Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TITUS-7

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TITUS-7

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Paulus heeft zijn mede - arbeider Titus op het eiland Kreta achter gelaten om daar te werken aan de opbouw van de gemeenten. In de brief die hij aan hem schrijft geeft hij hem de nodige instructies en aanwijzigingen met het oog op de uitvoering van die taak. Van groot belang daarbij is de aanstelling van godvruchtige ouderlingen, die thuis zijn in de gezonde leer en die deze leer ook van harte liefhebben en die bovendien in staat zijn om haar door te geven. Maar als zij daarin bezig zijn, zullen ze vanzelf gewaar worden dat er ook andere leringen verkondigd worden en dan zullen zij op die andere leringen een antwoord moeten hebben.

Dwaalleer

Wat overal gebeurde, gebeurt ook op Kreta. Het Evangelie ontmoet tegenspraak. Er zijn ‘tegensprekers’, mensen die het met de boodschap van het Evangelie niet eens zijn. Zij brengen dan ook een andere boodschap. Soms is dat een boodschap die voor een groot deel gelijk is aan het Evangelie, en alleen op een aantal punten daarvan afwijkt; soms is het een boodschap die in zijn geheel anders is en er weinig of niets mee gemeen heeft. Daar komt de gemeente dan mee in aanraking, met alle gevaren die daaraan verbonden zijn.

Daar komen ook de ouderlingen in de uitoefening van hun werk mee in contact. Hoe gaan ze daar mee om? Hebben ze een weerwoord? Kunnen ze de tegensprekers weerleggen? Dat laatste zal wel moeten gebeuren, wil de gemeente bewaard blijven bij de zuiverheid van het Evangelie en wil het werk van gemeente-opbouw niet stagneren. Vandaar dat Paulus in zijn brief aan Titus ook op deze dingen wijst. Ouderlingen moeten de tegensprekers kunnen weerleggen (1:9).

Kennelijk waren er op Kreta nog al wat dwaalleraars en werd er nog al wat verkondigd dat de toets van het Woord niet kon doorstaan. Volgens Paulus hangt de aanwezigheid van zoveel dwaalleer op Kreta samen met de volksaard van de Kretenzen. Veel goede woorden heeft hij voor die volksaard niet over. Met de woorden van Epimenides, een Grieks denker die zelf ook van Kreta afkomstig was, zegt Paulus, dat de Kretenzen altijd leugenachtig zijn en bovendien kwade beesten en luie buiken (1:12). Dat is nog al wat! Niet erg vleiend. Maar Paulus zegt duidelijk, dat dit getuigenis nog waar is ook! (vs. 13).

Nee, de Kretenzen staan niet goed bekend. Er is een leugenachtige, harde, wrede, zelfzuchtige en luie mentaliteit onder hen. Ze zijn alleen maar uit op eigen voordeel en ze zijn liefhebbers van wellusten. Die mentaliteit komt ook uit in hun gedrag in de kerk. Vandaar dat Paulus Titus eraan herinnert dat er ijdelheidssprekers en verleiders van zinnen zijn (vs. 10); mensen die zich begeven tot joodse fabels en geboden der mensen (vs. 14). Ze komen dus met name uit de joodse, de judaïserende hoek, de hoek van de wettische godsdienst. En daarbij gaat het de propagandisten van deze opvattingen ook nog om geldelijk gewin (vs. 11).

Let er bovendien ook nog op, dat Paulus zegt, dat er heel wat van zulke mensen zijn. In vs. 10 zegt hij dat er vele ongeregelden zijn. Dus niet hier en daar een verdwaalde scharrelaar die op deze manier aan de kost zoekt te komen. Nee, Kreta is om zo te zeggen door hele groepen van dit soort volk overspoeld.

Op Kreta was dus een voorbeeld te zien van wat er aan dwaalleer zo al wordt uitgedragen. Daar was het dan een dwaalleer die aan bigelovigheid grensde en die alles zocht in uiterlijkheden. Men beleed wel God te kennen, maar het leven gaf er blijk van dat Hij met de werken verloochend werd. Er was een harde mentaliteit en de daar aangehangen godsdienst had harde vormen aangenomen.

Geboden van mensen werden be - langrijker geacht dan de inzettingen des Heeren. En de mensen gingen eronder gebukt. Zij, ‘die uit de besnijdenis waren’ (vs 10) en die deze dingen verkondigden, hadden kennelijk nog nooit afscheid kunnen nemen van de joodse wettische godsdienst.

