Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEDITATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEDITATIE

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

“Wees mij tot een rotssteen om daarin te wonen, om geduriglijk daarin te gaan.”

Vele vragen kunnen zich voordoen, als we het nieuwe jaar binnen gaan. Wat zal dit jaar brengen in de wereld? Donkere wolken blijven hangen over al het wereldgebeuren.

Niemand kan het zeggen, hoe het verloop zal zijn, of we bij de vrede bewaard zullen blijven of niet. Wat zal dit jaar betekenen voor het maatschappelijke, politieke en economische leven? Och, we kunnen deze vragen zonder moeite vermeerderen! Niemand is echter in staat deze ongetwijfeld belangrijke vragen te beantwoorden. Zien we op de roepende zonden, op het verval van de Heere en Zijn Woord, dan is er weinig te verwachten. Echter kan toch niemand precies de toekomst voorzeggen. Alleen de Heere weet het. Hij volvoert Zijn Raad tot eer van Zijn Naam en tot heil van Zijn Kerk. Eén vraag blijft er echter bij de ingang van 2003, die wél beantwoord dient te worden, nl. in Wien we geborgen zijn. Wie geen geborgenheid kent in de Heere heeft ten diepste geen toekomst.

En wie geborgen mag zijn in de Heere door de Heilige Geest, die kan wel door veel bewogen worden, maar zijn toekomst ligt vast.

De dichter van Psalm 71 weet door genade van geborgenheid in een vaste schuilplaats. En toch bidt hij er ook weerom.

En dat is niet vreemd. Het gaat hem er immers om, dat hij in de praktijk van zijn leven die geborgenheid bewaarheid mag krijgen.

We hebben hier waarschijnlijk maar te denken aan David. Op latere leeftijd heeft hij deze psalm mogen dichten. In ieder geval in een bewogen tijd van zijn leven, waarin vijanden hem omringden en benauwden Spreekt hij in deze psalm niet van hen, die op zijn ziel loeren? Zijn vijanden spotten met hem en zeggen: “God heeft hem verlaten; jaagt na en grijpt hem, want daar is geen verlosser.” Geen vreemde taal trouwens voor Gods ware gunstgenoten! Maar temidden van die bestrijding wordt het gebed beoefend of de Heere hem tot een schuilplaats wil zijn: “Wees mij tot een rotssteen om daarin te wonen en geduriglijk daarin te gaan...”

Het beeld, dat in dit woord voor de vaste schuilplaats in God gebruikt wordt, is bekend. Heel vaak is de rotssteen beeld in de psalmen voor de veiligheid en geborgenheid. Denk eens aan Psalm 40...“en heeft zijn voeten op een rotssteen gesteld” en aan Psalm 61: “Leid mij op een rotssteen, die mij te hoog zou zijn.” Doch hier spreekt het beeld weer enigszins anders. In die Psalmen gaat het er om, dat men op een rotssteen geleid wordt. Hier wordt echter gesproken van het wonen in een rotssteen. Dat maakt ook de geestelijke betekenis van dit beeld weer enigszins anders en intiemer. In de rotsen werden altijd in het bergland van Judea veel spelonken gevonden; we hebben te denken aan een soort holen, die in het kalkgebergte gemakkelijker konden ontstaan. Zulke spelonken dienden vaak tot een toevluchtsoord voor verdrukten. David kende ze uit ervaring heel goed. De spelonk van Adullam is bekend, waar tot David vergaderden alle man, die benauwd was en alle man, die een schuldeiser had en alle man, wiens ziel bitterlijk bedroefd was.

In zo’n rots had men dus een schuilplaats en was men beveiligd tegen alle gevaar van rondom. Een wat wonderlijke gedachte komt dan hier openbaar. De dichter vraagt erom, dat de Heere hem tot een rotssteen wil zijn om daarin te wonen. Dus niet of de Heere bij hem in zijn hart wil wonen.

Dit is al groot, maar hij vraagt om iets, dat nog groter is, dat hij in God een woning mag hebben. En wonen betekent hier veiligheid bezitten, schuilen, rust en vrede hebben.

Ja, ook gemeenschap mogen kennen met God. Dan is er schaduw tegen de toorn over de zonde, ontkoming aan het oordeel en verberging tegen de brandende vijandschap.

Zoekt ge dat voor 2003? Och, we kunnen misschien heel veel ontvangen in dit jaar dat voor ons ligt. Een overvloed van aardse goederen. Elke dag weer uw dagelijks brood. De Heere kan u in Zijn lankmoedigheid nog sparen, zoals Hij u van het oude in het nieuwe jaar nog draagt. Maar de grote vraag voor ons allen persoonlijk is toch maar, of we die woning in de hemelse Rotssteen hebben leren kennen.

