Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Hoe werd er gepreekt in de oude Christelijke Gereformeerde Kerk (1869-1892)? (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hoe werd er gepreekt in de oude Christelijke Gereformeerde Kerk (1869-1892)? (3)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

We zijn in deze serie artikelen bezig een antwoord te zoeken op de vraag die hier boven is verwoord. Na een tweetal inleidende artikelen wil ik vanaf nu telkens een bepaalde predikatie voor het voetlicht halen. Voor dit keer een paaspreek van ds. J. Bavinck. Wie was deze prediker? Over zijn beroemde zoon hoorde u in elk geval wel eens. Dat was de bekende professor Herman Bavinck, de auteur van De Gereformeerde Dogmatiek, een standaardwerk in vier delen. Jan Bavinck was diens vader dus; de ‘oude Bavinck’ wordt hij wel genoemd. Hij leefde van 1826 tot 1909. Hij is afkomstig uit het graafschap Bentheim in Duitsland. Maar hij werd opgeleid in Nederland, door ds. W.A. Kok te Ruinerwold. Hij was Christelijk Afgescheiden predikant o.m. in Bunschoten en Almkerk; later vele jaren in Kampen. Voor een benoeming tot docent aan de Theologische School te Kampen bedankte hij. Hij publiceerde een catechismusverklaring (Kampen 1903/04). Misschien hebt u hem wel in uw kast staan. Aanbevolen!

De preek waarop ik nu nader wil ingaan, is verschenen in een bundel die als titel heeft: ‘Van Bethlehem naar den Olijfberg’. Hel betreft een aantal preken over de zogenaamde ‘feest- en lijdensstoffen’ van diverse christelijke gereformeerde predikanten (Nieuwendiep 1871). Een boek dat in antiquariaten nog wel eens te koop is.

De tekst van de preek is Markus 16:1-7: het bericht van Christus’ opstanding aan de vrouwen. Na zijn inleiding gaat ds. Bavinck allereerst in op het feit (!) van de opstanding van de Heere Jezus. “De opstanding des Heeren was bij de discipelen een feit, boven alle bedenking en allen twijfel verheven.” Boven de “hooggeroemde wijsheid onzer eeuw” uit blijft toch de zekerheid en de feitelijkheid van Christus’ opstanding staan. Door heel de preek heen komt Bavinck hierop terug. Zijn stel-lingname is heel duidelijk. Ongetwijfeld zal hij gedacht hebben aan zijn invloedrijke tijdgenoot prof. J.H. Scholten, vrijzinnig en dus Schrift-kritisch hoogleraar in Leiden bij wie enkele jaren later ook zijn zoon Herman nog college zou lopen. Bavinck weerspreekt de ongeloofsgedachten van de moderne theologie uit zijn dagen helder. “Als de Zoon niet lichamelijk is opgewekt, dan kunnen we het gedrag van de Vader niet rechtvaardigen. Dan is de eer van de Zoon niet te redden. Maar, wat het ongeloof ook zegge, God heeft Zijn Kind Jezus opgewekt. (...) Men heeft in onze dagen beweerd dat Jezus toch wel de Zoon van God kan zijn, ook al ligt Hij nog in het graf. Daartegenover: een dode Zaligmaker is geen Zaligmaker!” De niet-academisch gevormde ds. Jan Bavinck - we horen hem hier als een krachtig apologeet van de leer der Schriften. Tegen de modieuze theologie van zijn dagen!

Toch is hiermee de hoofdlijn van zijn paaspreek nog niet aangegeven. Het gaat de prediker vooral om de betekenis van Christus’ opstanding. Die werkt hij uit in een viertal punten. “De betekenis van de opstanding des Heeren voor 1) Zijn eerste vrienden en vriendinnen, 2) God den Vader, 3) den Heere zelven en voor 4) de Christelijke kerk.” De laatste vier pagina’s van de preek behelzen een aparte toepassing.

In zijn eerste punt benadrukt ds. Bavinck vooral de zorg van de Heere Jezus voor Zijn treurende “vrienden en vriendinnen”. “Wij zien hierin dat de Heere Jezus in waarheid de goede Herder is. Neen, Hij vergeet Zijne schapen niet. Nauwelijks is Hij uit de dooden verrezen, of Hij draagt zorg, dat de zijnen hiervan kennis ontvangen. Met meer dan moederlijke teeder-heid heeft Hij hen lief, en zoekt Hij hen te troosten.” Wat hebben ze veel moeten meemaken de laatste dagen. “Maar dan daagt de derde morgen, en onverwacht hooren zij met hunne ooren en zien met hunnen oogen, dat de Meester uit de dooden is opgestaan, dat Hij leeft. (...) Welgelukzalig is het volk welks God de Heere is. Het volk dat Hij zich ten erve verkoren heeft!”