Is dat gevaar er nog? Dat zou ik wel denken! En er zullen altijd wel mensen zijn, die op deze manier het Evangelie verduisteren. Ook in onze dagen zijn er mensen voor wie de godsdienst eigenlijk allen maar bestaat in uiterlijkheden en die op dat terrein allerlei geboden opleggen, zonder dat ze ooit aan het innerlijk, aan de verborgen omgang met de Heere, toekomen. Zo goed als er aan de andere zijde ook altijd wel mensen zullen zijn, die het Evangelie verminken door te verkondigen dat een ‘verlost’ mensen kan leven zoals hij wil en met geen enkele wet meer te maken heeft. Er zijn er, die de wet aangrijpen, maar - zoals Paulus zegt - God niet kennen. Er zijn er ook, die God aangrijpen, maar de wet niet kennen en haar ook niet willen kennen.” Het zit niet in de buitenkant’ is een uitdrukking die zulke mensen voor in de mond ligt. En je moet vooral maar niet teveel zeggen van de slordige levensstijl want dat komt je te staan op het verwijt: Wat ben jij nog bekrompen! We leven ‘in de ruimte’.

Weerwoord

Ik wil maar zeggen, dat het vandaag - en dat is mogelijk wat anders dan de situatie indertijd op Kreta, toen het vooral de wettische godsdienst was die opgeld deed - mogelijk is om de ene keer door de wettische hond en de andere keer door de evangelische kat gebeten te worden. Maar daar moeten de ouderlingen dan maar tegen kunnen!

Maar kun je dan nog wel in evenwicht blijven? Temeer als gemerkt wordt dat de mentaliteit bij tijden ook nog aan het verharden is en de atmosfeer in sommige gemeenten al grimmiger wordt. Net als op Kreta. De kwade-beesten mentaliteiten de luie buikeninstelling. Wat vraagt dat van de ouderlingen? Dat ze een weerwoord hebben!

Dat ze de tegensprekers kunnen weerleggen. Met de gezonde leer.

Om daarmee die tegensprekers hun argumenten te ontnemen en aan te tonen, waarin ze van de gezonde leer afwijken. En hen zo beschamen en tot zwijgen brengen. Paulus noemt dat ‘de mond stoppen’ (vs. 11). Eigenlijk zegt hij: Muilkorven.

Is dat niet veel te kras? Gaat Paulus hier niet over de schreef van wat betamelijk is? Zo ga je toch niet met elkaar om? Dienen we ook niet tolerant te zijn? Mensen kunnen toch in onwetendheid dwalen en moet er dan niet een grote mate van geduld zijn in de wijze waarop we met hen omgaan?

Staat Paulus inderdaad wat kort voor de kar? Ziet hij te snel leeuwen en beren? In het licht van de houding die velen vandaag aannemen zou je wel denken dat Paulus veel te hard van stapel loopt. In 3:9 gebruikt hij weer zo’n kras woord: Wederstal En wat te denken van de woorden in 3:10,11? Verwerp een ketterse mens na de eerste en tweede vermaning; wetende, dat de zodanige verkeerd is en zondigt, zijnde bij zichzelf veroordeeld.

Gaat dit te ver? Het hangt er maar van af wat men op het oog heeft. Als we bedenken dat verkeerd zaad een verkeerde oogst oplevert en dat wat in de harten van mensen gezaaid wordt ook wel eens een heel verkeerd resultaat kan hebben zodat mensen bedrogen worden of zichzelf bedriegen op weg naar de eeuwigheid, dan kun je niet gauw te kras optreden. En als er onvoorwaardelijk respect is voor het geopenbaarde Woord van God dan kan een mens niet snel te definitief zijn in de afwijzing van wat van dat Woord afwijkt.

Bovendien, in het kader van gemeen-te-opbouw is het ook duidelijk dat er bij die opbouw geen verkeerd materiaal moet worden gebruikt. Wat gebeurt er als er bij de bouw van een huis verkeerd, slecht, ondeugdelijk materiaal gebruikt wordt? Waarom wordt er zo grondig geinspecteerd of alles wel volgens de plannen gebeurt? Is dat niet nodig? De conclusie ligt voorde hand.

Hoe kan er nu van echte gemeenteopbouw in de bijbelse zin van het woord sprake zijn als de prediking niet de verkondiging van de volle raad Gods is? Als er allerlei arminiaanse elementen zijn binnen geslopen? Of als de moderne theologie kennelijk haar invloed op de prediker heeft gekregen? Hoe kan een gemeente opgebouwd worden als bij kerkenraadsbesluit praktizerende homofielen toegelaten worden aan het gebruik van het Avondmaal? Dat is immers onmogelijk! Mensen kunnen proberen om met allerlei aannemelijk klinkende rederingen zo’n kromme zaak nog recht te praten, maar hoe zou de Heere ooit Zijn goedkeuring kunnen geven aan iets wat uitdrukkelijk tegen Zijn Woord ingaat?

Gemeente-opbouw zonder liefde tot Gods waarheid en echte liefde tot de zielen, op grond waarvan we èn Gods Woord èn die zielen eerlijk behandelen, is een onmogelijkheid. Zonder weerlegging van de dwaling is gemeente-opbouw niet anders dan pleisteren met loze kalk.

Dit artikel werd u aangeboden door: Bewaar het Pand

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 april 2005

Bewaar het pand | 16 Pagina's

TITUS-7

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 april 2005

Bewaar het pand | 16 Pagina's