Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbesprekingen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbesprekingen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Samuel Prime, De Kracht van het Gebed, 269 blz., f. 29,75, Uitgeverij De Banier- Utrecht. De ondertitel luidt: Het reveil in New York van 1858. Verhaald worden heerlijke betoningen van goddelijke genade in de Fultonstreet, in andere samenkomsten in New York en elders in I857 en 1858. De opwekkingsperiode van 1857- 1859 wordt wel ‘het evenement van de eeuw’ genoemd. Voor de Engelstalige wereld is dat een terechte omschrijving. Aan beide zijden van de Oceaan kwamen mensen tot overtuiging van zonde en schuld. Het kerkbezoek nam toe. Velen braken met hun zondige levenswijze. De Heere mocht geloofd en geprezen worden. De auteur is getuige geweest van geweldige gebeurtenissen die niet het resultaat waren van enig menselijk ontwerp, niet van een onderlinge overeenkomst of voorgeschreven plan. Het was geen opwinding die voorzien, voorspeld en bewerkt was. Het was Gods genade die het gebed weer kracht gaf. De auteur mocht de hand Gods in dit alles opmerken. Het boek is vertaald door mw. P.M. van Overbeeke. Het werd voor het eerst gedrukt in 1859. Het boek getuigt van de worsteling om bekering van zichzelf en familieleden, van vrienden en collega’s. Zakenlieden offerden hun lunchtijd op om samen te komen in gebed. Het gebed leve in ons hart: “Och of al het volk des HEEREN profeten waren, dat de HEERE Zijn Geest over hen gave.” We zouden heel wat kunnen citeren uit dit boek. Op blz. 73 wordt het gevaar van uitstel beschreven. Een matroos verhaalt dat een medematroos ernstig ziek werd in Panama. Hij had zijn medematroos vele malen aangespoord de Heere te zoeken. Maar steeds was zijn antwoord: Nog genoeg tijd. Het was de satan die hem dat in het oor fluisterde. Doet de satan dat niet tot op de huidige dag? Op zijn sterfbed sprak deze matroos snikkend en naar adem snakkend: “Te laat, te laat. ‘Ach!’ riep hij uit, ‘geen rust voor mij. Ik ga ergens heen, maar ik weet niet waar.’ O, ik weet niet waarheen!’ Zijn hoofd zakte terug op het kussen. Ik riep: Ned, ga je sterven? Maar alles wat er gorgelend uit zijn keel kwam, was: Geen rust. En mijn stervende scheepsmaat was niet meer.’ Het moge een krachtige aansporing zijn het ene nodige niet langer uit te stellen.

