Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

John Brown - “Christus, de Weg, de Waarheid en het Leven” (10)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

John Brown - “Christus, de Weg, de Waarheid en het Leven” (10)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het zesde hoofdstuk handelt Ds. Brown opnieuw over de heiligmaking. Hij spreekt met name over het doden en kruisigen van de oude mens.

Sinds onze val in Adam zijn wij allen vijanden van de Heere. We zijn van nature geneigd God en onze naaste te haten. Van die “oude mens” hebben al Gods kinderen last. Tot hun laatste snik toe blijft de zonde in hen woelen en zijn er kwade genegenheden. “Ja meer”, zegt u wellicht, is er geen afsterving van de oude mens? Inderdaad maar die afsterving gaat langzaam. Bovendien strekt die afsterving zich uit over het hele leven.

Die vijandschap tegen God wordt genoemd de oude mens, omdat deze gelijk het lichaam uit zoveel delen en leden bestaat. Die delen en leden zijn lusten, verdorvenheden en kwade genegenheden. Zij vormen één geheel.

De leden van het lichaam werken samen. Zo is het ook met de boosheid en vijandschap tegen God in de gelovigen.

In de Heilige Schrift treffen we de uitdrukking “de oude mens” aan.

In Romeinen 6 waar Paulus spreekt over de heiliging des levens staat in vers 6: “dit wetende, dat onze oude mens met Hem gekruisigd is, opdat het lichaam der zonde te niet gedaan worde, opdat wij niet meer de zonde dienen”.

Die uitdrukking wordt ook gebezigd in de Heidelbergse Catechismus. Zondag 33 handelt over de waarachtige bekering. Vraag 88 luidt als volgt: “In hoeveel stukken bestaat de waarachtige bekering des mensen?” Het antwoord hierop is: “In twee stukken: in de af - sterving des ouden, en in de opstanding des nieuwen mensen”.

Het mag duidelijk zijn dat Ds. John Brown in bovengenoemd hoofdstuk een belangrijk aspect van de heiligmaking aansnijdt. Hij begint eerst met de doding en kruisiging van de oude mens. Later handelt hij ook over de hartelijke vreugde in God door Christus. Hij gaat dan uitvoerig in op het groeien in de genade! De Heidelbergse Catechismus noemt dat de opstanding van de nieuwe mens.

De vraag rijst: hoe zal een gelovige Christus gebruiken, opdat hij deze oude mens gekruisigd krijgt?

Laten we eerst bedenken dat de oude mens verafschuwd moet worden. Hebben we wel genoeg oog voor de vijandschap die in ons woont? De vijandschap tegen vrije genade en tegen een goeddoend God!

Daar dienen we bevindelijke kennis van te hebben. Het is namelijk een gevaarlijke en onverzoenlijke vijand. Wie die vijand onderschat, gaat ten onder. We mogen derhalve nooit met hem komen tot voorwaarden van overgave of overeenkomst. O kinderen des Heeren sluit toch geen verdrag met uw oude mens. Zoek nooit het compromis. Er bestaat geen compromis tussen de oude en de nieuwe mens. Geef niet toe aan het vlees. John Brown zegt: “De gelovige diende zijn wakend oog niet zozeer te hebben op dit of dat lid van dit lichaam des doods als wel op het lichaam zelf, of op het beginsel der goddeloosheid en wederspannigheid tegen God, het Hoofd, het Leven, de Geest, of de Wet van dit licaam des doods; want daarin bestaat zijn grootste boosheid en werkzaamheid, en dit staat ons altijd tegen, hoewel niet in ieder deel en lid, maar somtijds in het ene, somtijds in het andere”.

Hoewel de gelovige voornamelijk oog moet hebben op het totale verzet, op het lichaam des doods, toch moet hij met geen enkel deel, lid, of lust van dit gehele lichaam vriendschap sluiten. Al de werkingen des lichaams dienen gedood te worden. Romeinen 8 vers 13 geeft dit duidelijk aan. “Want indien gij naar het vlees leeft, zo zult gij sterven; maar indien gij door den Geest de werkingen des lichaams doodt, zo zult gij leven”.

U hoort het. Dit kan alleen door de Heilige Geest.

Het is het een óf het ander. Of wij sterven, óf wij leven. Of wij moeten de zonde gedood en ten ondergebracht krijgen, of zij zal ons doden.

Als de zaak er zo voorstaat, spreekt het vanzelf, dat de gelovige zeker niet het vlees, de oude mens, voedsel moet geven. Wie zijn begeerlijkheden voedt en stimuleert, sterkt de oude mens. Het wordt dan steeds moei lijker en zwaarder, om de strijd te winnen!

John Brown zegt: “Hier wordt veel van des christens voorzichtigheid en geestelijke wijsheid vereist om te onderscheiden, wat tot koestering van deze of die verdorvenheid (...) kan dienen en om die te onttrekken; gelijk wij allerlei voordeel trachten te ontnemen aan een vijand die tegen ons opkomt”.

