Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samenvatting van de toespraak naar aanleiding van Jer. 14:7-9

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samenvatting van de toespraak naar aanleiding van Jer. 14:7-9

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hoewel onze ongerechtigheden tegen ons getuigen, o HEERE! doe het om Uws Naams wil; want onze afkeringen zijn menigvuldig, wij hebben tegen U gezondigd. O Israëls Verwachting, Zijn Verlosser in tijd van benauwdheid! waarom zoudt Gij zijn als een vreemdeling in het land, en als een reiziger, die slechts inkeert om te vernachten?

Waarom zoudt Gij zijn als een versaagd man, als een held, die niet kan verlossen? Gij zijt toch in het midden van ons, o HEERE! en wij zijn naar Uw Naam genoemd, verlaat ons niet.

Vijf dagen oorlog, vijfjaren bezetting en nu vijfenvijftig jaren bevrijd. We hebben het op 5 mei herdacht. En hoe is het nü in ons land? Geen economische crisis, geen dreiging van oorlog. Maar een sterke economie en een stijgende welvaart. De technische en de medische mogelijkheden nemen nog steeds toe. Maar in verhouding tot 55 jaar geleden is het een klein gedeelte van ons volk dat rekent met Gods heilzame geboden. Meer en meer gaat de Nederlander op in het aardse. Het materialisme houdt ook voor onze kerkdeuren geen halt. Wat kunnen we bezig zijn met alles van hier beneden.

Zou de welvaart zo ook geen vloek kunnen zijn of worden? Mag ik u vragen: Bent u met ons volk begaan ? Bent u met de kerk in het jaar 2000 begaan? De profeet Jeremia was zéér begaan met zijn volk. Zijn volk is getroffen door het oordeel van de droogte. En dan gaat de profeet voor het volk bidden en het volk vóórbidden. Jeremia sméékt voor het volk tot God. Schuldbelijdend en pleitend. Jeremia bidt opdat het vreselijke oordeel van de droogte weggenomen wordt. Het hele maatschappelijke leven is er door verstoord. Waar het anders een hele drukte was, bij de poorten van Jeruzalem, heerst nu een doodse stilte. Mens en dier lijden onder de droogte. Het hele land treurt en is de ondergang nabij. En ondanks alles zoekt Jeremia het goede voor Jeruzalem. Ondanks de ongerechtigheden, de afkeringen, de zonden. Nee, niet die van hèn, maar die van óns. Het zijn ónze ongerechtigheden die tegen ons getuigen, ónze afkeringen. En daarom: wij hebben tegen Ugezondigd. Bidden wij ook zo, als we zien op ons land en volk? Is het bij ons als bij Jeremia en als bij Daniël: ‘wij hebben gezondigd en onrecht gedaan’? Een waar gebed wordt gekenmerkt door verootmoediging.

Als we onze schuld beleven, beseffen we ook dat de HEERE niet kan horen om onzentwil. Het wegnemen van het oordeel van de droogte maar ook het verhoren van Jeremia’s gebed “verlaat ons niet” kan niet omwille van het volk, maar alleen om Gods wil.

Maar, ... God wil Jeremia niet verhoren. En Hij maakt dat zijn profeet ook bekend: ‘bid niet voor dit volk ten goede. Ik zal hen geen welgevallen doen, maar door het zwaard, door de honger en de pestilentie zal Ik het verteren’. Ontzaglijk. De HEERE verhoort niet! Waarom niet? Wel. als de Judeeërs al tot God zouden roepen in de droogte, dan is het hen toch alleen maar te doen om wegneming van deze straf, om water om hun dorst te lessen en het land te bevochtigen, maar niet om God en Zijn gemeenschap (11:14). Nog eens: waarom gaat God het volk verlaten? Omdat het ‘zo liefgehad heeft om te zwerven’ bij de HEERE vandaan. Het volk leverde zich gedurig uit aan de afgoden (vs. 10). Alle waarschuwingen had het botweg in de wind geslagen. Als volk is er geen toekomst meer. De droogte is één ramp; er zal nog meer volgen. Juda zal weggevoerd worden in een 70-jarige ballingschap. Het besluit staat vast. De maat is vol. Met die boodschap zal Jeremia het bijzonder moeilijk hebben gehad, maar hij heeft het Juda en haar koningen toch voorgehouden niet meer tegen te werken om weggevoerd te worden.