Die woning wordt van nature niet gekend. Dan schuilen we, o zo gemakkelijk in onze eigen woning en hebben we er geen erg in, dat deze straks in het stervensuur in elkaar stort en ons meesleurt in het eeuwig verderf.

O, dan kunnen we ons in dit leven met allerlei vrome redeneringen op de been houden, maar weet het toch: buiten deze Rotssteen wacht het eeuwige verderf. God heeft in Christus een Rotssteen bereid ter woning. De hoge, heilige God kan geen zondaar in Zichzelf ontvangen. Hij is een verterend vuur voor ieder die van Hem is afgevallen. Alleen in het verzoenend Borgwerk van Christus wordt die schuilplaats en woning in God ontsloten.

O,’s Heeren roepstemmen gaan nog uit in dit heden der genade, dat er nog een woning is voor een arm verloren zondaar in Hem Zelf. Dringend beveelt Hij die woning aan als noodzakelijk om gered te mogen worden en ook in zijn hoge waarde voor onze ziel. Als ge dan zonder God voor uw hart en zonder Borg voor uw ziel het jaar 2003 ingaat, laat dit dan het hoogste goed mogen worden. Smeek om het ontdekkend licht des Heiligen Geestes om als verloren mens in deze hemelse woning een schuilplaats te ontvangen.

Nergens kan voor schuldverslagen zondaars meer ontkoming gevonden worden. De schuld moet betaald en de rekening moet vereffend worden. Doemwaardig voor God weten ze, dat ze het verdiend hebben voor eeuwig buiten Hem om te komen.

Maar zalig als deze Rotssteen in Christus hen geopend wordt en zij door een waar geloof geleid worden naar binnen.

O, daar gaan ze de vrede en rust ervaren, die er in God in Christus liggen. Daar worden de wonderen Gods zo nameloos groot en mogen ze smaken de zalige gemeenschap met de Heere, Die hen meer waard is dan alle schatten hier beneden. Dan kan de toekomst brengen, wat de Heere in Zijn Voorzienigheid over hun leven brengt, maar veilig zijn zij.

Hebben ze dan altijd voor hun ziele-leven de genieting van die rust en vrede? Nee, als dat waar was zou David deze Psalm en vele andere niet gezongen hebben. Moge ze, wat hun staat betreft, die vaste schuilplaats in deze hemelse Rotssteen gevonden hebben, wat hun stand aangaat, ervaren zij de kracht daar niet altijd van.

Daarom staat hier ook wat achter: “om geduriglijk daarin te gaan.....”

In een woning hier beneden gaan wij uit en in. Telkens weer en telkens weer gaat de betekenis van die woning spreken.

Iemand, die in langere tijd niet thuis geweest is door allerlei omstandigheden, die stemt het toch wel tot bijzondere blijdschap als hij weer terug mag zijn. En trekt u het beeld hier even door. Van Gods zijde gaat voor de kinderen van God de veilige schuilplaats, die in God in Christus bereid is, nooit meer dicht. Maar van hun zijde kunnen de liefelijkheden van die woning gemist worden en kan de kracht ervan heel ver weg zijn. Nu eens worden ze bestreden door allerlei vijanden. Dan weer benauwen hun afmakingen hen. Nu eens doet de kracht van de wereld zich gelden, die door allerlei verleiding toch zo dichtbij het hart van Gods gunstgenoten blijft. Dan weer verflauwt het leven des gebeds en gaan ze in dodigheid hun weg. En daarom: “om geduriglijk daarin te gaan”, telkens opnieuw wordt deze hemelse woning in God ontsloten. Missend en in nood worden ze daar telkens opnieuw binnengeleid om gedurig weer de kracht daarvan te ervaren In God houdt die verbergende- en bewarende kracht nooit op. Al de uren, al de ogenblikken van 2003, die beleefd mogen worden. Wat is het dan een gelukkig volk, dat deze schuilplaats en woning mag kennen en bezitten.

Staat ge er buiten? Zoek het heden, eer het eeuwig te laat is.

Staat ge van verre? Wel ontdekt aan uw gemis en ellende, maar geen Helper voor uw ziel? Houdt er dan op aan, allen die toch niet buiten de Heere kunnen leven en die een druipend oog tot God kennen. Hij bemoedigt een arm volk, maar roept dat volk óók toe om niet te rusten, eer dat zij binnen zijn. En .... ’t valt mee om als een hulpeloze van Hem redding te verwachten. Zijn hemelse woning is als de spelonk van Adullam waar ge geen toegang geweigerd wordt voor die bitterlijk bedroefd van ziel zijn. Ja, dan gaat ge door het wonder binnen en wordt ook de gedurige kracht alleen door het wonder ervaren van Zijn werk en Zijn genade. Om alleen binnen in die woning van Zijn wonderen te zingen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 2003

Bewaar het pand | 16 Pagina's

MEDITATIE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 januari 2003

Bewaar het pand | 16 Pagina's