Arend Kot, Gods wonderlijk genadewerk, 191 blz., f. 34,90, Uitgeverij de Groot Goudriaan- Kampen. De ondertitel luidt: De leidingen Gods in het leven van Arend Kot en Cornelia Baaij. We hebben dit boek met meer dan gewone belangstelling gelezen omdat wij de schrijver en zijn vrouw nog gekend hebben toen wij in Werkendam stonden. We herinneren ons nog goed dat wij de hoogbejaarde Kot bezocht hebben in het ziekenhuis in Gorinchem. Korte tijd later is hij overleden. In het keurig verzorgde boek wordt de weg beschreven die de Heere heeft gehouden met Arend Kot en met zijn vrouw. Kot moest van zichzelf zeggen dat hij onverbeterlijk was, maar ook dat de Heere onveranderlijk is. Kot werd in 1893 te Scherpenisse geboren. In zijn jeugd sloeg hij ernstige vermaningen in de wind. Hij beschrijft hoe hij als 16-jarige jongen naar de kermis zou gaan. Toen hij wilde vertrekken werd hij bij zijn vader geroepen. Die zei tot hem dat hij op de kermis God weleens kon moeten ontmoeten en wat dan? Nadat hij zijn tranen had weggewist en met een brandend geweten is hij toch naar de kermis gegaan. Dan lezen we op blz. 9: “Hoe dichter ik de plaats der ijdelheid naderde hoe banger het me werd. De kermis leek me een hel, alles benauwde me. Tegen de avond barstte een hevig onweer los, zodat alles in brand scheen te staan en dan die vreselijke donderslagen en de woorden van mijn vader: ‘M’n kind, je kon er God weleens ontmoeten.’ Ik ben zo beangst geworden dat ik van die plaats weggevlucht ben om er nooit meer te komen. Het is dan ook de laatste keer geweest dat ik de plaatsen der ijdelheid bezocht heb. Er kwam een gehele ommekeer in mijn leven, ik ging zoeken in de weg van zelfverbetering. Hierin behaagde ik echter meer mezelf dan de Heere.” Kot zocht bekeerd te worden. Tot zijn 36ste jaar heeft hij aan dat gebouw gewerkt. We lezen van beloften die hem gegeven werden aangaande de verlossing en de vervulling daarvan. De mogelijkheid van zalig worden werd ontsloten uit Lucas 15: 1 en 2 waar we lezen van tollenaars en zondaars die tot Jezus naderden. We lezen op blz. 73: “Het was of de Heere mij maar riep en nodigde en mij alsmaar betuigde dat ik niet te slecht was, niet te groot zondaar. Wat was dat voor mij alles wonderlijk, die zoete stem vol liefde, die mij verklaarde zondaren te ontvangen.” Op blz. 76 lezen we dat die dierbare Immanuel hem in het ziekenhuis werd geopenbaard. Nog vele andere zaken zouden te noemen zijn. We besluiten deze bespreking instemmend met het slot van het voorwoord van ds. J. Kareis: “In dit boekje staat dat een mens bekeerd moet worden, en dat God een zondaar bekeren wil, maar ook hoe Hij dit doet. Hierbij dienen we wel te bedenken dat Gods leiding met Zijn kinderen niet altijd eender is. Achterin dit werkje treffen we ook nog mededelingen aan betreffende het leven van zijn vrouw, waaruit blijkt dat ook die een gekende van eeuwigheid was. Het lezen van dit boekje bevelen wij van harte aan. Dat ook onze jeugd er belangstelling voor mocht hebben.”

Prof. dr. J. van Genderen, De Bijbel en de Toekomst, 174 blz. f. 34,95, Uitgeverij J.J. Groen en Zoon.

De ondertitel luidt: “Een blij vooruitzicht voor wie gelooft”. De auteur heeft jarenlang (tot 1993 ) dogmatische vakken gedoceerd in Apeldoorn. Het populair-wetenschappelijke boek is een geslaagde poging een beknopt overzicht te geven van wat de christelijke toekomstverwachting inhoudt. Om u een indruk te geven van de inhoud geven wij de hoofdstukken weer: 1. Nieuwe en oude vragen. 2. Het leven na dit leven. 3. De eindtijd. 4. De wederkomst van Christus. 5. De verwachting van een duizendjarig vrederijk op aarde. 6. De opstanding en het oordeel. 7. Het eeuwige leven. 8. De nieuwe hemel en de nieuwe aarde. Wie na wil denken over genoemde zaken doet er goed aan dit boek dat in kort bestek veel biedt ter hand te nemen. We besluiten met een citaat van blz. 162 “De verheerlijking heeft twee zijden. Aan de verheerlijking van de schepselen door God beantwoordt de verheerlijking van God door de schepselen. Als schepselen door God verheerlijkt worden, is dat het werk van zijn Geest. Het is ook het werk van zijn Geest, als God door zijn schepselen verheerlijkt wordt”.

Ds. F. Bakker, “Gebedsgestalten” in het Hongaars.

Diverse Bewaar het Pand-gemeenten hebben om een herdruk van het bekende boekje van ds. F. Bakker “Gebedsgestalten” in het Hongaars gevraagd. Het is mogelijk dit boekje te herdrukken voor f. 1.08 bij een oplage van 7500 exemplaren. Giften voor dit doel kunnen naar KOEH overgemaakt worden onder vermelding “boekje Gebedsgestalten”. Desgewenst kan men ook aantallen bestellen die dan afgeleverd of afgehaald kunnen worden voor f. 1,40 per stuk. Postbank: 3535181. Rabo: 16.10.04.555 KOEH N ij kerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 maart 1999

Bewaar het pand | 8 Pagina's

Boekbesprekingen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 maart 1999

Bewaar het pand | 8 Pagina's