maar de zekerheid van het geloof wordt wel aangemoe-digd en aangevuurd door met een heilige vermaking de vruchten van de verkiezing, uitkomend in een heilig leven, waar te mogen nemen. De zekerheid groeit op de akker van de heiliging. In zijn boek ‘Opzien naar het kruis’ schrijft Horatius Bonar: “Maar het is zeker dat, als onze heiligheid toeneemt, de vrede in onze harten wordt verdiept, en krachtiger groeit”. Of in zijn boek ‘Gods weg van heiligheid’: “De weg van vrede en de weg van heiligheid liggen naast elkaar, of beter gezegd, zij zijn één weg. Wat de ene schenkt wordt door de andere meegedeeld, en hij die de ene weg volgt, neemt ook de andere”. Maar ook om licht te verspreiden in onze omgeving is het nodig aandacht te geven aan de persoonlijke heiliging van het leven. Opdat er zullen zijn die getrokken worden. Bonar schrijft: “de stralen van dat licht zijn nieuwe gevoelens, nieuwe stemmingen, nieuwe daden, nieuwe woorden, een nieuwe wandel en nieuwe gesprekken”. Dat kunnen de voorbeelden zijn die anderen trekken. Maar ook om Gode te verheerlijken. Dat wel het meest. “Want hierin is Mijn Vader verheerlijkt dat gij veel vrucht draagt”, heeft de Heere Jezus Zelf gezegd.

Met het oog op deze vrucht van heiliging is de kastijding niet zo erg. Het schijnt geen zaak van vreugde te zijn. Maar het is “opdat wij Zijner heiligheid zouden deelachtig worden”.

De kastijding geeft “een vreedzame vrucht der gerechtigheid”.

Slot

Ik ga eindigen met te wijzen op nog één zaak. Niet omdat dat er zo nodig ook nog even bijgesleept moet worden. Het is meer dan zomaar een afrondende opmerking. Mijn laatste opmerkingen moeten al het geschrevene in een bepaald kader plaatsen. En trouwens dat moet ook het kader zijn waarin wij preken over de heiliging als gave en opdracht. In het kader van de belofte. Want God is heilig. Hij eist daarom dat wij heilig zullen zijn. “Weest heilig, want ik ben heilig”. Wie dat gaat verstaan mag met verwondering naar de doop kijken en zal er biddend mee werkzaam worden. Wanneer de doop wordt uitgelegd in Zondag 26 wordt gezegd dat we niet alleen met het bloed, maar ook met de Geest gewassen worden. En wanneer dan in vraag 70 gevraagd wordt naar de betekenis daarvan dan blijkt uit het antwoord dat met het bloed wassen de rechtvaardiging is en met de Geest wassen de heiliging is. En dan wordt die heiliging daar omschreven met de woorden: “door de Heilige Geest vernieuwd en tot lidmaten van Christus geheiligd te zijn, opdat wij hoe langer hoe meer der zonden afsterven en in een godzalig, onstraffelijk leven wandelen”. In de belofte bij de doop wordt dus de heiliging als gave en opgave aangewezen. Als dan niet alleen de rechtvaardiging, maar ook de heiliging in het kader van de belofte ligt, die betekend en verzegeld wordt in mijn doop, dan is er dus niet alleen de eis in het verbond tot een heilig leven om de drieënige God lief te hebben en de wereld te verzaken en in een nieuw godzalig leven te wandelen. Dan belooft God dus wat Hij Zelf beveelt. In het in Christus geheiligd zijn in ver-bondsmatige zin ligt de machtige en zekere pleitgrond voor het in Christus geheiligd zijn door wedergeboorte. Hoe zalig is het volk, dat naar deze klanken hoort.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 oktober 1998

Bewaar het pand | 12 Pagina's

De plaats van de heiliging in de prediking (5)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 oktober 1998

Bewaar het pand | 12 Pagina's