Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

Een blijvend gebed

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Opdat ik Hem kenne”

Deze woorden zijn van Paulus. Ze zijn ons zeer bekend. Toch verbaast het ons altijd weer dat Paulus zo gesproken heeft. Immers hij heeft Christus toch leren kennen? Dat is toch gebeurd in de Rechtestraat te Damaskus? Toen zij hem de schellen van de ogen gevallen. Hij die van bekeerd onbekeerd was geworden, en van vroom goddeloos. Drie dagen at en dronk hij niet. Dit ene deed hij: bidden; en de hemel hoorde zijn bidden. Diezelfde avond predikte hij in de synagoge te Damaskus Christus. Christus had Zich aan hem geopenbaard. Toen leerde hij Christus kennen, ‘t Werd zoals McCheyne dat onder woorden brengt: “Nu ken ik die waarheid, zo diep als gewis, dat Christus alleen mijn gerechtigheid is”. Echter - en dan is Paulus al oud geworden, en vergrijsd in de dienst van de Heere, bidt Paulus nog: “dat ik Hem kenne”. Hoe zit dat nu? Wel - Paulus zegt ergens: “wij kennen ten dele”. Het kennen van Christus is hier nooit volkomen. Dat is pas in de hemel. Daar zullen Gods kinderen Hem zien zoals Hij is. Zolang ze hier beneden zijn, is het kennen ten dele. Daarom dat gebed. Ze bidden om Hem al meer te kennen. De liefde is in het hart uitgestort; ze hebben Hem zo hartelijk lief. Door die liefde begeren ze Hem al meer te kennen, te kennen zoals Hij is. ‘t Is als bij twee, een jongen en een meisje, die verliefd op elkaar zijn geworden. Ze hijgen steeds weer naar de ontmoeting, om eikaars aangezicht te zien, opdat ze elkaar meer en meer leren kennen. Daar dorst de liefde naar. ‘t Gebed “dat ik Hem kenne” openbaart het echte geestelijke leven.

Dat leven dat uit God is en door God is, het wedergeboren leven. Het leven dat bestemd is voor de eeuwige zaligheid. Het leven dat God bedoelt en verheerlijkt.

Vandaag weten we het soms niet meer. Wat is het echte geestelijke leven? Het onderscheid kan zo wegvallen. We kunnen zo in de mist terechtkomen. Hoe kunnen kerkmensen heen en weer zwabberen. Van links tot rechts, en van zwaar tot licht. Soms ziet men het zich-afzetten-tegen als de ware godsdienst. In de zin van: “ik ben het hier niet mee eens, en ik ben het daar niet mee eens”. Uiteraard kan dat naar twee kanten. Soms richt men zich tegen de bedienaars van het goddelijk Woord. Men wil een dominee die zegt wat men wil. Een dominee die in het gelijk stelt, die stijft in de gevoelens. Maar een waarlijk geroepen dienstknecht, een die knecht die weet, dat hij verantwoording schuldig is aan zijn Zender, is geen dienaar van mensen, maar dienaar van God en van Jezus Christus. Hij bedient het Woord dat is een tweesnijdend scherp zwaard. Dat Woord laat de diepte van onze val in het paradijs zien. “Er is niemand rechtvaardig, ook niet tot een toe”. Dat Woord laat niets van mij overeind. Dat Woord breekt totaal af, tot de grond toe. Maar niet alleen dat. O neen, er is het Evangelie van de barmhartige God, van Zijn grote en onuitsprekelijke liefde. Het Woord spelt mij de Naam van het vleesgeworden Woord: de Zaligmaker, de Middelaar, de Borg. Toont Hem als de Profeet, de Priester en de Koning, de Koning in al Zijn schoonheid. Al wat aan Hem is, is gans begeerlijk.

Waarlijk - er komt door de Heilige Geest een volk dat gaat bidden: “dat ik

Hem kenne”. Het begint met dat gebed en het gaat voort met dat gebed. Want hoe ik Hem ook heb leren kennen, ‘t is altijd nog ten dele. Er is nog zoveel meer. Daarom blijft dat het gebed.

Nu komt niet allereerst de vraag tot u: kent u Hem, al is het ten dele? Neen - de eerste vraag is: kent Hij u? Hebt u uzelf Hem bekend gemaakt? O zeker - Christus is de goddelijke natuur deelachtig. Ook voor Hem is niets verborgen. Alle dingen zijn voor Hem open. Ook Hij kent van verre onze gedachten. Toch blijft die vraag klemmen: kent Hij u? Door de Heilige Geest gaan we onszelf kennen, en hoe meer ik mijzelf leer kennen destemeer ga ik mij Hem bekendmaken, en destemeer maakt Hij Zich aan u bekend.

Moet ik duidelijk zijn? Wel - hoe meer ik mij zelf ga kennen als goddeloos, verdorven, onrein, zondaar, schuldenaar, onrechtvaardig, onheilig, vijand en mij als zodanig aan Hem bekendmaakt destemeer maakt Hij zich aan mij bekend. Dus hoemeer zelfkennis destemeer Christus’ kennis. Daar zit een onlosmakelijk verband tussen. Dus - als u zegt: ik ken Christus nog maar zo weinig, dan kent u uzelf nog zo weinig. O wat is het rijk als Christus Zich bekendmaakt als de Plaatsbekleder, als mijn Borg, mijn Middelaar, mijn Zaligmaker, als Hij tot mij zegt: “Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven”. Ik geef u toe dat het altijd weer aankomt op het geloof. Door het geloof alleen. Doch het geloof onderstelt altijd een nood van waaruit geloofd wordt, ‘t Is de Heilige Geest Die ruimte maakt voor het geloof, om door het geloof Hem te zien: de Christus. Hun ogen opheffende zagen zij niemand anders dan Jezus alleen.

De bede blijft: “dat ik Hem kenne”. Tot het laatste toe. Wij zien nu door een spiegel in een duistere rede. maar alsdan zal ik kennen, gelijk ook ik gekend ben”!

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 november 1998

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 november 1998

Bewaar het pand | 12 Pagina's