Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PAULUS EN DE FILIPPENZEN-22

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PAULUS EN DE FILIPPENZEN-22

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want dat gevoelen zij in u hetwelk ook in Christus Jezus was; Die in de gestaltenis Gods zijnde geen roof geacht heeft Gode even gelijk te zijn (Fil. 2:5,6).

Paulus spoort de gemeente van Filippi aan tot het bewaren van de eenheid door een ootmoedig gedrag, waarin ieder weet heeft van zelfverloochening. Om hen dat nog eens nadrukkelijk op het hart te binden gebruikt hij het voorbeeld van Christus.

Christus als Voorbeeld

Het is onder ons niet zo gebruikelijk om over de Heere Jezus te spreken als een voorbeeld. Dat doet ons te veel denken aan een theologie en prediking waarin geen plaats is voor het plaatsvervangend verlossingswerk van de Heiland en waarin Hij ontdaan is van wat tot het eigenlijke van Zijn werk behoort. Men houdt dan niet veel meer over dan een Christus die ons voorgedaan heeft wat wij moeten doen. Terecht wijzen we dergelijke opvattingen radicaal af. Laten we maar vasthouden aan de overtuiging dat de Heere Jezus allereerst de verzoening is voor de zonden van de Zijnen, de Borg en Zaligmaker, die een eeuwige verlossing heeft teweeg gebracht. Ja, laten we daar niets van prijs geven!

Maar dat betekent niet dat wij het voorbeeld, dat Hij heeft nagelaten over het hoofd zouden mogen zien en vergeten. Want Hij is wel degelijk ook een Voorbeeld. Paulus zegt dat hier en hij zegt dat niet op eigen gezag. Hij wordt immers geleid door de Heilige Geest, die ook van deze woorden de eigenlijke Auteur is. En bovendien heeft de Heere Jezus Zelf bij een bepaalde gelegenheid gezegd, dat Hij de discipelen een voorbeeld heeft nagelaten.

Ik denk hier aan de geschiedenis van de voetwassing, die we lezen in Joh. 13. Nadat de Heiland de voeten van Zijn discipelen heeft gewassen zegt Hij: “Indien dan Ik, de Heere en de Meester, uw voeten gewassen heb, zo zijt gij schuldig elkanders voeten te wassen. Want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat gelijkerwijs Ik u gedaan heb, gijlieden ook doet” (Joh. 13:14,15). Een voorbeeld, dat navolging verdient. Tevens een voorbeeld van wat Paulus voor ogen staat als hij spreekt over ootmoed en zelfverloochening.

Op grond van wat Johannes bij die gelegenheid de Heiland heeft horen zeggen kan hij later schrijven: “Die zegt dat hij in Hem blijft, die moet ook zelf alzo wandelen gelijk Hij gewandeld heeft” (1 Joh. 2:6). En Petrus, die bij die voetwassing ook nog heel persoonlijk onderwijs van de Heere Jezus heeft ontvangen, gebruikt ook het woord ‘voorbeeld’: “Want hiertoe zijt gij geroepen, dewijl ook Christus voor ons geleden heeft, ons een voorbeeld nalatende, opdat gij Zijn voetstappen zoudt navolgen” (1 Petr. 2:21).

Al deze gegevens bijeen nemend kunnen we tot geen andere conclusie komen dan dat de Schrift ons Christus ook als een voorbeeld doet kennen. En een voorbeeld wordt niet zonder bedoeling gegeven. Een voorbeeld dient om nagevolgd te worden. In welke zin dienen we dan het beeld van Christus te volgen? En hoe moeten we de aansporing van Paulus verstaan? In deze zin, dat Christus in alles wat Hij deed een volkomen gehoorzaamheid aan de wil en wet van Zijn God betoonde.

Christus’ gezindheid

Zonder vragen en zonder verzet heeft Christus Zich steeds weer naar de wil van Zijn God gevoegd. Dat is het punt waarop het aankomt. En in deze zin dienen de Filippenzen Zijn voetstappen te drukken. Christus bracht in praktijk wat Paulus aan hen schrijft. Hij deed geen ding door twisting of ijdele eer. Hij was met ootmoedigheid bekleed. Hij zag niet op het Zijne, maar vooral ook op hetgeen der anderen is. Welnu, als dat dan Zijn gezindheid was en als Hij steeds vanuit deze instelling leefde dan is het de roeping van hen die naar Zijn Naam genoemd zijn, eveneens zo te handelen en wandelen.

Paulus zegt dit met grote nadruk. Het staat er in de gebiedende wijs. Het komt dus in de vorm van een gebod, want het is de plicht van alle gelovigen. Daar mag niemand de hand mee lichten en net doen alsof het er toch ook weer niet zo precies op aan komt. Het gaat om de wil des Heeren en die dient elke ware gelovige toch heilig te zijn. Begrijpt u dat het nogal wat consequenties heeft als we belijden een christen te zijn? Naar Christus heten houdt ook in als Christus wandelen.