Opvallend in deze preek is dat niet alleen het nut en de betekenis van Christus’ opstanding voor Zijn Kerk aandacht krijgt, maar vooral ook wat het betekende voor Christus Zelf en voor Zijn heilige Vader. In de opstanding van Zijn Zoon heeft de Heere Zijn Goddelijke deugden verheerlijkt. Ik vat samen: “Bewonder Zijn macht! Hij maakt de doden levend en roept de dingen die niet zijn alsof zij waren. Aanschouw vooral Zijn liefde! De Vader heeft de Zoon lief. Dat wordt hier op de luisterrijkste wijze bevestigd voor het oog van engelen en mensen. Vergeet boven alles niet Zijn trouw! De Heere vervult Zijn voorzeggingen trouw en letterlijk. God de Vader nam met het werk van Zijn Zoon volkomen genoegen. Hij was door Zijn offerande ten volle voldaan. Christus is opgewekt en daardoor is duidelijk bewezen dat Hij God der zonde verzoend, de schuld betaald, het recht der wet vervuld en eene eeuwige gerechtigheid teweeggebracht heeft.”

Wat staat de kerk des Heeren nu op een hecht fundament! In Zijn opstanding uit de doden heeft Christus bewezen de Zoon van God te zijn. En Zijn Vader heeft openbaar getoond volkomen genoegen te nemen met Diens verlossingswerk. “Vraagt gij naai- het fondament, waarop dat Godsgebouw van de Gemeente Gods zoo stevig en onwankelbaar rust, dan wijzen wij u op den Heere Jezus Christus, bepaaldelijk zoo als het uit de opstanding uit de dooden bewezen is, dat Hij de Christus, de Zone Gods en de Zaligmaker der wereld is. (...) Jezus leeft, en van dien levenden Heiland gaat onophoudelijk een nieuw leven uit in het hart van arme zondaren. Wij zijn diep gevallen. Op ons rust niet alleen de toorn Gods en de vloek der wet, maar wij zijn daarenboven dood door de misdaden en zonden. Maar de verheerlijkte Heiland, die dood is geweest en weder levend is geworden, verlost niet alleen zondaren van toorn en vloek, maar herschept hen ook naar het evenbeeld Gods. Door den Geest, dien Hij verworven heeft, stort Hij een nieuw leven in hun hart. Hij leeft om zich te openbaren, en waar Hij dat doet, daar worden harten veranderd en zielen vernieuwd. (...) Vijanden zijn door Hem veranderd in vrienden, en wolven in lammeren.”

In de toepassing tenslotte trekt ds. Bavinck vanuit datgene wat hij tot nu toe behandeld heeft lijnen naar zijn hoorders. Eenduidig? Voor iedereen hetzelfde? Omdat hij gemakshalve het geloof bij ieder veronderstelt? Nee, zeker niet! Hij begint met te vragen: “Zijt ook gij die verandering deelachtig, Toehoorders? Zijt gij met Christus opgewekt tot een nieuw leven? Kent gij Hem en de kracht Zijner opstanding? (...) Ach, hoevelen zijn er, wier hart vervreemd is van Jezus, en van het leven, dat van Hem uitgaat! Hoevelen, die zorgeloos en onverschillig leven, en die ten aanzien van Jezus en hun eeuwig zieleheil in dien dierbaren Verlosser ongevoelig en onaantrekkelijk zijn, even als dooden!”

Deze laatste categorie roept hij toe: “Buigt u neder en knielt voor de voeten van den verheerlijkten Heiland, eer gij het eens gedwongen zult moeten doen, gelijk al Zijne vijanden. Het is nog de welaangename tijd, het is nog de dag der zaligheid, en och, of gij ook bekendet, ook nog in dezen uwen dag, hetgeen tot uwen vrede dient! Weldra daalt de Engel des doods neder, gelijk hier de Engel der opstanding, en dan is het - te laat!” Ds. Bavinck schroomt dus niet in zijn paaspreek een plaats in te ruimen voor een ernstige waarschuwing. Hij wijdt daar zelfs veel woorden aan. Kennelijk is hij ervan overtuigd dat er onder zijn hoorders velen zijn die zich bevinden op (en ik citeer weer) “den breeden weg, dien op het eeuwig verderf uitloopt”. Maar het is niet alleen een woord van waarschuwing, ook de bereidwilligheid van de Heere om zondaren te ontvangen, klinkt. “Wij wijzen u op den Held uit Juda’s stam, die overwonnen heeft. Gaat tot Hem, Hij kan u redden. Gij zijt welkom, hoe groot en menigvuldig uwe zonden ook mogen zijn. Wie tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. Ja, dat heeft Hijzelf gezegd. En ook dit woord is door Zijne opstanding bevestigd en verzegeld.”

Tot slot nog een woord tot “den geloovigen”. “Wie zal nu tegen u beschuldigingen inbrengen? Jezus leeft. Hij houdt Zijne gemeente in stand, bewaart en beschermt haar, zoodat de poorten der hel haar niet zullen overweldigen. Jezus leeft en gij zult leven.”

Zo klonk 130 jaar geleden de paaspre-diking in de Christelijke Gereformeerde Kerk van Almkerk. Bijbels gefundeerd, pastoraal onderscheidend, ernstig waarschuwend en herderlijk opbeurend. “Houdt in gedachtenis dat Jezus Christus uit de doden is opgestaan!”

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 april 2000

Bewaar het pand | 8 Pagina's

Hoe werd er gepreekt in de oude Christelijke Gereformeerde Kerk (1869-1892)? (3)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 april 2000

Bewaar het pand | 8 Pagina's