Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BRIEF VAN HET MODERAMEN VAN DE GENERALE SYNODE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BRIEF VAN HET MODERAMEN VAN DE GENERALE SYNODE

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan de kerkenraden en de predikanten van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland.

Onderwerp: gezamenlijke bidstond en zondag van verootmoediging Groningen Nieuwegem Huizen Rotterdam, mei 2002.

Zeer geachte broeders,

“Indien gij Mij liefhebt, zo bewaart Mijn geboden. En Ik zal de Vader bidden en Hij zal u een andere Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid. Namelijk de Geest der waarheid, welke de wereld niet kan ontvangen. Want zij ziet Hem niet en kent Hem niet. Maar gij kent Hem. Want Hij blijft bij ulieden en zal in u zijn” [Johannes 14 : 15-17].

Wij schrijven u deze brief een enkele week na Pinksteren. De Heere Jezus heeft, toen Hij de diepe weg van Zijn lijden en sterven nog moest gaan, Zijn Heilige Geest beloofd aan Zijn discipelen. En daarmee aan de Kerk van de nieuwe bedeling. Die Geest zou haar in de waarheid leiden en in de eenheid met Christus bewaren. En zo is het ook gebeurd. Christus heeft Zijn Geest niet alleen toegezegd maar Hij heeft haar ook geschonken. Hij heeft gedacht aan Zijn genade. De vruchten van Gods Geest als de Geest der gemeenschap waren al direct merkbaar in de jonge Pinkstergemeente van Jeruzalem. Ze waren dagelijks eendrachtig in de tempel volhardende en van huis tot huis brood brekende. Ze prezen God en hadden genade bij het hele volk, zo lezen we in Handelingen 2.

Het is met gevoelens van verdriet en verlegenheid dat wij deze brief tot u richten. Want de omstandigheden en recente ontwikkelingen in onze Christelijke Gereformeerde Kerken lijken op diverse plaatsen zo heel anders te zijn dan het beeld dat die eerste gemeente vertoonde. En zo anders dan het beeld dat de gemeente van Christus in deze wereld vertonen moet. Wij behoeven u niet in concreto te noemen de namen van de gemeenten waar grote zorgen en noden zijn. Het zal ook u al langere tijd bezig houden wat er met een aantal gemeenten en predikanten van onze kerken gebeurt. Diverse kerkelijke vergaderingen op onderscheiden niveau’s houden zich bezig met het zoeken van oplossingen voor spanningen en problemen die zich allerwegen openbaren. En zelfs is hier en daar de wereldlijke rechter bij deze zaken betrokken. Deze ontstellende zaken beroeren ons en velen met ons.

Naast deze uitslaande branden is er de algemene geestelijke malaise in onze kerken. Wij erkennen het: er is ons nog veel goeds gelaten. De laatste generale synode kenmerkte zich door harmonie en verbondenheid. Onze universiteit groei en bloeit. Velen zien uit naar uitbouw van onze interkerkelijke contacten. En ook op het plaatselijke vlak is er veel om de Heere dankbaar voor te zijn. Maar allerwegen moeten we ons voor Gods aangezicht afvragen: is het geestelijke gehalte van onze kerken niet aan het tanen? En is dat niet een verschijnsel dat zich in de volle breedte van ons kerkelijke leven gelden laat? Zijn er geen ontwikkelingen die wijzen op verwatering en vervlakking, zelfs ook bij ambtsdragers? Wijst het niet op verval als op diverse plaatsen de trouw in de zondagse eredienst merkbaar afneemt? Verspreiden wij persoonlijk en ook als kerken wel de geur van Christus - naar onze jongeren en naar buitenkerkelijken? Om met het thema van de laatste ambtsdragers-conferentie te spreken: “Wie zijn we met elkaar? Wat zijn we voor elkaar?

Wat zijn we samen voor de Heere?” De antwoorden die we op al deze vragen geven moeten, stemmen ons niet tot optimisme.

Geliefde broeders, er is naar onze diepste overtuiging sterke aanleiding elkaar op te wekken tot verootmoediging, tot schuldbelijdenis en tot een dringend smeekgebed. Vanuit de kerken bereikte ons moderamen een aantal verzoeken om de kerken daartoe op te roepen. Deze brief is bedoeld om daaraan gehoor te geven. Van harte hopen wij dat u met ons de nood van onze kerken peilt. Een nood die we vooral als schuld tegenover de Koning der kerk moeten erkennen. “Wij hebben gezondigd, wij met onze vaderen!” We zijn onvoldoende getrouw geweest in onze roeping om het pand dat Hij ons in handen heeft gegeven, te bewaren. De Heere zou geen onrecht doen wanneer Hij ons aan onze dwaasheid zou overleveren. Laten we ons daarom tot Hem keren om uitkomst. En om de krachtige werking van de Geest der genade en der gebeden.

Wij leggen het aan uw hart om in uw persoonlijke gebeden dit alles de Heere bekend te maken. Tevens verzoeken wij u deze dingen in het midden van de gemeente in prediking en voorbede aan de orde te stellen. Wij denken bijzonder aan de morgendienst van zondag 16 juni aanstaande, als een dienst van verootmoediging, schuldbelijdenis en gebed. Graag laten we aan u als kerkenraden en predikanten over op welke wijze u uw gemeente op deze dienst voorbereidt. Wij van onze zijde hebben de redacties van de kerkelijke bladen verzocht in hun kolommen hieraan aandacht te geven.

Voorafgaand aan de bedoelde zondag zal er Deo volente op zaterdagavond 15 juni een dienst van verootmoediging, schuldbelijdenis en gebed worden belegd in het kerkgebouw De Tabernakel van de kerk te Ede aan de Verlengde Maanderweg 146. Deze dienst zal beginnen om 19.00 uur. Bij deze brief is een routebeschrijving naar het kerkgebouw gevoegd. In deze dienst zullen ons voorgaan: prof. dr. W.H. Velema, alsmede de predikanten J. Plantinga, J. Westerink en J.M.J. Kieviet. Wij verzoeken u uw gemeente op te wekken deze dienst bij te wonen.

Het is ons hartelijk verlangen dat wij als kerken de weg van verootmoediging zouden gaan. En dat de Koning der Kerk naar onze gebeden zou willen horen.

“Die Mijn geboden heeft en dezelve bewaart, die is het die Mij liefheeft. En die Mij liefheeft, zal door Mijn Vader geliefd worden. En Ik zal hem liefhebben en Ik zal Mijzelf aan hem openbaren” [Johannes 14:21].

Het moderamen van de generale synode,

ds. J. Plantinga, ds. J. Westerink ds. C. van Roekel, ds. J.M.J. Kieviet

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 mei 2002

Bewaar het pand | 8 Pagina's

BRIEF VAN HET MODERAMEN VAN DE GENERALE SYNODE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 30 mei 2002

Bewaar het pand | 8 Pagina's