Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Belijden en pleiten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Belijden en pleiten

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het treurige bericht dat de stadsmuur te Jeruzalem niet hersteld mocht worden, greep Nehemia hevig aan. Hij was er zo van onder de indruk, dat hij zijn werk niet meer kon doen. Nu zou de vraag gesteld kunnen worden: Waarom maakte hij zich daar zo druk over? De muur was van groot belang; hij zou er moeten zijn om Jeruzalem te verdedigen en te beschermen. Achter de muur waren de stadsbewoners veilig. Ook in geestelijk opzicht zou er sprake zijn van bewaring. Een open stad kan leiden tot een open leven. Een leven van vermenging, ethisch en religieus. Door de muur kon er beveiliging en verdediging van de zuivere dienst des Heeren zijn; het samen leven en verkeren voor Zijn aangezicht. Voor de ballingschap waren er verschrikkelijke zonden. Verlating van de Heere, van Zijn Woord en verbond, eigenwilligheid, afgoderij, elkaar verstoten, onrecht doen en vermenging met de volkeren. Deze zonden zijn naar Nehemia’s overtuiging de hinderpaal voor Jeruzalems herbouw. De zonden van het verleden waren sprekende zonden. Zij moesten beleden en vergeven worden.

Als wij het gebed van Nehemia lezen, valt ons op dat hij niet slechts de zonde van de vaderen beleed, maar hij weet zich één met de zonden van het volk. De meervoudsvorm “wij” lezen we. Daarnaast heeft hij het ook over eigen zonde en die van zijns vaders huis. Dus geen uitschakeling van zichzelf, maar het zich één weten met. Daar worden we in de Bijbel meer opgewezen. Duidelijk wordt daarin gezien de werking van de genade van de Heere.

Genade, gewerkt door de Heilige Geest, maakt ons klein, ootmoedig, nederig voor de Heere. Zelfverheffing valt dan weg. Het staan onder en naast de ander wordt gezien en beleden. Bijzonder voor dominees ligt hierin een les. Wat kan het “zij” of “gij” klinken! Wat kunnen tijdperken ontaarden in afgeven op, met buitensluiting van zichzelf. Hoe anders is dit bij personen als Ezra, Nehemia en Daniël. Zeker moet er naar de Schrift gewaarschuwd worden, maar daar mag het niet bij blijven. Laten we letten op Nehemia.

Na het diep buigen voor de Heere met de belijdenis van zonde en schuld, ook tegenover de geboden, inzettingen en rechten die de Heere door middel van Mozes, Zijn knecht, geboden had, ging hij pleitend bidden, biddend pleiten. Hij deed dit op de trouw en de belofte van de Heere. Vandaar zijn gebed: “Och HEERE, God des hemels. Gij, grote en vreselijke God! Die het verbond en de goedertierenheid houdt die, die Hem liefhebben, en Zijn geboden houden”(Neh. 1:5). Dat betekent: U hebt toch ook Uw beloften gegeven in Uw verbond? Zeker, U hebt gedreigd: “Wanneer er echtbreuk, afwijking en loslating van de Heere is, dan zult Gij onder de volken verstrooien. Een zwaard zal achter u uittrekken en uw land zal woest en uw steden zullen een woestijn zijn” (Lev. 26:33).

Die dreiging heeft de Heere waargemaakt. Israel heeft dit tijdens de ballingschap ondervonden, en dat naar recht. Nehemia boog daaronder. De straffende hand van de Heere was verdiend. Genade brengt tot erkenning en aanvaarding. Maar genade richt het hart en het oog ook op de belofte van de Heere, die vastgelegd is in Zijn Woord. De overtuiging leeft dan in het hart dat de Heere van Zijn Woord niet af kan. Op ’s Heeren Woord wordt gewezen. In die belofte staat beschreven het ondoorgrondelijke, rijke Woord van de Heere. Er komt bekering en het houden van de geboden des Heeren. Men zal komen tot de heilige plaats die de Heere verkoren heeft om Zijn Naam aldaar te doen wonen. Zalig, wanneer het Woord van de Heere alles wordt, wordt geloofd en het uitzien geeft.

De werkelijkheid laat een puinhoop zien. Er wordt gehoord van ellende en smaad. Neergehaalde muren en verbrande poorten. De vijand laat merken dat hij leeft.

Denkt Nehemia aan het gebeuren, aan wat er dagelijks plaatsvindt, aan eigen onwaardigheid, dan moet hij zwijgen. Maar de Heere heeft gesproken! Naar de vervulling ervan ziet hij uit, en dat allereerst omdat door het gebeuren de Naam van de Heere wordt gesmaad en gelasterd. Zijn eer wordt neergehaald. Dat raakte Nehemia ten diepste.

Is dat er nog? Het gebeuren in elke kerk is triest. Er zou heel wat over geschreven kunnen worden. Niet één kerk kan zich verheffen. Elke kerk zou moeten buigen. Elk lid zou zich moeten verootmoedigen voor de Heere. de Geest des Heeren kome en steeds zal gebeden moeten worden: “Uw werk, o HEERE! behoud dat in het leven in het midden der jaren; maak het bekend in het midden der jaren; in de toorn gedenk des ontfermens” (Hab. 3:2). “Sta op, o God! Twist Uw twistzaak; gedenk der smaadheid, die U van de dwaze wedervaart de ganse dag”(Ps. 74).

Het gaat toch om de eer en verheerlijking van de Heere, de voortgang van Zijn werk. Het werk dat spreekt van bekering en heiliging, naar ’s Heeren Woord door Zijn Woord en prediking. Hoe belangrijk is het dienstwerk voor dit en het toekomende leven. De Heere gebruikt het in alle opzichten. In het Woord komen we het regelmatig tegen. Op grond daarvan lezen we zoveel levensgeschiedenissen en gebeurtenissen die nog altijd van betekenis zijn. Daden, leidingen en onderwijzingen des Heeren, die ook nu gekend worden. Het Woord van de Heere is niet tijdgebonden; het is voor alle tijden. Het blijft bestaan totdat aan de eindtijd de genadedeur gesloten wordt.

Nu is er nog een zaak die de moeite waard is om bij stil te staan. In het gebed wordt door Nehemia met nadruk gezegd: “Zij zijn toch Uw knechten en Uw volk, dat Gij verlost hebt door Uw grote kracht en door Uw sterke hand”. Hij wijst op wat de Heere gedaan heeft. Het gebeuren in het verleden laat zien het werk van de Heere. En dat werk stopt niet, breekt niet af, maar zet zich door. De Heere houdt knechten en Hij bezit steeds een volk, een volk naar Zijn Naam genoemd. Dit mag in de donkerheid der tijden tot troost en sterkte zijn. Het mag leiden tot zingen: “De Heer’ is zo getrouw als sterk. Hij zal Zijn werk voor Zijn kerk volenden. Naast deze zekerheid volgt het gebed: Verlaat niet wat Uw hand begon, o Levensbron, wil bijstand zenden”.

Als dit gevraagd wordt, wordt niet aan ’s Heeren trouw getwijfeld, maar zijn er drie zaken die leven: het uitzien naar het doorgaan van ’s Heeren werk; eigen onwaardigheid, waarom de Heere Zich zou moeten terugtrekken of onttrekken; de gevaren van satan, wereld en eigen hart.

Wie dit verstaat en kent, is een vriend en een metgezel van Nehemia.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 september 1999

Bewaar het pand | 8 Pagina's

Belijden en pleiten

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 september 1999

Bewaar het pand | 8 Pagina's