Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PAULUS EN DE FILIPPENZEN-19

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PAULUS EN DE FILIPPENZEN-19

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Indien er dan enige vertroosting is in Christus, indien er enige troost is der liefde, indien er enige gemeenschap is des Geestes, indien er enige innerlijke bewegingen en ontfermingen zijn; zo vervult mijn blijdschap”

Het is intussen een hele tijd geleden dat ik in ons blad met u luisterde naar de boodschap zoals die tot ons komt in het eerste hoofdstuk van Paulus’ brief aan de Filippenzen. Ik wil na die lange tijd de draad weer oppakken en gaan lezen in hoofdstuk 2.

Hoofdstuk 2 is eigenlijk een voortzetting van wat er in het slot van hoofd stuk 1 staat. In vs. 27 was Paulus daar begonnen aan een nieuw gedeelte, waarin hij de Filippenzen rechtstreeks aanspreekt met allerlei vermaningen en aansporingen, die allemaal onder de beheersing staan van de woorden “Alleenlijk, wandelt waardiglijk het Evangelie van Christus”.

Nu komt er in hoofdstuk 2 wel een verschuiving in de gedachtengang van Paulus. In 1:27-30 tekent hij de christenen in Filippi in hun verhouding tot de wereld om hen heen. Daarin moeten ze standvastig zijn en strijden voor het geloof, want ze krijgen er te maken met tegenstanders en dat kan zelfs op lijden uitlopen. Het verblijf in deze wereld is voor de kerk des Heeren niet altijd gemakkelijk.

In hoofdstuk 2, met name in de verzen 1-4, ziet Paulus de christenen in Filippi in hun verhouding tegenover mede-christenen. Hij gaat nu schrijven over de waardige wandel van hen die de Heere vrezen, maar die wandel wordt dan gezien in verband met de interne verhoudingen binnen de christelijke gemeente.

De hoofdzaak in de verzen 1-4 van hoofdstuk 2 is de oproep tot eenheid (vs. 2b). Die oproep plaatst Paulus allereerst in een bepaald kader (vs. 1,2a). Daarna onderbouwt hij haar met een verwijzing naar de noodzaak van ootmoed en zelfverloochening (vss. 3 en 4). Dat laatste geeft Paulus dan weer aanleiding om over de Heere Jezus te gaan schrijven; eerst over Zijn vernedering (vss. 5-8) en daarna over Zijn verhoging (vss. 9-11).

Kader van de oproep tot eenheid

Eerst dus iets over het kader waarin die oproep tot eenheid staat. Paulus begint met er van uit te gaan dat de Filippenzen bepaalde geestelijke werkelijkheden en ervaringen kennen. “Indien er dan enige vertroosting is...”. Wat bedoelt de apostel? Trekt hij in twijfel of dat bij de Filippenzen werkelijk wel zo is? Het is wellicht goed om een enkele illustratie te gebruiken.

Stel u een generaal voor, die een van de elitetroepen in het leger commandeert. Hij moet met zijn mannen een buitengewoon gevaarlijk karwei opknappen; een karwei waarvan ze allemaal weten dat het niet zonder grote risico’s is. Die aanvoerder spreekt zijn mannen als volgt toe: ‘Als jullie ware liefde hebt voor je vaderland en als jullie hart hebben voor de vrijheid van je volk en als jullie echt eergevoel hebben en straks met eer naar huis wilt kunnen terugkeren, ga dan op die vijand af met moed en toewijding en zorg ervoor dat het moeilijke karwei geklaard wordt’. Hij gebruikt het woord ‘als’. Omdat hij eraan twijfelt of ze wel echte vaderlandsliefde en eergevoel, e.d. hebben? Nee, geen sprake van. Hij kent zijn mannen. Hij weet dat de dingen die hij genoemd heeft aanwezig zijn. Maar als hij het woordje ‘als’ gebruikt dan doet hij dat juist om op hun vaderlandsliefde en hun verlangen naar vrijheid en eergevoel een beroep te doen. Aan die gevoelens en ervaringen appelleert hij.

Dat is het wat Paulus hier doet. Hij noemt een aantal dingen, niet twijfelend of die wel bij de Filippenzen aanwezig zijn. Hij weet dat deze geestelijke werkelijkheden en ervaringen er wel degelijk zijn. En daarvan uitgaande dringt hij er bij hen op aan de eenheid te bewaren in ootmoed en zelfverloochening en zo de vreugde van Paulus vol te maken.

Geestelijke werkelijkheden

Wat zijn dat de dingen waar Paulus een beroep opdoet? Hij noemt er vier. Allereerst noemt hij: ‘vertroosting in Christus’. Vertroosting (ook wel: aansporing, vermaning) die voortvloeit uit de gemeenschap met Christus. Paulus weet dat ze in Filippi geleerd hebben om gemeenschap met de Heere Jezus te beleven. Welnu, vanuit die relatie, die vrucht is van Gods genade, delen ze ook in de vertroostingen van de Zaligmaker.

Vervolgens noemt de apostel de ‘troost der liefde’. Ze hebben er weet van dat de Heere hen liefheeft. Dat draagt in hun leven de vrucht dat zij zelf ook liefhebben. En vandaar uit worden zij gedurig gedrongen om die liefde te betonen. Liefde zoekt immers altijd weer een weg om troost te brengen daar waar troost nodig is. Dat behoort tot de ware aard van de liefde.