Weliswaar moet de gelovige bedenken dat zijn eigen kracht in deze strijd gering is. De listigheid en de kracht van de oude mens is zeer groot. De zonde omringt ons lichtelijk. De bedrieglijkheid van het hart is groot. Wie kent zijn verborgen afdwalingen? David was ervan overtuigd dat hij vele verborgen afdwalingen had. “Wie zou de afdwalingen verstaan? Reinig mij van de verborgene afdwalingen. Houd Uw knecht ook terug van trotsheden; laat ze niet over mij heersen; dan zal ik oprecht zijn en rein van grote overtreding. Laat de redenen mijns monds, en de overdenking mijns harten welbehagelijk zijn voor Uw aangezicht, o HEERE, mijn Rotssteen en mijn Verlosser!” (Ps. 19:13-15).

Wat zou het groot zijn als wij dit David gelovig na leren bidden. Dan leren we alle vleselijke wapenen ter zijde te stellen. We zien uit naar Goddelijke hulp en bijstand in de strijd tegen de zonde. We leren verstaan dat Christus alleen en Zijn Geest de werken des duivels kan verbreken en deze vijand kan doden of kruisigen.

Ds. Brown zegt: “Zo moet hier dan de gelovige om hulp en bijstand zijn toevlucht nemen, tot Jezus den Overste der zaligheid en hij moet Hem volgen en onder Zijn banier strijden, Zijn wapenen gebruiken, die geestelijk zijn (...), Hem aannemen als Leidsman en Bevelhebber, en gereed staan voor Zijn bevelen en onderwijzigingen, wachten op de bewegingen van Zijn Geest en die opvolgen”.

Kortom de ziel dient te wanhopen aan zichzelf en krachtig te zijn in de Heere Jezus. O grijp Hem aan in de strijd tegen de zonde. Zie hierbij op de beloften van Gods goede verbond.

“En de God des vredes zal de satan haast onder uw voeten verpletteren. De genade van onzen Heere Jezus Christus zij met ulieden. Amen”. Tracht uit deze en andere beloften kracht tot u te trekken. Zó alleen kunt u mannelijk vechten.

Zie verder tot versterking van uw hoop, geloof en vertrouwen op Christus, als hangende aan het kruis. Hij overwon de dood. Hij, de duivel, die de macht des doods had, is door Christus aan het kruis verslagen. “De ziel nu gelovende, mag, ja moet het daarvoor houden, dat ze in Christus als het ware sterft aan het kruis en aldaar al deze geestelijke vijanden overwint; alzo gijlieden, zegt de apostel, Rom. 6:11, houdt het daarvoor, dat gij waarlijk der zonde dood zijt. Van nu af mag een gelovige, zelfs terwijl hij nog vecht, zich een overwinnaar rekenen, ja meer dan een overwinnaar, door Hem, die Hem liefgehad heeft, Rom. 8:37”, aldus Brown. Nu gestorven zijnde, is hij bevrijd van de zonde en getrouwd met Christus. Hij is derhalve gehouden deze oude mens, dit lichaam des doods en al zijn leden aan te grijpen als verraders tegen de rechte Koning en Man! Daarom moeten de kinderen Gods het vlees kruisigen met de bewegingen en begeerlijkheden.

Breng daarom alle openbare vijanden door het geloof in het gebed voor Christus. Pleit op Christus’ ambt als Koning en Bevelhebber. Pleit op de getrouwe beloften van het genadeverband, want alleen zo kunnen de kinderen Gods de overwinning door Jezus Christus verkrijgen.

Laten we besluiten met een hartelijke opwekking tot de geestelijke strijd. Paulus moedigt hiertoe Timotheüs aan. “Strijd den goeden strijd des geloofs, grijp naar het eeuwige leven, tot hetwelk gij ook geroepen zijt, en de goede belijdenis beleden hebt voor vele getuigen” (1 Timotheüs 6:12). Paulus wil dat Timotheüs strijden zal de goede strijd, dat is de geestelijke strijd tegen de satan, de wereld en de zonde. Het is een strijd die zeer zwaar is. In ons is geen kracht, geen moed en geen volharding. De vijanden zijn vele en zij zijn sterk. Het is een geloofsstrijd die zonder God en Christus onmogelijk gevoerd kan worden. Het grijpen naar het eeuwige leven is een geloofsdaad. Velen grijpen mis, omdat ze geen strijd kennen. Wie werkelijk strijdt, overwint. Daar staat de Heere Zelf voorin.

“Gij HEER’, alleen, Gij zijt Verwinnaar in den strijd, En geeft Uw volk den zegen”(Psalm 3:4b berijmd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 maart 1999

Bewaar het pand | 8 Pagina's

John Brown - “Christus, de Weg, de Waarheid en het Leven” (10)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 18 maart 1999

Bewaar het pand | 8 Pagina's