Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

UIT DE VERBONDSSCHAT (1)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE VERBONDSSCHAT (1)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

N.a.v. Prof. G. Wisse, Uit de Verbondsschat, 91 blz., f. 19,90, Uitgeverij Koster- Barneveld.

We willen aandacht geven in ons blad aan het boekje van prof. G. Wisse “Uit de Verbondsschat”. Het kwam voor het eerst uit in 1931. In het voorwoord schrijft prof. Wisse dat het niet gaat om een wetenschappelijk dogmatische verhandeling. Nog minder is het bedoeld als strijdschrift. Het is de bedoeling de practische zijde van de zaak te belichten. Het boek handelt over de rechte bevinding, beleving en beoefening van het verbond. De auteur schrijft duidelijk dat er niet voorbij mag worden gegaan aan onze bondsbreuk in Adam. Het dient bevindelijk verstaan te worden wat het is midden in de dood te liggen om daarna meer en meer te mogen leren welke schatten de Heere in het genadeverbond voor

Zijn volk heeft besloten. De ouders worden gewezen op hun dure roeping ten aanzien van hun kinderen.

Eerst naar Adam

Op blz. 11 lezen wij het volgende: “Wie Christus goed zal preken, moet beginnen van Adam te preken. Wie de schatten en weldaden van het genadeverbond wil verstaan, moet eerst weten wat het betekent dat we in een verbroken werkverbond midden in de dood liggen.” Prof. Wisse merkt ten deze ook op dat Abraham in het licht van Adam dient te worden bezien. We moeten in de prediking niet beginnen met Abraham, maar met Adam. Wie niets verstaat van de diepe val en bondsbreuk in Adam, zal ook niets verstaan van hetgeen God aan Abraham en zijn zaad beloofde.

Prof. Wisse wijst erop dat dit alles goed aan de jeugd dient ingeprent te worden. Onwillekeurig komt de vraag boven of dit wel overal geschiedt in de prediking. Is er niet de neiging bij Abraham te beginnen in plaats van bij Adam? Ook binnen onze kerken?

Tevens dient aan de orde te komen dat de Heere recht heeft op de jeugd. De Heere komt met de dierbaarste roepstemmen en lokstemmen. Hij verzekert geen lust te hebben in hun dood, maar in hun leven.

Maar bij dat alles mag het verbroken werkverbond niet voorbij gezien worden. Hier valt ook te denken aan het begin van ons Doopformulier: “Eerstelijk dat wij met onze kinderen in zonden ontvangen en geboren en daarom kinderen des toorns zijn, zodat wij in het Rijk Gods niet kunnen komen, tenzij wij van nieuws geboren worden.” We liggen van nature midden in de dood. Zonder de verschrikkingen van de dood in de eerste Adam te kennen, zal men de vertroostingen uit de tweede Adam niet kunnen genieten, ja zelfs niet nodig achten.

Prof. Wisse spreekt de vrees uit dat er in heel wat kerken veel over het genadeverbond gesproken wordt terwijl er weinig of niets wordt vernomen van het verbroken werkverbond. Als het in zijn tijd al nodig was deze vrees te uiten, is het in onze tijd zeker nodig.

Geschapen in een verbond

De Heere schiep de mens in een verbond met hem: het werkverbond. In de weg van werken der gehoorzaamheid, zou de mens het eeuwige leven uit de Hand Gods ontvangen. De mens was goed geschapen, in ware kennis, gerechtigheid en heiligheid, maar hij kon nog een schrede hogerop komen: dan zou de mens niet meer kunnen zondigen en niet meer kunnen sterven. Het gold in het werkverbond: Doe dat en gij zult leven. Bij ongehoorzaamheid zou de dood volgen. De eis in het werkverbond is dus gehoorzaamheid aan de wil van God. De bedreigde straf was de dood en het loon het eeuwige leven. Adam vertegenwoordigde in dit verbond alle mensen. Wisse omschrijft het werkverbond niet als een genadeverbond, maar wel als een goedertieren verbond (blz. 15). Toen Adam viel, viel hij als hoofd. De val is bondsbreuk, die ons allen aangaat.

Waar zijt gij?

De Heere heeft na de val de mens niet losgelaten, maar heeft hem opgezocht. Voor de val was alles in harmonie met elkaar en alles was in harmonie met God. De reine mens kon God ontmoeten. Toen was er geen Borg nodig. De mens mocht als profeet God groot maken. Maar de mens is moed- en vrijwillig gevallen. Dit is schrikkelijk voor God. God is Zijn kind kwijt. Het heeft Hem verlaten. Maar de Heere zegt: “Waar zijt gij?”.