Dan noemt Paulus de ‘gemeenschap des Geestes’. De Heilige Geest heeft een band gelegd en door die band zijn hun harten aan elkaar verbonden. De Geest heeft hen geleerd wat de ware onderlinge gemeenschap is.

Tenslotte lezen we van ‘innerlijke bewegingen en ontfermingen’. In Filippi zijn ze ook onderwezen in wat barmhartigheid is. Zelf hebben ze leren leven van Gods barmhartigheid en zo hebben ze geleerd bewogen te zijn met medemensen. Die bewogenheid zoekt een weg om aan die anderen de helpende hand te bieden en zo barmhartigheid te bewijzen.

Deze dingen zijn in Filippi dus niet onbekend. Dankzij het werk Gods dat in hun midden heeft plaats gevonden en openbaar gekomen is, zijn de door Paulus genoemde zaken werkelijkheden. Welnu, daar doet Paulus nu een beroep op. Aangezien jullie van deze dingen geen vreemdelingen zijn. .. jaag daarom de eenheid na.

Paulus’ blijdschap

Paulus doet ook nog een beroep op iets anders. Namelijk op de unieke relatie die er bestaat tussen hem en de Filippenzen. Hij heeft die gemeente mogen stichten en hij heeft er bijzondere banden mee. Vanuit die relatie roept hij de Filippenzen op zijn blijdschap te vervullen.

De apostel weet wat blijdschap is Hij schreef er al eerder over (1:4,18). Waar hij nu om vraagt is dat de Filippenzen zijn blijdschap willen vol maken. Dat ze de beker tot de rand willen vullen. Zo gebruikt hij die bijzondere relatie als een nieuw en krachtig argument om eenheid na te streven. Hij wil als het ware zeggen: Gelet op wat er tussen u en mij is als bewijs van de bijzondere genade die de Heere in Filippi heeft bewezen kunt u het mij toch niet aandoen om in onenigheid met elkaar te leven? U gunt het mij toch wel dat ik me over u en over de manier waarop u in Filippi uw gemeente-zijn beleeft zal kunnen verblijden? En dan ligt mijn grootste blijdschap daarin dat er vrede en eensgezindheid onder u zal wezen. Zo zal mijn blijdschap vervuld worden.

De apostel heeft dus verschillende argumenten en motieven voor zijn aansporing. Maar welk argument hij ook hanteert, het gaat hem om de waarachtige eenheid binnen de gemeente.

Onmisbare voorwaarde

Zoals we een volgende keer nader zullen zien gaat de eenheid onder de Filippenzen de apostel Paulus zeer ter harte. Maar hij beseft heel wel, dat de zaken die hij aan het begin van hoofdstuk 2 noemt niet minder dan de onmisbare voorwaarde voor die eenheid zijn. Als Paulus niet zou hebben geweten, dat ze deze dingen ontvangen en geleerd hadden - althans in beginsel - dan zou hij de Filippenzen ook niet tot het zoeken en onderhouden van eenheid hebben kunnen aansporen. Deze dingen zijn inderdaad voorwaarde.

Als we dit zo moeten concluderen dan zijn we hier tegelijkertijd bij het probleem waar vele kerken en velen in de kerken mee te kampen hebben. Wat is er namelijk aan de hand? In veel kerken is onenigheid. Er zijn gemeenten die verdeeld zijn en soms verscheurd worden door tegenstellingen. En met de kerkelijke eenheid tussen verschillende kerken loopt het alle-maal ook niet zo vlot. Waar komt dit alles vandaan?

Een van de oorzaken is dat de dingen die bij de Filippenzen gevonden worden en waar Paulus een beroep op doet, bij velen afwezig zijn. De levenspraktijk laat zien dat velen niet echt weten van de vertroosting in Christus en van een leven uit de Geest en van innerlijke bewegingen en ont-fermingen. Hoe komt het dat die vruchten ontbreken? Wel, de boom was nooit goed gemaakt. Er was nooit een echte verandering van het hart en vandaaruit van de levensrichting.

O ja, we kunnen onszelf wel voor veranderde mensen houden. En we kunnen in de prediking ook wel aangesproken worden alsof we allemaal veranderde mensen zijn, maar dat helpt natuurlijk niet. We zullen nooit vanuit Christus kunnen leven als we nog in Adam zijn. De boom zal nooit goede vruchten kunnen vóórtbrengen als hij niet eerst goed gemaakt is. Maar dan moeten we er ook niet op rekenen dat er van eenheid en de beleving daarvan veel zal terecht komen. Hiermee is niet alles, maar wel veel gezegd. Wat in diverse gemeenten gaande is aan onenigheid en verdeeldheid gaat voor een groot deel regelrecht terug op ongeestelijk-heid en gebrek aan beleving van de ware vreze des Heeren. De onmisbare voorwaarden voor de eenheid ontbreken. Een andere conclusie kan helaas niet getrokken worden. De oproep van Paulus kan dan ook niet zonder meer toegepast worden op elke situatie vandaag. De vraag die aan de vraag naar eenheid vooraf gaat is de vraag of er beleving is van de door Paulus genoemde geestelijke zaken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 augustus 2002

Bewaar het pand | 8 Pagina's

PAULUS EN DE FILIPPENZEN-19

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 augustus 2002

Bewaar het pand | 8 Pagina's