Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

PAULUS EN DE FILIPPENZEN -25

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PAULUS EN DE FILIPPENZEN -25

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is al geruime tijd geleden dat ik voor de laatste keer in ons blad schreef over Paulus’ brief aan de Filippenzen. Telkens was er weer iets anders dat om voorrang vroeg, met name op het gebied van de actuele gebeurtenissen op het kerkelijk erf. Intussen ben ik van verschillende kanten benaderd met de vraag of het niet dienstig zou kunnen zijn als ik toch verder zou schrijven over Paulus en de Filippenzen. Omdat ik zelf ook van mening ben dat het onderwijs dat we via deze brief ontvangen inderdaad zeer nuttig is, zal ik aan genoemde suggesties gevolg geven.

Het laatste gedeelte dat aan de orde is geweest sloot af met vers 11 van hoofdstuk 2. In het gedeelte dat door Paulus met dat vers wordt beëindigd, gaat het over de Heere Jezus in zowel Zijn vernedering als verhoging. Paulus geeft daar een korte Christologie. Heeft hij dat gedaan, dan volgt een nieuw gedeelte. Daar pakken we de draad weer op.

Alzo dan, mijn geliefden, gelijk gij te allen tijd gehoorzaam geweest zijt, niet als in mijn tegenwoordigheid alleen, maar veelmeer nu in mijn afwezen, werkt uws zelfs zaligheid met vreze en beven; want het is God Die in u werkt beide het willen en het werken naar Zijn welbehagen (Fil. 2:12,13).

Een nieuw gedeelte. Maar toch, met nauwe aansluiting aan het voorafgaande, zoals blijkt uit de woorden “alzo dan”. Laat ik daarom nog even recapituleren wat er in het voorafgaande te lezen staat.

Beginnend bij 1:27 schrijft Paulus over de levenwandel, zoals die de gelovigen betaamt. Een wandel, waardig het Evangelie. Paulus heeft uitgelegd wat hij daaronder verstaat. In 1:27-30 tekent hij de christen dan zoals die zich gedraagt tegenover de wereld, terwijl hij in 2:1-4 dezelfde christen tekent in zijn gedrag tegenover medechristenen. In dat alles dient de christen de Heere Jezus Christus voor ogen te hebben en dient hij Hem als voorbeeld na te volgen. De plicht van de gelovige heeft Paulus dan ook samengevat in de woorden van 2:5: Dat gevoelen zij in u, hetwelk ook in Christus Jezus was.

Na dit alles doet Paulus nogmaals een dringend beroep op en geeft hij een krachtige aansporing aan de Filippenzen om inderdaad zo te wandelen. Dat vinden we dan in het gedeelte dat met vs. 12 begint. We moeten wat we nu gaan overdenken dan ook verstaan in het licht van wat in het voorafgaande is uiteengezet als de taak van de christen.

Geadresseerden

Tot wie zijn deze woorden gericht? Hier moeten we ons wachten voor een misverstand. En dat misverstand is dat we denken dat Paulus hier spreekt tot mensen zonder onderscheid. Zo worden de woorden van de verzen 12 en 13 nog al eens opgevat. Ze worden dan gelezen als een aansporing aan iedereen om zich te bekeren en de Heere te zoeken. En als iemand dat dan gaat doen dan mag hij er op vertrouwen dat de Heere in hem werkt. Maar dat staat er niet. Dat had Paulus ook helemaal niet in gedachten toen deze woorden door hem op papier gezet werden.

We hebben hier geen woord gericht tot alle mensen zonder onderscheid. De aanspraak in vers 12 maakt dat al duidelijk. Paulus spreekt tot ‘mijn geliefden’. Daarmee heeft hij een bepaalde categorie mensen op het oog.

‘Geliefden’ is een speciaal woord dat gebruikt wordt om de kinderen Gods aan te duiden. Het wordt nooit gebruikt van onbekeerden. De liefde, die er in uitgedrukt wordt is dan ook een speciale liefde. Ze zijn geliefd door Paulus. Maar vooral zijn ze geliefd door God.

Dat het zo verstaan dient te worden blijkt uit de brief zelf. Aan wie schrijft Paulus? Aan degenen, die gemeenschap hebben gekregen aan het Evangelie (1:5); aan degenen in wie God het goede werk begonnen is (1:6); aan degenen die deel hebben aan de genade (1:7). Zij zijn de ‘geliefden’ en tot hen is de aansporing gericht. Maar niet tot mensen in het algemeen.

Zij die niet tot deze categorie behoren en nochtans onder het Evangelie verkeren, worden op andere manieren aangespoord. Tot hen wordt gezegd: Bekeert u en gelooft het Evangelie.

Zoiets als wat Paulus tot de stokbewaarder in Filippi sprak. Laten we dit goed zien opdat we van de aansporing in de tekst die we nu overdenken, niet een verkeerd gebruik maken.

Aansporing

Gaan we de aansporing nader bezien dan ontdekken we dat er drie elementen in zitten. In de eerste plaats is er het centrale bevel: Werkt uws zelfs zaligheid. Dat bevel wordt nader omschreven door twee bijkomende bepalingen. Niet als in mijn tegenwoordigheid alleen, maar veelmeer nu in mijn afwezen. En vervolgens: Met vreze en beven. Tenslotte is er ook nog de troostvolle grond, die Paulus onder de aansporing legt: Want het is God Die in u werkt.... Laten we deze gedeelten stuk voor stuk bezien.