Alles kwijt

God beluisterde niet meer de aanbidding van de lippen van de mens. De diepe val betekent weigeren God de eer te geven. Dat is beledigend en smadelijk voor God. Dit krenkt Zijn hoogste Majesteit. De mens is als profeet gevallen en als priester. De mens heeft zichzelf van het leven beroofd. De dood verkozen boven het leven. Want de bezoldiging der zonde is de dood. Prof. Wisse roept op blz. 21 op om te bidden om ontdekkend licht over onze bondsbreuk en om genade opdat de dood als dood gekend mag worden en opdat we een voorwerp voor genade zouden kunnen zijn. De zonde is het doorsnijden van de levensband met God. De mens kan tot in eeuwigheid geen Gode- welbehaaglijke vrucht meer voortbrengen. Prof. Wisse schrijft dat men in het algemeen hier snel mee klaar is. Er is weinig aandrang om voor God eens recht te beleven wat het betekent midden in de dood te liggen. Het komt de in de dood liggende mens goed te pas met de mond in vrije genade te roemen zonder de onderwerpelijke, noodzakelijke kennis van het hart van zijn ware diepe ellendestaat voor God. We citeren blz. 22 “De Heere werkt er echter niet overheen. Eer er van genadeverbond sprake kan zijn, roept Hij de mens eerst uit zijn zondige schuilhoek tevoorschijn.” De mens viel ook als koning. De mens moest de hof bebouwen en bewaren. De mens heeft God naar de kroon gestoken. De naam van de gevallen mens is zondaar, doemeling, vluchteling en banneling. De mens is geestelijk dood: naamloos, eerloos en levenloos. De gevallen mens is niet langer profeet, priester en koning ter ere Gods.

Het ontwaakt geweten

In de staat der rechtheid, dus voor de zondeval, voelde de mens zich gelukkig bij het naderen van God. Er lag immers niets tussen God en de ziel. Na de val vluchtte de mens bij God vandaan. Hij kon God niet meer ontmoeten. Hij kon de Heere niet meer onder ogen komen. Van binnen klonk een veroordelende stem, de stem van het geweten, het ontwaakte geweten. Adam en Eva waren gewaargeworden dat zij naakt waren. Het geweten klaagde hen aan. Het geweten was na de val in werking getreden. Zo is het nog. Na het bedrijven van de zonde gaat het geweten werken. Het gevolg is aanklacht, veroordeling en schaamte. Dat veroorzaakt bangheid van binnen. De vijgeboombladeren bieden geen verberging. Van binnen blijft het naakt en veroordeeld. Hier kan alleen borgtochtelijke gerechtigheid bedekken. Dan komt er in plaats van vreze weer vrede.

De vrezende Adam

De genade wordt een mens niet zomaar omgehangen als een kleed om de schouders, maar de Heere maakt eerst plaats voor genade (blz. 29). De mens dient eerst te verstaan hoe noodzakelijk de genade is om de dierbaarheid van de genade te verstaan. De Heere roept de gevallen mens ontdekkend te voorschijn. Dan is het alsof de dood voorhanden is. De gevallen en gedagvaarde mens vreest. Er was nog geen openbaring van het genadeverbond. Er viel niets anders te verwachten dan de uitvoering van het bedreigde doodvonnis. Wie door God ter verantwoording wordt geroepen wordt vervuld met vreze en beving. Adam vreest omdat hij naakt is. Zonder bedekking kan de mens God niet ontmoeten. De mens is ontadeld, ontkroond. We lezen op blz. 31 “Als God de Heilige Geest ons inwendig vernieuwt, worden we niet zomaar uit het paradijs in de hemel, uit de val in de blijdschap van genade overgezet, maar dan laat Hij ons zien, en meer of min doorleven, in welk een schandelijke ontadeling we zijn terechtgekomen. O, dan roept de ziel ook uit: ik ben naakt. Dan gevoelt men het: ik kan God zo niet meer ontmoeten; er moet tussen Hem en mij een bedekking zijn, en ach, die mis ik.” Wie hier niets van heeft geleerd, aldus Wisse, weet niet wat ware ontdekking is. We citeren blz. 32: “Zeker, deze vreze is niet ons betaalmiddel, maar toch zal er voor de Borg geen rechte plaats zijn, als niet eerst gekend wordt waartoe Deze nodig is.”

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 april 2002

Bewaar het pand | 8 Pagina's

UIT DE VERBONDSSCHAT (1)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 april 2002

Bewaar het pand | 8 Pagina's