Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

Wat wachten beoogt

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

En Hij zag, dat zij zich zeer pijnigden om (het schip) voort te krijgen, want de wind was hun tegen

Na de spijziging van de vijfduizend had Jezus Zijn discipelen gedwongen in het schip te gaan en over te varen naar de andere zijde van het meer.

Zij wilden bij hun Meester blijven maar Jezus dwong hen scheep te gaan.

Uit Johannes 6 blijkt hoe de geestdrift van de schare zich uitte na het wonder van de broden. Men wilde Hem met geweld tot Koning maken.

Aan het gevaar, met dit enthousiasme besmet te worden, wil Jezus Zijn discipelen onttrekken. Met tegenzin gaan ze naar het schip. Zij moeten het bevel van hun Meester opvolgen; Zijn wil is wet voor hun leven. Zijn weg te gaan is de voorgeschreven weg. Deze is echter niet altijd duidelijk. Het wordt wel eens een onbegrepen weg, vol tegenheden. Een weg van teleurstellingen. Een weg van pijn, die voert naar de diepte. Een weg van het niet meer weten met de dood voor ogen en geen uitzicht. Op die weg lijkt men overgegeven te zijn, alsof de Heere niet meer weet van hun ellende. Men kan dan niet meer geloven dat het Zijn weg is. Men voelt zich eenzaam en verlaten. Men denkt om te komen. Maar men komt niet om. De Heere bewaart Zijn volk in de grootste nood. Zijn gevoelige tegenwoordigheid kan niet gemist worden. Maar Hij ziet Zijn volk in de nood. Hij sluit Zijn ogen nimmer. De Bewaarder Israels sluimert niet, noch slaapt. Hij is altoos wakende.

De discipelen zijn gekomen op het meer. Plotseling wordt de vrede van de avond verstoord. Het begint geweldig te stormen. De golven van het meer krijgen witte koppen. Ze slaan schuimend tegen het vissersscheepje aan.

Het scheepje begint te kraken. In het scheepje bevinden zich stoere vissers, maar het zijn nu bange mensen. De dood grijnst hun in de ogen. Zullen zij hun graf vinden in de zee? Zullen zij hun Meester niet meer zien?

De Meester, Die op de berg heeft gebeden, staat op de berg. Hij staat daar enkele uren, kijkend naar het schouwspel van de wilde zee. Hij staart naar het schouwspel der golven. Hij kijkt naar het twaalftal aan boord van het schip. Hij kijkt naarde elven, naar Zijn beminden, naar hen, die Hij gemijnd heeft voor eeuwig. Die Hij geliefd heeft voor eeuwig. Die Hij liefheeft met een eeuwige liefde. Hij blijft op Zijn plaats staan tot de vierde nachtwake, tot drie uur in de nacht. Hij ziet hen in hun nood. Maar waarom láát Hij hen in hun nood. Waarom zoveel uur in doodsgevaar? Is dat liefde? Ja, dat is liefde. Wat wij weleens voor liefde houden is altijd geen liefde. Een verwend kind kan soms zeer lastig zijn. Die lastigheid kan op een bepaald ogenblik de moeder zo boos maken dat zij het kind een klap geeft. Het begint te huilen. Door de tranen wordt de moeder bewogen. Zij kan haar kind niet zien huilen. Zij trekt het naar zich toe en kust de tranen weg. Dit is geen liefde, want het kind heeft straf verdiend. Met die kus gaat de moeder iets bevorderen, iets aankweken. Zij bevordert met de kus de groei van de zonde in het hart van het kind.

De Heere kweekt nimmer de zonde van Zijn volk. Hij bewerkt het hart tot zondebesef. Hij leidt tot schuldbelijdenis. Hij leidt Zijn volk ook op wegen waarop zij door druk, strijd en tegenheden eigen machteloosheid, krachteloosheid en hulpeloosheid gaan inzien en beleven. En de uitkomst doet het hart alleen roemen in de Heere.

Een volk dat aan het eind is, dat het moet opgeven, wordt door de Heere gered en heerlijk geholpen. Hij betoont Zijn macht, genade en trouw in het leven. Hij is alles voor Zijn volk en wil er alles voor zijn.

Men moet wel eens een bepaalde, een voor het hart onbegrepen weg, gaan opdat men in die weg zal leren dat eigen hulp en ’s mensen hulp niet alles is. Hij brengt in de nood en redt uit de nood.

Zit u in de nood?

Zit u in een donkere stormachtige levensnacht?

Is het u bang zonder de Heere? Hij komt! Hij komt op Zijn tijd. Hij geeft uitkomst wanneer wij het niet meer van ons eigen ik verwachten.

Tot dat moment wacht Hij. En dan komt Hij als reddende Heere.

Dat wachten om te komen is geen bewijs van hardheid. Hij wacht in liefde. Dat is wijsheid. Hij vergist Zich nimmer. Zijn oog slaat u gade en Hij hoort uw stem. Uw nood gaat Hem ter harte. De Heere verblijdt door Zijn machtige daden. Zijn reddende liefde, de betoning van Zijn macht zal u leiden tot de hartelijke belijdenis:

De HEERE, in Israel geprezen, doet wond’ren, Hij alleen.

Dat is Zijn heilig oogmerk.

Laat Hem besturen, waken!

’t Is wijsheid, wat Hij doet.

Zó zal Hij alles maken, dat g’ u verwond’ren moet, als Hij, Die alle macht heeft, met wonderbaar beleid geheel het werk volbracht heeft, waarom gij thans nog schreit.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 november 2000

Bewaar het pand | 8 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 16 november 2000

Bewaar het pand | 8 Pagina's