Moeten we dit heel letterlijk opvatten? Moeten we bijvoorbeeld eens in de zoveel tijd in letterlijke zin de voeten van mede-gelovigen wassen? Er zijn kringen waarin men deze interpretatie aan de woorden van de Schrift geeft. Ik zeg niet dat dit verboden is of dat het ten enenmale dwaasheid is om zo te denken. Anderzijds geloof ik niet dat de Heere bedoeld heeft de geregelde voetwassing in Zijn kerk in te stellen op dezelfde wijze als waarop Hij bijvoorbeeld het Avondmaal heeft ingesteld. Paulus heeft het over het ‘gevoelen’ van Christus Jezus. Dat is de ‘gezindheid’ van waaruit Hij handelde. Het gaat niet om een mechanische imitatie, zoals we die bijvoorbeeld kunnen zien bij de zogenaamde Flagellanten in de Middeleeuwen, die zichzelf allerlei verwondingen toebrachten en dachten dat ze op deze manier op Jezus gingen lijken. Nee, niet een mechanische navolging, maar een navolgin-ging in de gezindheid van Christus. Het is een geestelijke zaak, waarin het om het hart gaat.

Nu de apostel eenmaal gewezen heeft op Christus en Zijn gezindheid, gaat hij op dat Voorbeeld nader in. Zoiets gebeurt vaker in de brieven van Paulus. Schrijft hij over een bepaald onderwerp dat te maken heeft met de dagelijkse levenspraktijk, dan ziet hij steeds weer gelegenheid om daarbij ook te wijzen op de Heere Jezus. Zie bijvoorbeeld in Ef. 5. Daar gaat het over het huwelijk en over de plaats van zowel de man als de vrouw in het huwelijk. Maar ook dan tilt Paulus zijn betoog omhoog, door op Christus te wijzen en op de manier waarop Hij tegenover Zijn bruidskerk staat.

Pre-existentie van Christus

Welnu, nadat hij hier gewezen heeft op de gezindheid van Christus gaat hij aantonen hoe die gezindheid was. Daartoe brengt hij eerst ter sprake de zogenaamde pre-existentie van Christus. Hij gaat iets zeggen over hoe Christus was voordat Hij vlees en bloed aannam uit Maria. “Die in de gestaltenis Gods zijnde”.

Voordat de Heere Jezus op aarde kwam was Hij ‘in de gestaltenis Gods’. Dat betekent niet dat Hij op God leek, maar dat Hij Zelf God was (en nog is). Hij bestond als God in een staat die overeenkomt met Zijn Godheid, Het Woord, dat in den beginne was, was bij God en was Zelf ook God (Joh. 1:1-3).

Dat Hij God was, was aan alles te merken. Hij deelde in de rijkdommen en voorrechten van God. Van Hem ging niets dan goddelijke heerlijkheid uit. Vergelijk Jes. 6, waar van God gezegd wordt dat Hij omringd is met heerlijkheid. Maar als Johannes dit visoen aanhaalt, past hij de heerlijkheid die op God was, op Christus toe (Joh. 12:41).

En niet alleen ging van de Zoon van God alleen maar goddelijke heerlijkheid en luister uit, ook was alles wat Hij deed, goddelijk. Alle dingen zijn door Hem gemaakt (Joh. 1:3); Hij nam dus deel aan de schepping. En na de schepping deelt Hij in het werk van de onderhouding van alle dingen. Hebr. 1:3 zegt van Hem dat Hij alle dingen draagt door het woord Zijner kracht. Bovendien lezen we ook, dat Hij goddelijke eer en aanbidding ontving: alle engelen aanbaden en gehoorzaamden Hem.

‘In de gestaltenis Gods’ betekent dan ook dat Hij alle goddelijke eigenschappen had. Dat Hij in heel Zijn bestaan kenbaar was als God. Gelijk aan de Vader, omdat Hij van hetzelfde Wezen is met de Vader. Gelijk in macht en kracht en heerlijkheid. Dit is de werkelijkheid van Zijn heerlijkheid die Zijn deel was eer Hij op de aarde kwam.

Het is goed en nodig dit in gedachten te houden. Het kan ons ervoor bewaren romdom het feest van Christus’ geboorte mee te doen met al de sentimentele romantiek, die de viering van dat feest omringt. Het Kind in de kribbe is Gods Zoon. Denk daarom groot van Hem, ook al komt Hij bij Zijn geboorte in de staat van vernedering. Hij is van hemelse afkomst en van goddelijke majesteit; de machtige Schepper en Onderhouder van al het geschapene.

Het is ook nodig steeds weer deze heerlijkheid van Christus te bedenken als in veel theologie van vandaag Christus heel ‘gewoon’ gemaakt wordt doordat alle nadruk komt te liggen op Zijn menselijke natuur. Hij wordt ontdaan van Zijn Godheid en men beseft niet dat men zich op deze manier ontdoet van de mogelijkheid van zaligheid. Kan een Zaligmaker, die alleen mens is, ons redden?

Welnu, deze Zoon van God heeft Zich Borg gesteld. Hij heeft beloofd dat Hij naar de aarde zou komen om het verlossingswerk te doen, tot redding van hen, die de Vader van eeuwigheid heeft lief gehad. Maar hoe zou Hij komen? In de volle heerlijkheid van Zijn Godheid? Zou Hij komen in de gestaltenis Gods, met al de tekenen van Zijn waardigheid aan Zich? Wilde Hij daaraan vasthouden?

Paulus geeft daar antwoord op in het tweede deel van vs. 6. We hopen daar een volgende keer op te letten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 oktober 2002

Bewaar het pand | 12 Pagina's

PAULUS EN DE FILIPPENZEN-22

Bekijk de hele uitgave van donderdag 10 oktober 2002

Bewaar het pand | 12 Pagina's