Wat het centrale bevel beteft, Paulus roept ertoe op om de zaligheid te werken. Hij bedoelt, dat dit constant moet gebeuren en niet zo af en toe eens. Het woord ‘werkt’ zou mogelijk nog beter vertaald kunnen worden met: ‘werkt uit’. Het gaat immers niet om het verkrijgen van de zaligheid. De geadresseerden delen al in de zaligheid, die uit genade hun deel geworden is. Waar het Paulus om gaat is dat de verkregen zaligheid uitgewerkt moeten worden. Dat ze daar meer en meer uit zullen leven. En wat hij onder die uitwerking dan verstaat heeft hij in het vorafgaande gedeelte al gezegd.

In de eerste nadere bepaling die hij bij dit bevel geeft, zegt Paulus dat ze dit ten allen tijde moeten doen. Niet alleen in Paulus’ aanwezigheid, maar ook tijdens zijn afwezigheid. Waarom benadrukt hij dit?

U zult u herinneren dat er een sterke verbondenheid bestond tussen de apostel en de Filippenzen. Een verbondenheid van twee kanten. Vanwege die verbondenheid hadden de Filippenzen alles voor Paulus over. Ze voorzagen in zijn nooddruft. Ze hadden Epafroditus naar Rome gestuurd om aan Paulus een blijk van hun meeleven te gaan geven. Maar juist door die verbondenheid was het gevaar aanwezig, dat hun gehoorzaamheid aan het Evangelie beinvloed zou kunnen worden door de aanwezigheid of afwezigheid van Paulus. Is hij bij hen dan herinnert zijn aanwezigheid hen gedurig aan zijn boodschap, zijn aansporingen, e.d. Toen hij bij hen was, waren ze dan ook ijverig en getrouw.

Maar nu zit Paulus in de gevangenis in Rome. Zullen ze hem in Filippi ooit weer zien? Dat is nog maar de vraag.

En zo zou er het gevaar kunnen zijn, dat ze gaan verslappen in het werk en dat er van het uitwerken van hun zaligheid niets terecht komt. Maar dat mag niet. Ze moeten ook nu, nu Paulus afwezig is, ijverig en getrouw zijn. Ja, zelfs nu nog meer dan toen. Het gaat immers niet om verbondenheid aan Paulus, maar om verbondenheid aan de Heerel

Verder wordt gezegd, dat dit uitwerken van hun zaligheid moet geschieden ‘met vreze en beving’. Dat wijst op de instelling waarmee ze de aansporing moeten navolgen. Dat Paulus aan deze woorden veel waarde hecht blijkt uit het feit, dat hij ze in het grieks zelfs voorop heeft geplaatst “Met vreze en beving werkt uit..”

Hetzelfde woordpaar vinden we nog een paar maal bij Paulus. Als hij aan de Corinthiërs vertelt hoe hij de eerste keer bij hen kwam en tot hen sprak, dan zegt hij dat dit met vreze en beving was. Wat bedoelt hij? Immers, als het christelijke leven mede hierdoor gekenmerkt dient te worden, dan is het van groot belang dat we nauwkeurig weten wat Paulus ermee bedoelt.

Bedoelt hij de vrees en de angst van iemand, die een misdaad heeft gepleegd en nu angstig om zich heen kijkt om te zien of er niet iemand komt om hem te arresteren? Is het leven van een christen een angstig leven omdat hij altijd reden heeft om te vrezen voor de straf? Of bedoelt Paulus de vrees die voortvloeit uit onzekerheid? Vrees omdat de christen nooit zeker kan zijn van zijn zaligheid, die hij elk ogenblik weer kan verliezen? Is het leven van een christen dus een leven van voortdurende onzekerheid?

Nee, deze dingen bedoelt Paulus niet. De vrees waar hij op doelt komt voort uit het besef van het grote belang van de zaken die hij aan de orde stelt. Het is geen geringe zaak om dat gevoelen te hebben hetwelk in Christus was... Zeker niet als we daarbij beseffen en ook ondervinden dat in ons vlees geen goed woont.

Ja, het gaat over grote dingen. De wereld om ons heen let op ons. En van die wereld gaat een voortdurende verzoeking uit. De duivel loert op ons en is er voortdurend op uit ons te verstrikken. En aan de andere kant is er de Zaligmaker, die er recht op heeft dat we tot Zijn eer leven en in ons gedrag betonen, dat we van hetzelfde gevoelen zijn als Hij was. Wat een verantwoordelijkheid ligt er op een christen.

Steeds weer is er de vraag: Leef ik niet beneden mijn stand? Leef ik niet tot oneer van Christus? Leef ik niet op zo’n manier dat de wereld de Naam van Christus om mijnentwil kan smaden? Ziet u waar de vrees vandaan komt? Ik ben een zondaar. Het willen is wel bij mij, maar het volbrengen vind ik niet. O, die overgebleven zonde!

Zo zal het uitwerken van onze zaligheid getypeerd worden door vreze en beven.

En dan is er nog de troostvolle grond, die Paulus bij deze aansporing geeft. Want het is God Die in u werkt... Maar de ruimte voor dit artikel is zo ongeveer verbruikt. We zijn dus nog niet klaar met deze belangrijke woorden van de apostel.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 augustus 2003

Bewaar het pand | 8 Pagina's

PAULUS EN DE FILIPPENZEN -25

Bekijk de hele uitgave van donderdag 21 augustus 2003

Bewaar het pand | 8 Pagina's