Hoe wij dit moeten duiden naar ons volk toe? Wij moeten daar voorzichtig in zijn. Wel de waarschuwing erin lezen, dat het een volk niet goed zal gaan, als het zich willens en wetens van God afwendt. ‘Zo zij ontheiligen, wat Ik heb voorgeschreven, dan mogen zij gewis voor Mijne straffen beven’. De HEERE laat niet met Zich spotten. Maar wannéér de maat der zonde in ons land vol is en wat de straf dan zal zijn weten wij niet. Misschien is het wel die ontzaglijke aardsgezindheid van onze tijd. Maar ik geloof niet dat het aan ons is om te zeggen dat de tijd is gekomen dat we niet meer mogen en moeten bidden voor ons volk. Integendeel, laten we de HEERE aanlopen als een waterstroom. Voor ons volk, voor ons vorstenhuis en onze overheid, voor onze kerken, voor onszelf en voor onze gezinnen.

Intussen moeten wij ook lering trekken uit het bidden van Jeremia: het is een bidden in verootmoediging en met hartelijke schuldbelijdenis. Beseffend dat de HEERE alleen kan verhoren om Zijnentwil, pleitend op Zijn Naam; doe het om Uws Naams wil. Wat een namen noemt de profeet! Israëls Verwachting. Hij is de Verwachting van elke ware Israëliet. Ook van u? ‘Ik verwacht de HEERE, mijn ziel verwacht en ik hoop op Zijn Woord’ (Ps. 130). Hij is Israëls Verlosser in de tijd van benauwdheid. Hij is de Ruimtemaker en de Heilaanbrenger. Het ziet ook op de Messias, op de HEERE Jezus Christus. Die verlossing tot stand heeft gebracht voor al de Zijnen, Die het door Hem verworven heil uitdeelt door Zijn Geest. In tijden van benauwdheid. Als wij het niet meer weten. Aan het eind komen met al het onze.

Als het dan voor het volk als volk niet meer kan, heel persoonlijk wilde de HEERE het wèl doen. Jeremia en de nog andere getrouwen; ze vormden een rest die behouden zou worden. Hoe donker ook de weg met het volk mocht zijn, de HEERE zag in gunst op die Hem vreesden. Er moést ook een deel behouden worden, want de Verlosser moest nog geboren worden. De HEERE zal een volk hebben dat Hem dienen zal.

Jeremia heeft gepleit voor het volk. Ook uit vers 9 is veel te leren. Zie hoe hij de HEERE dan aanspreekt op Zijn eer! Hij zegt als het ware; HEERE, zo bent U toch niet, als een reiziger, die maar even ergens komt vernachten en dan weer snel verder trekt? U bent toch niet als een moedeloze en een machteloze (een versaagd man), U bent toch een Held? Als U Zich in het geheel terugtrekt, dan is niet alleen het volk verloren, maar dan zal ook Uw Naam ondergaan! Dat mag toch niet? Dat kan toch niet?

Nee, Jeremia roept niet op een opstandige wijze God tot verantwoording. Maar vanuit de diepe geloofsworste-ling, vanuit zijn hartelijke betrokkenheid op de Naam en de eer van God roept hij tot zijn God, zoekt hij zich vast te klemmen aan zijn God: Gij zijt toch in het midden van ons o HEERE. en wij zijn naar Uw Naam genoemd, verlaat ons niet.

Laten we bij onszelf eens nagaan of wij daar ook iets van kennen. Hier is een voorbeeld voor het gebed.

De profeet smeekt of God hen niet verlaat. Verlaat God Zijn kinderen dan op aarde? Voor de waarneming kan dan wel eens zo lijken. Maar wezenlijk niet. Voor het gevoel kan het wel eens zijn: De Heere hoort me niet en Hij weet niet van mijn droevig lot. Maar geeft u aan dat gevoel niet over. Hij kan u wat willen leren als Hij Zijn vriend’lijk aangezicht verbergt. Verootmoediging. Afhankelijkheid. Kleinheid. U een gedurige bidder doen zijn.

Ten aanzien van het héle volk is Jeremia’s gebed niet verhoord. Wel ten aanzien van de rest die behouden zou worden. Want ‘God zal Zijn gunst en goedheid nooit doen enden. Niet feilen in Zijn trouw, noch Zijn verbond ooit schenden’. Er zijn meer voorbidders in de Bijbel van wie niet al hun gebeden zijn verhoord. Maar van Hem, Die -zoals onze Catechismus zegt - onze Voorspreker is, wel. Wij hebben een Voorspraak bij de Vader, Jezus Christus (1 Joh. 2:1). Hij heeft gebeden: ‘Vader, Ik wil dat die bij Mij zijn, die Gij Mij gegeven hebt’. En dat gebed wórdt verhoord. Opdat zij Zijn heerlijkheid mogen aanschouwen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 mei 2000

Bewaar het pand | 12 Pagina's

Samenvatting van de toespraak naar aanleiding van Jer. 14:7-9

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 mei 2000

Bewaar het pand | 12 Pagina's